2.5.Uit het rapport van Notermans (van 2 april 1998) wordt het volgende geciteerd, waarbij de aan de deskundige voorgelegde vragen door de rechtbank cursief worden afgedrukt.
“1.
Welke zijn uw bevindingen bij anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel hulponderzoek, welke diagnose(n) stelt u op uw vakgebied, welke behandelingen werden ingesteld en met welk resultaat?
Ad 1
In het bovenstaande is uitvoerig ingegaan op de anamnese, het fysieke en neuropsychologische onderzoek met als additionele informatie het aanvullend technische onderzoek, waarbij ook de MRI vanuit Arnhem nauwkeurig door ons zijn herbeoordeeld. Er is bij betrokkene door het ongeval van 11 juni 1995 een zeer duidelijk en ernstig whiplash beeld ontstaan met fysieke beperkingen en duidelijke cognitieve reststoornissen naast emotionele distress patronen. Zie “samenvatting”. De restpathologie van het vorige trauma van 1972 is mijns inziens sterk ondergeschikt aan het huidige trauma. Immers betrokkene heeft er na zeker 20 jaar goed gefunctioneerd en heeft destijds ook geen medische hulp gezocht of gekregen. Er is dus geen documentatie beschikbaar, alleen de mondelinge overlevering door betrokkene zelf vermeld.
2. Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk en gemotiveerd aangeven:
a. Waaruit de restklachten en/of restverschijnselen bestaan die op medische gronden als ongevalsgevolg moeten worden beschouwd?
b. Welke van de huidige klachten en/of restverschijnselen naar uw mening reeds vóór het betreffende ongeval bestonden of op enig moment óók zouden (zijn) ontstaan als het ongeval betrokkene niet was overkomen? Kunt u daarbij een indicatie geven op welke termijn en in welke mate dit dan het geval zou zijn (geweest)?
Ad 2.a
Thans resten nog zeer duidelijk en onmiskenbaar van het recente, huidige, ongeval van juni 1995 een evidente forse nek- en hoofdpijn, linker schouderpijn en sensibele sensaties over de rechter wang, kin en keel vanuit de nek komend. Tevens bestaan er duidelijke rest-cognitieve functiestoornissen en concentratieproblemen, welke vooral ook uit het neuropsychologisch onderzoek van drs. G. Cho Chia Yuen blijken. Verder bestaat er een hypertone nek- en schoudermusculatuur en van de lange rugspieren met een duidelijke bewegingsbeperking van het hoofd- halsgebied, deels ossaal bepaald, zoals uit de MRI en het radiologisch onderzoek blijken.
Ad 2.b
Alle genoemde symptomen en verschijnselen zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitsluitend te beschouwen als gevolg van het huidige trauma van juni 1995. De restgevolgen van 1972 zijn mijns inziens dan ook nagenoeg verwaarloosbaar, behalve een resterende lichte nekpijn. Vooral ook zijn uitstekende staat van dienst na het eerdere vroegere ongeval van 1972 er na pleiten tegen enige invloed van dit vroegere trauma. Hij had steeds uitstekende waarderingsrapporten jaarlijks! Zijn huidige invaliditeit en ernstig gebrek aan initiatief met de vermelde vermoeidheid zijn dan ook uitsluitend als rest van het huidige trauma van juni 1995 te beschouwen.
3. Wilt u de mate van functiestoornis (=impairment) op uw vakgebied als gevolg van het ongeval uitdrukken in een percentage(…)?(…)
Ad 3
Er is door dit ongeval van juni 1995 dan ook duidelijk blijvende functiestoornis (…) vast te stellen (…). Totaal dus 13%
Nota bene: Eventueel zou nog te overwegen zijn om arbitrair de vroegere aangebleven nekklachten door betrokken persoon zelf medegedeeld nog op 1 à 2% kunnen worden verrekend.
4.a. Welke beperkingen stelt betrokkene te ondervinden bij activiteiten van het dagelijkse leven, in de vrije tijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening (incluis huishoudelijke arbeid)?
b. Acht u de door betrokkene aangegeven beperkingen aannemelijk op grond van uw onderzoeksresultaten als gevolg van het ongeval?
c. Zijn er andere – niet door betrokkene aangegeven – beperkingen op uw vakgebied en als gevolg van het ongeval, waarmee bij de beoordeling rekening dient te worden gehouden?
d. Wilt u de door u bevestigde beperkingen zo uitgebreid mogelijk omschrijven en zonodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Ad 4.
Door het ongeval zijn er zeker bepaalde beperkingen opgetreden.
a In de huishoudelijke sfeer en vrijetijdsbesteding kan hij niet meer zelf aan zijn huis knutselen, dus niet meer deuren verven of plafonds witten, niet meer tuinieren. Niet meer stofzuigen. Ook kan hij niet meer goed boodschappen doen, niet meer zwaar tillen. Hij kan niet meer tennissen en heeft een zeer korte actie radius bij autorijden.
b Deze beperkingen zijn alle een rechtstreeks gevolg van het recente ongeval van juni 1995.
c Verder dient men ook rekening te houden met zijn emotionele distress, verlaagde frustratiedrempel en gebrek aan stress-tolerantie. Hij is snel ontmoedigd en kan niet meer tegen grotere gezelschappen. Hij heeft een gering integratievermogen en kan zeker geen zaken meer tegelijk verwerken of opslaan.
d Wat het werk betreft, kan hij voorlopig slechts halve dagen zijn computerwerk volhouden, mits in eigen tempo en niet prestatiegericht. Onder tijdsdruk faalt hij snel. Ik heb een globale beperkingenlijst ingevuld. Hij kan zeker geen zwaardere fysieke arbeid meer aan.
5. Is er thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot de ongevalsgevolgen? (…)
Ad 5
Thans, ruim 2 ½ jaar na het ongeval, kan in zijn situatie zeker gesproken worden van een medische eindsituatie, met geen uitzicht meer op verder herstel. Echter ook geen verdere verslechtering meer. De situatie heeft zich geconsolideerd. Er zullen geen wijzigingen meer optreden ten aanzien van zijn huidige functiestoornissen.