In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 25 van de Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen (WAM). De verzoekster, die tijdens een fietstocht op 4 juni 2011 ten val kwam door een onbekende vrachtwagen, heeft het Waarborgfonds aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of verzoekster voldoende inspanningen heeft geleverd om de identiteit van de aansprakelijke persoon vast te stellen, zoals vereist door artikel 25 lid 1 sub a WAM.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster geen aangifte bij de politie heeft gedaan en geen andere redelijke stappen heeft ondernomen om de identiteit van de vrachtwagenchauffeur te achterhalen. Hoewel haar echtgenoot kort na het ongeval contact heeft opgenomen met getuigen en de organisator van de fietstocht, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze inspanningen onvoldoende waren. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van verzoekster lag om contact op te nemen met de politie, wat geen grote fysieke inspanning vereiste. Door dit na te laten, heeft verzoekster de politie de kans ontnomen om onderzoek te doen naar de identiteit van de vrachtwagen en haar bestuurder.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar kon worden verwacht om de identiteit van de aansprakelijke persoon vast te stellen. Hierdoor heeft zij geen recht op schadevergoeding van het Waarborgfonds. De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding afgewezen en de kosten van het geschil aan de zijde van verzoekster begroot op € 4.821,81, maar heeft het verzoek om vergoeding van deze kosten door het Waarborgfonds afgewezen, gezien het ontbreken van aansprakelijkheid aan de zijde van het Waarborgfonds.