Uitspraak
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek houdende akte tot vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek
- de producties 36, 37 en 38 die ten behoeve van het pleidooi van de zijde van Elit zijn toegezonden
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
“De brand heeft gewoed in en om het afzuigsysteem boven de elektrische verdeelinrichting in het restaurant.
Vastgesteld werd dat de brand is ontstaan bij een kabeldoorvoering door een tussenmuur parallel aan het afzuigsysteem. Daar is een (kort)sluiting ontstaan op een scherpe felsrand als gevolg van extra opwarming en trillingen. Een dergelijke wijze van kabelaanleg is beslist niet toegestaan.
“Uit het onderzoek blijkt het volgende:
De mate van vervuiling was van dien aard dat een dergelijke dikke laag slechts opgebouwd kan worden als gevolg van een jarenlange neerslag van vetdeeltjes. Deze neerslag werd aangetroffen in delen van de afzuiging aan het begin van de afzuiginstallatie.”
“Om vervuiling van het afzuigkanaal te voorkomen, dienen de metalen filters in de afzuigkap, afhankelijk van het dagelijks gebruik van de keuken en het gebruik van vetten en oliën, ten minste eenmaal per week gereinigd te worden.”
Op basis van de resultaten van het technisch onderzoek en de door verzekeringnemer afgelegde verklaringen wordt gesteld dat:
- de brand ontstond door oververhitting rondom de locatie van het houtskool-barbequevuur onder de afzuigkap in de horecaruimte;
- de mechanische afzuiging in werking was en de vlamwerking door de kanalen naar de ventilatorkast in de technische ruimte op de verdieping trok;
- door de onvermijdelijke olie- en vetaanslag de brand voeding in het afzuigkanaal vond;
- de elektra pas uitviel toen de eigenaar en zijn medewerker weer naar de verdieping liepen om blustoestellen in te zetten;
- blussing met brandblustoestellen niet doelmatig kon zijn bij deze brand binnen de afzuigkanalen;
- binnen de omkokering van het afzuigsysteem geen componenten van de elektrische installatie werden aangetroffen;
- er in het geheel geen aanwijzingen zijn voor een elektrische oorzaak van de brand.”
Op uw verzoek heb ik op 14 juli 2010 een bezoek gebracht aan restaurant Elit te Amsterdam. Ik heb daar alles wat ik als mogelijk belangrijk beschouw gefotografeerd.
Onder brandsporen wordt door mij begrepen, elk visueel fenomeen dat wijst op vonkvorming ten gevolge van sluiting.
(…)
‘Wij zijn niet bereid de schade te vergoeden omdat niet is voldaan aan hetgeen is bepaald in de clausules z901 en z401 en de schade overduidelijk een gevolg is van het niet nakomen van de bepalingen in deze clausules. De in de clausules genoemde controles of werkzaamheden zijn niet uitgevoerd waardoor deze schade heeft kunnen plaatsvinden.”
(…)
2.13. De clausules z401 en z901 vermelden voor zover van belang:
(…)
Elektrische installatie (“garantie”):
Tenminste eenmaal per drie jaar moet een elektrotechnisch bureau controleren of de installatie hier nog aan voldoet.
“Conclusie 3: Aan de lasparels en de topologie van de aders in de kabel is te zien dat er geen sluiting heeft plaatsgevonden buiten de kabel.
Conclusie 8: De energie die vrijkomt bij kortsluiting is niet voldoende om vuil aan de binnenkant van een afzuigkanaal te doen ontbranden.
Eindconclusie: Er kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de brand in restaurant Elit niet ontstaan kan zijn door een kortsluiting in een door trillingen en temperatuur van een afzuigkanaal beschadigde kabel.”
“Afzuigkap 1000 x 1000 in de keuken:
- de RVS filters zijn normaal vervuild en dienen door u regelmatig te worden schoongemaakt
- de RVS filters zijn normaal vervuild en dienen door u regelmatig te worden schoongemaakt
- de afzuigkap is normaal vervuild
- de aansluiting op de RVS kap d.m.v. aansluiting doorsnede 355 mm is normaal vervuild.
- de filters schoonmaken
- de kappen schoonmaken
- de 90 graden bocht plus buis schoonmaken.”
3.1.1. Indien uit de polis blijkt dat het verzekerde gebouw is gewaardeerd door een of meer door beide partijen benoemde deskundige(n) is deze voortaxatie bindend. (…)
(…)
3.3. Verzekeringnemer heeft de vrijheid ingeval van schade te kiezen om de schaderegeling te doen plaatsvinden op basis van al dan niet herbouwen of herstellen, behalve in de onder 3.3.1. genoemde gevallen. De beslissing over de keuze dient kenbaar gemaakt te worden aan verzekeraar binnen twaalf maanden na de schadedatum. Indien de verzekeringnemer zijn keuze niet binnen de gestelde termijn kenbaar heeft gemaakt of de herbouw of het herstel niet binnen drie jaar na de schadedatum begonnen is of de herbouw of het herstel niet binnen 5 jaar na schadedatum is voltooid, vindt de schaderegeling plaats op basis van de verkoopwaarde. Bij herbouw of herstel wordt naar de herbouwwaarde berekende schadevergoeding uitgekeerd aan de hand van te overleggen nota’s. De schadevergoeding zal niet meer bedragen dan de werkelijke bestede kosten en zal de naar herbouwwaarde berekende schadevergoeding niet overtreffen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
ABN Amro heeft zich op het standpunt gesteld dat Elit de garantieclausules z401 en z901 niet heeft nageleefd, waardoor ieder recht op uitkering zou zijn vervallen. Zij heeft daarbij een beroep gedaan op het inspectierapport van ABN Amro Assuradeuren B.V. waaruit volgt dat op 6 oktober 2005 een inspectiebezoek aan het restaurant heeft plaatsgevonden.
Elit heeft gemotiveerd betwist dat zij de garantieclausules heeft geschonden.
Elit heeft onder verwijzing naar foto 26 van het rapport van Custos, gemotiveerd aangevoerd dat zij deze onderdelen meerdere malen per week heeft gereinigd. ABN Amro heeft dit weliswaar betwist door te stellen dat de mate van vervuiling geen andere conclusie laat dan dat de filters niet wekelijks zijn gereinigd, maar heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Ook in het rapport van [C] wordt deze stelling geponeerd zonder nadere onderbouwing. Wat er ook zij van de mate van vervuiling, van ABN Amro had mogen worden verwacht dat zij haar stelling met feiten en omstandigheden had onderbouwd en had aangegeven waarom de vervuiling niet had kunnen ontstaan indien de filters wel waren schoongemaakt. De enkele stelling dat de vervuiling geen andere conclusie laat is te algemeen en daarom niet toereikend. Nu zij haar stelling niet nader heeft onderbouwd kan deze niet tot enig gevolg leiden.
Ter zake van de verplichting tot jaarlijkse controle geldt dat uit het rapport van Airvento kan worden afgeleid dat de afzuiginstallatie in januari 2010 op goed functioneren is gecontroleerd en goed bevonden. Zonder nadere toelichting kan de stelling van ABN Amro dat op dit onderdeel sprake is geweest van schending van garantieclausule z401 niet worden gevolgd.
.Ter zake van de eis dat de elektrische installatie eens per 3 jaar moet worden gecontroleerd op naleving van de NEN 1010, wordt vooropgesteld dat ABN Amro zich in de procedure steeds uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat de oorzaak van de brand was gelegen in de (aanleg van de) desbetreffende kabel. Ter zitting heeft Elit bij monde van [E], die van de zijde van ABN Amro ter zitting werd omschreven als een deskundige op het gebied van NEN-normen, wederom gemotiveerd betoogd dat de kabel wel voldeed aan de NEN 1010. Nu ABN Amro ook na dit betoog van [E] niet in staat was de bepaling aan te wijzen waaruit blijkt dat de kabel niet voldeed aan de NEN 1010 en ook overigens het betoog onweersproken heeft gelaten, moet als vaststaand worden aangenomen dat de (aanleg van de) kabel voldeed aan de NEN 1010. Daarmee staat tevens vast dat de brand niet had kunnen worden voorkomen door een controle op naleving van de NEN 1010. Wat er ook zij van de controle van de elektrische installatie (die naar Elit heeft gesteld op 5 januari 2010 heeft plaatsgevonden), door de rechtbank wordt geoordeeld dat als er al een schending van de eis van de driejaarlijkse controle op naleving van de NEN 1010 aan de orde is, van enig verband met het ontstaan van de brand geen sprake is.
Voormelde stelling van ABN Amro met betrekking tot het inspectierapport in combinatie bezien met hetgeen Elit zou hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Uit dit inspectierapport kan immers niet worden opgemaakt dat de (aanleg van de) kabel niet voldeed aan NEN 1010.
Gelet op de voortaxatie die volgens de polis heeft plaatsgevonden, verzet artikel 3.3. van SVGEB-2006 zich, naar zij stelt, niet tegen toewijzing van het gevorderde bedrag aan huurdersbelang.
ABN Amro heeft een beroep gedaan op artikel 2.26.3 van de SVINH-2006, maar heeft de tekst van deze voorwaarden niet in het geding gebracht. Daargelaten wat het gevolg daarvan zou moeten zijn, moet worden vastgesteld dat als onweersproken vaststaat dat Elit binnen een jaar mededeling heeft gedaan van haar voornemen het bedrijf voort te zetten, alsmede dat de periode van drie jaar binnen welke het bedrijf klaarblijkelijk zou moeten zijn voortgezet nog niet is verstreken. Dit betekent dat uitkering dient plaats te vinden op basis van nieuwwaarde.
Overigens wordt opgemerkt dat, in het geval Elit niet binnen drie jaar de voortzetting kan realiseren, de vraag luidt of dit, gelet op de (achteraf gezien onterechte) weigering van ABN Amro het schadebedrag uit te keren, in redelijkheid wel aan Elit zou mogen worden tegengeworpen.
Daargelaten de vraag of de polisvoorwaarden SVGEB-2006 van toepassing zijn op vergoeding van het huurdersbelang(en niet SVINH-2006), betekent dit dat ABN Amro haar beroep en haar visie op artikel 3.3. van deze polisvoorwaarden onvoldoende nader heeft onderbouwd. Als gebruiker van de bewuste polisvoorwaarden had ABN Amro uiteen dienen te zetten waarom het desbetreffende artikel ook in de onderhavige situatie van toepassing is. Zonder deze toelichting valt, met name gelet op de bindende vaststelling van de omvang van de schade, niet in te zien waarom Elit nota’s zou moeten overleggen. De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van zowel inventaris als huurdersbelang, kan derhalve worden toegewezen.
ABN Amro heeft betwist dat de gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Zij heeft aangevoerd dat de kosten niet zijn gespecificeerd en dat de kosten gelden als werkzaamheden ter voorbereiding en instructie van de procedure.
Ten aanzien van de gevorderde kosten met betrekking tot het C+B onderzoek en de verrichte taxaties door Troostwijk wordt vastgesteld dat deze zijn gespecificeerd en daadwerkelijk gemaakt, zodat die kosten ten bedrage van € 7.243,29 eveneens voor toewijzing in aanmerking komen.
8.000,00(4,0 punten × tarief € 2.000,00)