ECLI:NL:RBONE:2013:2793

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
C/07/195616 / HZ ZA 12-69
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeraar weigert ten onrechte uitkering na brand in restaurant Elit Turks Restaurant

In deze zaak vorderde Elit Turks Restaurant, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Backx, een schadevergoeding van ABN AMRO Schadeverzekering N.V. na een brand in hun restaurant. De brand vond plaats op 3 mei 2010 en werd gemeld bij de verzekeraar, die vervolgens een onderzoek instelde naar de oorzaak van de brand. De verzekeraar concludeerde dat de brand was ontstaan door een elektrotechnisch gebrek en dat Elit niet had voldaan aan de garantieclausules in de verzekeringsovereenkomst, waardoor zij geen recht had op schadevergoeding. Elit betwistte deze conclusies en voerde aan dat de brand niet was veroorzaakt door een tekortkoming in de elektrische installatie of het niet naleven van de onderhoudsverplichtingen. De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO ten onrechte de schadevergoeding had geweigerd. De rechtbank stelde vast dat de verzekering dekking bood voor de schade en dat de garantieclausules niet waren geschonden. De rechtbank kende Elit een schadevergoeding toe van € 225.017,00, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde ABN AMRO in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 27 februari 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/07/195616 / HZ ZA 12-69
Vonnis van 27 februari 2012
in de zaak van
vennootschap onder firma
ELIT TURKS RESTAURANT,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J. Backx te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert te Zwolle.
Partijen zullen hierna ook Elit en ABN Amro genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek houdende akte tot vermeerdering van eis
  • de conclusie van dupliek
  • de producties 36, 37 en 38 die ten behoeve van het pleidooi van de zijde van Elit zijn toegezonden
  • de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Elit Turks restaurant wordt sinds september 2005 geëxploiteerd door mevrouw [A]. Eind 2007 is de eenmanszaak omgezet naar een vennootschap onder firma (v.o.f.) waarbij naast [A], onder meer haar echtgenoot [B] als vennoot is toegetreden.
2.2.
[A] heeft met ingang van 21 september 2005 een verzekering (bedrijfspolis) afgesloten bij ABN Amro.
2.3.
Op 3 maart 2010 heeft ABN Amro de verlenging van de bedrijfspolis bevestigd en een nieuw verzekeringsbewijs toegezonden dat alle voorgaande verzekeringsbewijzen vervangt.
2.4.
Op 3 mei 2010 is er brand uitgebroken in het restaurant. Elit heeft de brand bij ABN Amro gemeld en verzocht de schade onder de polis te vergoeden.
2.5.
Kort na de brand heeft ABN Amro een onderzoek naar de toedracht van de brand laten verrichten, waartoe zij opdracht heeft verstrekt aan Delta Lloyd Speciale zaken. Het onderzoek is geleid door de heer [C].
2.6.
[C] heeft de heer [D] van Electrical Risk Protection B.V. (ERP) bij het onderzoek betrokken. [D] komt in het onderzoeksrapport van ERP d.d. 24 mei 2010 tot de volgende conclusie:
“De brand heeft gewoed in en om het afzuigsysteem boven de elektrische verdeelinrichting in het restaurant.
Vastgesteld werd dat de brand is ontstaan bij een kabeldoorvoering door een tussenmuur parallel aan het afzuigsysteem. Daar is een (kort)sluiting ontstaan op een scherpe felsrand als gevolg van extra opwarming en trillingen. Een dergelijke wijze van kabelaanleg is beslist niet toegestaan.
Daarnaast werden er meerdere tekortkomingen en gebreken geconstateerd en werd geconstateerd dat niet aan de NEN 1010/NEN 3140 normen werd voldaan. Een inspectie conform NEN 3140, zoals door de verzekeraar vereist heeft niet plaatsgevonden.”
2.7.
Het rapport van [C] van Delta Lloyd van 31 mei 2010 concludeert met verwijzing naar het rapport van ERP:
“Uit het onderzoek blijkt het volgende:
- de brand in het restaurant van verzekerde is ontstaan als gevolg van een elektrotechnisch gebrek,
- de brand heeft gewoed boven de groepenkast en in de afzuiginstallatie,
- verzekerde heeft aan geen enkele clausule voldaan,
- door het niet voldoen aan de clausules is de brand ontstaan, hetgeen verzekerde te verwijten is.”
Elders in het rapport heeft [C] gemeld:
De mate van vervuiling was van dien aard dat een dergelijke dikke laag slechts opgebouwd kan worden als gevolg van een jarenlange neerslag van vetdeeltjes. Deze neerslag werd aangetroffen in delen van de afzuiging aan het begin van de afzuiginstallatie.”
En:
“Om vervuiling van het afzuigkanaal te voorkomen, dienen de metalen filters in de afzuigkap, afhankelijk van het dagelijks gebruik van de keuken en het gebruik van vetten en oliën, ten minste eenmaal per week gereinigd te worden.”
2.8.
Elit heeft als contra-expert aanvankelijk Bureau Von Reth ingeschakeld. In opdracht van Bureau Von Reth heeft Custos Contra Forensics (Custos) op 12 en 14 mei 2010 een onderzoek ingesteld naar de oorzaak, het ontstaan en verloop van de brand. In haar rapport van 1 juni 2010 concludeert Custos:
Op basis van de resultaten van het technisch onderzoek en de door verzekeringnemer afgelegde verklaringen wordt gesteld dat:
  • de brand ontstond door oververhitting rondom de locatie van het houtskool-barbequevuur onder de afzuigkap in de horecaruimte;
  • de mechanische afzuiging in werking was en de vlamwerking door de kanalen naar de ventilatorkast in de technische ruimte op de verdieping trok;
  • door de onvermijdelijke olie- en vetaanslag de brand voeding in het afzuigkanaal vond;
  • de elektra pas uitviel toen de eigenaar en zijn medewerker weer naar de verdieping liepen om blustoestellen in te zetten;
  • blussing met brandblustoestellen niet doelmatig kon zijn bij deze brand binnen de afzuigkanalen;
  • binnen de omkokering van het afzuigsysteem geen componenten van de elektrische installatie werden aangetroffen;
  • er in het geheel geen aanwijzingen zijn voor een elektrische oorzaak van de brand.”
2.9.
Bij akte van 2 juni 2010 hebben de schade-experts van beide partijen de omvang van de schade inzake het huurdersbelang bindend vastgesteld op € 90.000,00. Met betrekking tot de omvang van de schade aan de inventaris is eveneens bij akte van 2 juni 2010, de nieuwwaarde op € 135.017,00 en de dagwaarde op € 69.758,00 bindend vastgesteld.
2.10. Op initiatief van de contra-expert heeft de heer [E] van C+B Advies en Expertises (C+B) op 13 juli 2010 tezamen met [C] de situatie ter plaatse bekeken.
2.11.
Op verzoek van [E] heeft de heer [F] van Vidimus Inspectie en Beheer B.V. vervolgens op 14 juli 2010 foto’s gemaakt van de situatie ter plaatse. [F] heeft op 10 februari 2011 schriftelijk verklaard:
Op uw verzoek heb ik op 14 juli 2010 een bezoek gebracht aan restaurant Elit te Amsterdam. Ik heb daar alles wat ik als mogelijk belangrijk beschouw gefotografeerd.
U vroeg expliciet of er brandsporen aanwezig waren op het afzuigkanaal op de plek waar het kanaal door de muur gevoerd werd.
Zowel op het deel dat door de muur werd gevoerd als op het deel dat op de grond lag, heb ik geen sporen van brand geconstateerd.
Onder brandsporen wordt door mij begrepen, elk visueel fenomeen dat wijst op vonkvorming ten gevolge van sluiting.
2.12.
Bij brief van 1 oktober 2010 heeft ABN Amro het verzoek van Elit om uitkering van de schadevergoeding afgewezen:
(…)
‘Wij zijn niet bereid de schade te vergoeden omdat niet is voldaan aan hetgeen is bepaald in de clausules z901 en z401 en de schade overduidelijk een gevolg is van het niet nakomen van de bepalingen in deze clausules. De in de clausules genoemde controles of werkzaamheden zijn niet uitgevoerd waardoor deze schade heeft kunnen plaatsvinden.”
(…)
2.13. De clausules z401 en z901 vermelden voor zover van belang:
Z401 frituurovens (“garantie”)(…)
Boven de frituurovens moet een deugdelijke afzuiginstallatie aanwezig zijn, die wekelijks wordt gereinigd.
De frituurovens moeten voorzien zijn van een goed werkende maximaal-thermostaat en bij gasverwarmde frituurovens tevens een waakvlambeveiliging. De frituurovens en de afzuiginstallatie moeten jaarlijks door een terzake kundig service-bedrijf op goed functioneren worden gecontroleerd.
Indien in geval van schade blijkt dat niet aan deze garantie is voldaan, verliest verzekeringsnemer alle recht op schadevergoeding tenzij verzekeringsnemer bewijst dat de schade hierdoor niet veroorzaakt of vergroot werd.
Z901 Garanties:Indien ingeval van schade blijkt dat niet aan de van toepassing zijnde “garanties” is voldaan, verliest de verzekeringsnemer alle recht op schadevergoeding, tenzij verzekeringsnemer bewijst dat de schade hierdoor niet is veroorzaakt of vergroot werd, of indien verzekeringsnemer uitsluitend eigenaar van het gebouw is, hij aannemelijk maakt dat het niet nakomen van de garanties hem niet kan worden verweten.
(…)
Elektrische installatie (“garantie”):
De elektrische installatie moet voldoen aan de norm NEN 1010 (veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties) en aan de aansluitvoorwaarden van het stroomleverend bedrijf.
Tenminste eenmaal per drie jaar moet een elektrotechnisch bureau controleren of de installatie hier nog aan voldoet.
2.14.
C+B heeft een onderzoek ingesteld “naar de waarschijnlijkheid van de door de verzekeraar genoemde brandoorzaak”. De conclusie van het onderzoeksrapport van 22 februari 2011 luidt onder meer:
“Conclusie 3: Aan de lasparels en de topologie van de aders in de kabel is te zien dat er geen sluiting heeft plaatsgevonden buiten de kabel.
(…)
Conclusie 8: De energie die vrijkomt bij kortsluiting is niet voldoende om vuil aan de binnenkant van een afzuigkanaal te doen ontbranden.
(…)
Eindconclusie: Er kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de brand in restaurant Elit niet ontstaan kan zijn door een kortsluiting in een door trillingen en temperatuur van een afzuigkanaal beschadigde kabel.”
2.15.
Bij brief van 15 maart 2011 heeft [C] gereageerd op de bevindingen en conclusies in voormeld rapport van C+B.
2.16.
Op verzoek van Elit heeft Efectis Nederland B.V. in november 2012 op grond van het controlerapport van Airvento, het rapport van Custos en de plattegrond van het restaurant een beoordeling uitgevoerd van de omstandigheden rond het ontstaan van de brand.
2.17.
Bij factuur van 5 januari 2010 heeft MA Projectbouw BV een bedrag van € 142,80 aan Elit in rekening gebracht. De factuur vermeldt als omschrijving:
“Storing verholpen aan de elektra installatie en visuele controlle groepenkast.”
2.18.
Op 28 januari 2010 heeft een controle van het afzuigsysteem van Elit plaatsgevonden door Airvento B.V. In haar rapport van 29 januari 2010 heeft Airvento B.V. verklaard:
“Afzuigkap 1000 x 1000 in de keuken:
- de RVS filters zijn normaal vervuild en dienen door u regelmatig te worden schoongemaakt
- de afzuigkap is normaal vervuild
- de aansluiting in de 90 graden bocht en van ca, 800 mm buis is vervuild (resterende deel naar verloop is normaal vervuild)
(…)
Afzuigkap 2400 x 700 mm in restaurant:
  • de RVS filters zijn normaal vervuild en dienen door u regelmatig te worden schoongemaakt
  • de afzuigkap is normaal vervuild
  • de aansluiting op de RVS kap d.m.v. aansluiting doorsnede 355 mm is normaal vervuild.
(…)
De algemene indruk is dat de installatie is verouderd maar nog wel naar behoren functioneert.Advies:
  • de filters schoonmaken
  • de kappen schoonmaken
  • de 90 graden bocht plus buis schoonmaken.”
(…)
2.19.
Artikel 3 van de Specifieke Verzekeringsvoorwaarden Gebouwen (SVGEB-2006) bepaalt voor zover van belang:
3.1.1. Indien uit de polis blijkt dat het verzekerde gebouw is gewaardeerd door een of meer door beide partijen benoemde deskundige(n) is deze voortaxatie bindend. (…)
(…)
3.3. Verzekeringnemer heeft de vrijheid ingeval van schade te kiezen om de schaderegeling te doen plaatsvinden op basis van al dan niet herbouwen of herstellen, behalve in de onder 3.3.1. genoemde gevallen. De beslissing over de keuze dient kenbaar gemaakt te worden aan verzekeraar binnen twaalf maanden na de schadedatum. Indien de verzekeringnemer zijn keuze niet binnen de gestelde termijn kenbaar heeft gemaakt of de herbouw of het herstel niet binnen drie jaar na de schadedatum begonnen is of de herbouw of het herstel niet binnen 5 jaar na schadedatum is voltooid, vindt de schaderegeling plaats op basis van de verkoopwaarde. Bij herbouw of herstel wordt naar de herbouwwaarde berekende schadevergoeding uitgekeerd aan de hand van te overleggen nota’s. De schadevergoeding zal niet meer bedragen dan de werkelijke bestede kosten en zal de naar herbouwwaarde berekende schadevergoeding niet overtreffen.

3.Het geschil

3.1.1.
Elit vordert na vermeerdering van eis  samengevat - veroordeling van ABN Amro tot betaling van € 135.017,00 (schade aan inventaris) en € 90.000,00 (huurdersbelang), tezamen derhalve € 225.017,00 vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het uitgangspunt bij een schadeverzekering als de onderhavige is dat de polis dekking biedt tegen brandrisico en de gevolgen van brand, ook indien niet komt vast te staan wat de oorzaak is. Verzekeraars zijn evenwel ontslagen van hun verplichting de schade te vergoeden in geval er sprake is van schending van de toepasselijke garantieclausules en de verzekerde niet kan aantonen dat de schade door deze schending niet werd veroorzaakt of vergroot werd.
ABN Amro heeft zich op het standpunt gesteld dat Elit de garantieclausules z401 en z901 niet heeft nageleefd, waardoor ieder recht op uitkering zou zijn vervallen. Zij heeft daarbij een beroep gedaan op het inspectierapport van ABN Amro Assuradeuren B.V. waaruit volgt dat op 6 oktober 2005 een inspectiebezoek aan het restaurant heeft plaatsgevonden.
Elit heeft gemotiveerd betwist dat zij de garantieclausules heeft geschonden.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat het inspectierapport van ABN Amro Assuradeuren B.V. van 7 oktober 2005 niet aan Elit is toegezonden of overhandigd, zodat dit rapport en de daarin vermelde aanbevelingen geen deel uitmaken van de overeenkomst. De rechtbank neemt derhalve de garantieclausules z401 en z901, zoals opgenomen in het polisblad en weergegeven in rechtsoverweging 2.14, tot uitgangspunt. Aangezien ABN Amro zich op het standpunt heeft gesteld dat de brand is veroorzaakt door een kabel die in strijd met de NEN 1010 is aangelegd en dat de gevolgen van de brand zijn vergroot door het niet wekelijks reinigen van de afzuigkap, zullen beide garantieclausules worden besproken.
4.3.1.
Ter zake van clausule z401 heeft ABN Amro het volgende aangevoerd. De eis van het wekelijks reinigen ziet op het schoonmaken aan de binnenzijde van de afzuigkap en het schoonmaken van de in de afzuigkap aanwezige (daartoe verwijderde) filters. De voorgeschreven controle betreft ook de (mogelijke) vervuiling van het systeem en het reinigen van de rest van de installatie. Voorzover dat uit de tekst van de clausule zelf niet blijkt, brengt een redelijke uitleg daarvan mee dat ook het afzuigkanaal deugdelijk dient te zijn en dient te worden gecontroleerd. Dat vanaf de aanvang van de verzekeringsovereenkomst geen wekelijkse reiniging van de afzuigkap heeft plaatsgevonden, volgt onomstotelijk uit de zeer sterke vervuiling (vetafzetting) die direct na de brand in het gehele afzuigsysteem is aangetroffen. Indien de voorgeschreven wekelijkse reiniging daadwerkelijk had plaatsgevonden, was de rest van de afzuiginstallatie nimmer dermate verontreinigd aangetroffen, aldus ABN Amro. Verwezen wordt naar hetgeen door [C] is beschreven over de mate van vervuiling van het afvoerkanaal en de binnenzijde van de afzuigkap. Gelet op deze vervuiling is evident dat de afzuiginstallatie nimmer – en dus ook niet jaarlijks – door een terzake kundig servicebedrijf op goed functioneren is gecontroleerd.
4.3.2.
Elit heeft zich met betrekking tot de clausule z401 op het standpunt gesteld dat de afzuigkap en de filters wel degelijk iedere week zijn gereinigd. Zij heeft daarbij verwezen naar de verklaring van de kok [G], die heeft verklaard dat de schoonmaakster tot haar ontslag op 30 april of 1 mei 2010, bijna dagelijks de filters van de afzuigkap en de binnenkant van de afzuigkap schoonmaakte. Hijzelf had de filters op de dag van de brand schoongemaakt, aldus [G]. Dat de filters ten tijde van de brand waren schoongemaakt volgt ook uit de diverse rapporten die na de brand zijn opgemaakt, meer in het bijzonder uit foto 26 bij het rapport van Custos. Elit heeft betwist dat het wekelijks reinigen van de filters voorkomt dat over de jaren heen vet in het afvoerkanaal terecht komt. Het schoonmaken van de filters heeft volgens haar ook niet tot doel het afvoerkanaal schoon te houden. Elit heeft daarbij opgemerkt dat het niet voor niets is dat ABN Amro normaliter kennelijk de eis stelt dat naast het wekelijks reinigen van de filters ook het afvoerkanaal periodiek gereinigd dient te worden. In januari 2010 heeft controle van de afzuiginstallatie plaatsgevonden.
4.3.3.
Geoordeeld wordt dat de garantieclausule z401 de eis stelt dat er een deugdelijke afzuiginstallatie aanwezig moet zijn, die wekelijks wordt gereinigd. Voorts moet deze installatie jaarlijks door een terzake kundig service-bedrijf op goed functioneren worden gecontroleerd. In tegenstelling tot het inspectierapport vermeldt de clausule niets over het reinigen van het afvoerkanaal. Met partijen is de rechtbank dan ook van oordeel dat met het reinigen van de afzuiginstallatie wordt bedoeld het reinigen van de afzuigkap en filters en niet ook van het afvoerkanaal.
Elit heeft onder verwijzing naar foto 26 van het rapport van Custos, gemotiveerd aangevoerd dat zij deze onderdelen meerdere malen per week heeft gereinigd. ABN Amro heeft dit weliswaar betwist door te stellen dat de mate van vervuiling geen andere conclusie laat dan dat de filters niet wekelijks zijn gereinigd, maar heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Ook in het rapport van [C] wordt deze stelling geponeerd zonder nadere onderbouwing. Wat er ook zij van de mate van vervuiling, van ABN Amro had mogen worden verwacht dat zij haar stelling met feiten en omstandigheden had onderbouwd en had aangegeven waarom de vervuiling niet had kunnen ontstaan indien de filters wel waren schoongemaakt. De enkele stelling dat de vervuiling geen andere conclusie laat is te algemeen en daarom niet toereikend. Nu zij haar stelling niet nader heeft onderbouwd kan deze niet tot enig gevolg leiden.
Ter zake van de verplichting tot jaarlijkse controle geldt dat uit het rapport van Airvento kan worden afgeleid dat de afzuiginstallatie in januari 2010 op goed functioneren is gecontroleerd en goed bevonden. Zonder nadere toelichting kan de stelling van ABN Amro dat op dit onderdeel sprake is geweest van schending van garantieclausule z401 niet worden gevolgd.
4.4.1
Daarnaast heeft ABN Amro zich op het standpunt gesteld dat garantieclausule z901 door Elit is geschonden. Zij heeft aangevoerd dat de brand is ontstaan door kortsluiting in de elektrische kabel die tegen de buitenzijde van het afvoerkanaal zou hebben gelegen. Deze kabel, althans de aanleg daarvan, zou niet in overeenstemming zijn met de NEN 1010. ABN Amro heeft voorts gewezen op het inspectierapport waaruit, naar zij stelt, blijkt dat de elektrische installatie in 2005 niet aan de NEN 1010 voldeed. Nu Elit zelf heeft gesteld dat er niets aan de elektrische installatie is gedaan, staat daarmee vast dat de installatie ook ten tijde van de brand niet voldeed aan de NEN 1010, aldus ABN Amro. Bovendien heeft niet tenminste één keer in de drie jaar een controle door een elektrotechnisch bureau plaatsgevonden met inachtneming van de NEN 3140/NEN 1010.
4.4.2.
Elit heeft zich verweerd door te betogen dat de elektrische installatie - en in het bijzonder de bewuste kabel - voldeed aan de NEN 1010. Zij heeft aangevoerd dat uit de stellingen van ABN Amro niet kan worden opgemaakt welke versie van de NEN 1010 in deze zaak van toepassing zou zijn en evenmin welke bepalingen van de NEN 1010 Elit geschonden zou hebben. Een controle conform de NEN 3140 wordt door de polis niet voorgeschreven. De installatie is op 5 januari 2010 nog gecontroleerd en voldeed op dat moment aan de eisen, aldus Elit.
4.4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vastgesteld wordt dat ABN Amro, ondanks de gemotiveerde betwisting door Elit, niet heeft gesteld welke bepalingen van de NEN 1010 Elit geschonden heeft. Ter onderbouwing van haar stelling had van ABN Amro evenwel mogen worden verwacht dat zij uiteengezet had welke versie van de NEN 1010 van toepassing is op de overeenkomst tussen partijen en welke specifieke bepalingen door Elit niet zijn nageleefd. Bovendien is zij in gebreke gebleven een kopie van de NEN 1010 in het geding te brengen. Nu zij haar stellingen niet nader heeft gespecificeerd en onderbouwd, kan niet worden vastgesteld dat (de inrichting van) de elektrische installatie niet voldeed aan de NEN 1010
.Ter zake van de eis dat de elektrische installatie eens per 3 jaar moet worden gecontroleerd op naleving van de NEN 1010, wordt vooropgesteld dat ABN Amro zich in de procedure steeds uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat de oorzaak van de brand was gelegen in de (aanleg van de) desbetreffende kabel. Ter zitting heeft Elit bij monde van [E], die van de zijde van ABN Amro ter zitting werd omschreven als een deskundige op het gebied van NEN-normen, wederom gemotiveerd betoogd dat de kabel wel voldeed aan de NEN 1010. Nu ABN Amro ook na dit betoog van [E] niet in staat was de bepaling aan te wijzen waaruit blijkt dat de kabel niet voldeed aan de NEN 1010 en ook overigens het betoog onweersproken heeft gelaten, moet als vaststaand worden aangenomen dat de (aanleg van de) kabel voldeed aan de NEN 1010. Daarmee staat tevens vast dat de brand niet had kunnen worden voorkomen door een controle op naleving van de NEN 1010. Wat er ook zij van de controle van de elektrische installatie (die naar Elit heeft gesteld op 5 januari 2010 heeft plaatsgevonden), door de rechtbank wordt geoordeeld dat als er al een schending van de eis van de driejaarlijkse controle op naleving van de NEN 1010 aan de orde is, van enig verband met het ontstaan van de brand geen sprake is.
Voormelde stelling van ABN Amro met betrekking tot het inspectierapport in combinatie bezien met hetgeen Elit zou hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Uit dit inspectierapport kan immers niet worden opgemaakt dat de (aanleg van de) kabel niet voldeed aan NEN 1010.
4.5. Het voorgaande leidt ertoe dat ABN Amro het verzoek om uitkering van schadevergoeding ten onrechte heeft geweigerd, zodat thans de hoogte van de schade aan de orde komt.
4.5.1.
Elit heeft in dit kader aangevoerd dat de bedrijfsschade door partijen in juni 2010 bindend is vastgesteld op € 135.017,00 (inventaris) en € 90.000,00 (huurdersbelang).
4.5.2.
ABN Amro heeft ten aanzien van de inventaris, onder verwijzing naar artikel 2.26.3 van de Specifieke verzekeringsvoorwaarden inventaris (SVINH-2006), betoogd dat uitsluitend schadevergoeding op basis van nieuwwaarde plaatsvindt indien binnen een jaar na schadedatum schriftelijk mededeling is gedaan omtrent voortzetting en herstel of heraanschaffing en uitvoering daarvan binnen drie jaar na bedoelde datum wordt gerealiseerd. Nu daarvan op dit moment nog geen sprake is kan hoogstens aanspraak bestaan op vergoeding overeenkomstig de dagwaarde. Terzake het huurdersbelang merkt ABN Amro op dat overeenkomstig het slot van het toepasselijke artikel 3.3. van SVGEB-2006 de schadevergoeding slechts wordt uitgekeerd aan de hand van over te leggen nota’s.
4.5.3.
Elit heeft daarop gereageerd door te stellen dat zij op 14 september 2010 aan ABN Amro te kennen heeft gegeven het bedrijf te zullen voortzetten. Voor heropenen van het restaurant is zij echter afhankelijk van de uit te keren schadevergoeding. Bovendien geldt dat de periode van drie jaar nog niet voorbij is.
Gelet op de voortaxatie die volgens de polis heeft plaatsgevonden, verzet artikel 3.3. van SVGEB-2006 zich, naar zij stelt, niet tegen toewijzing van het gevorderde bedrag aan huurdersbelang.
4.5.4.
Ter zake van de schade aan inventaris heeft het volgende te gelden.
ABN Amro heeft een beroep gedaan op artikel 2.26.3 van de SVINH-2006, maar heeft de tekst van deze voorwaarden niet in het geding gebracht. Daargelaten wat het gevolg daarvan zou moeten zijn, moet worden vastgesteld dat als onweersproken vaststaat dat Elit binnen een jaar mededeling heeft gedaan van haar voornemen het bedrijf voort te zetten, alsmede dat de periode van drie jaar binnen welke het bedrijf klaarblijkelijk zou moeten zijn voortgezet nog niet is verstreken. Dit betekent dat uitkering dient plaats te vinden op basis van nieuwwaarde.
Overigens wordt opgemerkt dat, in het geval Elit niet binnen drie jaar de voortzetting kan realiseren, de vraag luidt of dit, gelet op de (achteraf gezien onterechte) weigering van ABN Amro het schadebedrag uit te keren, in redelijkheid wel aan Elit zou mogen worden tegengeworpen.
4.5.5.
Ten aanzien van het huurdersbelang wordt vastgesteld dat ABN Amro de uitleg van de polisvoorwaarden die Elit voorstaat, niet gemotiveerd heeft weersproken. Zij heeft enkel gesteld dat de uitkering van schadevergoeding gebonden is aan voorwaarden die niet zijn vervuld.
Daargelaten de vraag of de polisvoorwaarden SVGEB-2006 van toepassing zijn op vergoeding van het huurdersbelang(en niet SVINH-2006), betekent dit dat ABN Amro haar beroep en haar visie op artikel 3.3. van deze polisvoorwaarden onvoldoende nader heeft onderbouwd. Als gebruiker van de bewuste polisvoorwaarden had ABN Amro uiteen dienen te zetten waarom het desbetreffende artikel ook in de onderhavige situatie van toepassing is. Zonder deze toelichting valt, met name gelet op de bindende vaststelling van de omvang van de schade, niet in te zien waarom Elit nota’s zou moeten overleggen. De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van zowel inventaris als huurdersbelang, kan derhalve worden toegewezen.
4.6.1.
Elit heeft voorts buitengerechtelijke kosten gevorderd die bestaan uit een forfaitair bedrag van € 2.842,00, kosten om de aansprakelijkheid vast te stellen door het inschakelen van C+B ten bedrage van € 5.101,29 en kosten ter vaststelling van de schade door Troostwijk Expertises ad € 2.142,00.
ABN Amro heeft betwist dat de gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Zij heeft aangevoerd dat de kosten niet zijn gespecificeerd en dat de kosten gelden als werkzaamheden ter voorbereiding en instructie van de procedure.
4.6.2.
Geoordeeld wordt dat Elit ter zake van het gevorderde forfaitair bedrag, bij dagvaarding voldoende gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die meer omvatten dan de normale werkzaamheden ter voorbereiding en instructie van de zaak. Zij heeft ter onderbouwing verwezen naar de uitvoerige correspondentie die tussen partijen gevoerd is, waaruit blijkt dat de raadsman van Elit al vanaf september 2010 werkzaamheden verricht voor Elit. ABN Amro heeft deze werkzaamheden en de omvang daarvan niet voldoende gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank het bedrag van € 2.842,00 zal toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde kosten met betrekking tot het C+B onderzoek en de verrichte taxaties door Troostwijk wordt vastgesteld dat deze zijn gespecificeerd en daadwerkelijk gemaakt, zodat die kosten ten bedrage van € 7.243,29 eveneens voor toewijzing in aanmerking komen.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente is door ABN Amro niet betwist, zodat deze met betrekking tot de hoofdsom met ingang van 31 mei 2010 kan worden toegewezen en ten aanzien van de toewijsbare buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen over het bedrag € 2.142,00 met ingang van 2 juli 2010 en over het bedrag € 5.101,29 met ingang van 31 januari 2011.
4.8.
ABN Amro zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Elit worden begroot op:
- dagvaarding €  76,17
- griffierecht 73,00
- salaris advocaat
8.000,00(4,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal €  8.149,17

5.De beslissing

De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat er dekking is onder de Polis en dat ABN Amro de schade onder de Polis (waaronder tevens de nog vast te stellen (bedrijf)schade) dient te vergoeden;
5.2.
veroordeelt ABN Amro om aan Elit te betalen een bedrag van € 225.017,00 (tweehonderdvijfentwintigduizendzeventien euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 31 mei 2010 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt ABN Amro om aan Elit te betalen een bedrag van € 2.842,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt ABN Amro tot betaling van een bedrag van € 7.243,29 te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 2.142,00 met ingang van 2 juli 2010 en over het bedrag € 5.101,29 met ingang van 31 januari 2011 tot de dag van volledige betaling,
5.5. veroordeelt ABN Amro in de proceskosten, aan de zijde van Elit tot op heden begroot op € 8.149,17,
5.6.
verklaart dit vonnis, behoudens de veroordeling als geformuleerd in punt 5.1., tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. J.N. Bartels en mr. I.F. Clement en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.