ECLI:NL:RBONE:2013:2790

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
155184 - HA ZA 09-313 - 5
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundigen in bouwschadezaak

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 20 februari 2013 een vonnis gewezen in drie samenhangende zaken met betrekking tot bouwschade. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Vissink, heeft verzet aangetekend tegen eerdere vonnissen en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft de procedure in de zaken 09-313, 09-333 en 09-711 behandeld, waarbij de eiser schadevergoeding eist van verschillende gedaagden, waaronder de besloten vennootschap [A] B.V. en de Gemeente Deventer. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de benoeming van deskundigen naar voren te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan deskundigen om de schade en de oorzaken daarvan te onderzoeken, met name in het licht van de renovatiewerkzaamheden aan de Wellekade. De rechtbank heeft drie deskundigen benoemd: de heer ir. C.J. Ostendorf, de heer ir. F.W. van Weele en de heer ing. A. de Prouw. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 11.000,00, die door de eiser moeten worden voorgeschoten. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen en dat de deskundigen hun rapport binnen vier maanden moeten indienen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

155184 / HA ZA 09-31320 februari 2013
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Vonnis van 20 februari 2013
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/07/155184 / HA ZA 09-313 van
[eiser],
wonende te Deventer,
eiser,
advocaat mr. R. Vissink te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te Deventer,
gedaagde,
advocaat mr. A. ter Mors te Enschede,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/07/155323 / HA ZA 09-333 van155184 / HA ZA 09-313 en 155323 / HA ZA 09-333
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. R. Vissink te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DEVENTER,
zetelend te Deventer,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/07/157786 / HA ZA 09-711 van155184 / HA ZA 09-313 en 155323 / HA ZA 09-333
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. R. Vissink te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] KUST- EN OEVERWERKEN B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Partijen zullen hierna [eiser], [A], Gemeente Deventer en [B] genoemd worden.

1.De procedure in de zaak 09-313

1.1.
In deze zaak is eerder, op 13 april 2011, een vonnis gewezen. Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld. Op 2 oktober 2012 heeft het gerechtshof Leeuwarden arrest (verder: het arrest) gewezen. Nadien zijn de volgende processtukken gewisseld:
  • een akte uitlating deskundigenrapportage van [eiser];
  • een akte uitlating deskundigenbericht van [A]
  • een antwoordakte van [eiser]
  • een antwoordakte van [A].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de zaak 09-333

2.1.
In deze zaak is eerder, op 13 april 2011, een vonnis gewezen. Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld. Op 2 oktober 2012 heeft het gerechtshof Leeuwarden het arrest gewezen. Nadien zijn de volgende processtukken gewisseld:
  • een akte uitlating deskundigenrapportage van [eiser];
  • een akte uitlating deskundigenbericht van Gemeente Deventer
  • een antwoordakte van [eiser]
  • een antwoordakte van Gemeente Deventer.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De procedure in de zaak 09-711

3.1.
In deze zaak is eerder, op 13 april 2011, een vonnis gewezen. Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld. Op 2 oktober 2012 heeft het gerechtshof Leeuwarden het arrest gewezen. Nadien zijn de volgende processtukken gewisseld:
  • een akte uitlating deskundigenrapportage van [eiser];
  • een akte uitlating deskundigenbericht van [B]
  • een antwoordakte van [eiser]
  • een antwoordakte van [B].
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De verdere beoordeling in de drie bovenvermelde zaken

4.1.
Tegen het vonnis van 13 april 2011 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld. In de zaken tegen [A] en tegen [B] heeft [eiser] niet van grieven gediend en is hij bij het arrest niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. In de zaak tegen Gemeente Deventer heeft het hof het vonnis van 13 april 2011 bekrachtigd.
4.2.
Bij het vonnis van 13 april 2011 is - samengevat - overwogen dat
aan [eiser] bewijs zal worden opgedragen van zijn stelling dat onderspoeling (de) schade heeft veroorzaakt aan de woning van [eiser].
aan [eiser] bewijs zal worden opgedragen van de stelling dat trillingen bij de werkzaamheden bij de renovatie van de kademuur de uit de SBR-A richtlijnen volgende normen hebben overschreden; slaagt [eiser] in deze bewijslevering dan ligt toepassing van de ‘omkeringsregel’, zoals geformuleerd in het vonnis van 13 april 2011, in de rede;
Vervolgens is overwogen dat partijen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.3.
Voor wat betreft de onderspoeling heeft [eiser] zijn standpunt gewijzigd. Bij conclusie van repliek in de zaak tegen [B] wijst [eiser] als oorzaak aan “de renovatie van de Wellekade” (punt 29), waaronder ook dient te worden verstaan de onderspoeling. Thans stelt [eiser] zich op het standpunt dat ter zake de onderspoeling een normstelling ontbreekt en dat de onderspoeling niet zozeer een rol speelt bij de causaliteitsvraag, als wel bij de omvang van de schade. De aan de deskundige te stellen vragen behoeven volgens [eiser] geen betrekking te hebben op de onderspoeling.
4.3.1.
De rechtbank begrijpt het laatste standpunt aldus dat [eiser] afziet van bewijslevering ter zake de vraag of de onderspoeling de litigieuze schade heeft veroorzaakt aan de woning van [eiser].
4.4.
Gemeente Deventer heeft zich op het standpunt gesteld dat een deskundigenbericht niet nodig is omdat in de visie van Gemeente Deventer [eiser] geen bewijs heeft aangeboden van hetgeen aan hem bij vonnis van 13 april 2011 is opgedragen te bewijzen. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de stellingen van Gemeente Deventer in materieel opzicht geen betekenis toekomt, aangezien hij ertoe zal overgaan het deskundigenbericht als productie in de procedure tegen Gemeente Deventer in te brengen.
4.4.1.
Gelet op de omstandigheid dat de procedure tegen Gemeente Deventer is gevoegd met de procedure tegen [B], ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het door Gemeente Deventer ingenomen standpunt het gevolg te verbinden dat in de procedure van [eiser] tegen Gemeente Deventer geen deskundigenbericht behoeft te worden uitgebracht.
4.5.
[A] en [B] hebben voorts betoogd dat voor een deskundigenrapportage geen aanleiding meer bestaat omdat [eiser] geen bewijs heeft aangeboden van zijn stellingen waarvan hem bij vonnis van 13 april 2011 bewijs is opgedragen c.q. de crux-rapportage tot uitgangspunt kan dienen omdat hij de conclusies daarvan onvoldoende heeft betwist. Ter zake beide punten heeft de rechtbank reeds beslist bij vonnis van 13 april 2011 (vgl. rechtsoverwegingen 6.6.5 en 6.6.6 aldaar); de rechtbank ziet geen aanleiding terug te komen van deze beslissingen.
4.6.
Voorts heeft [eiser] een aantal uitgangspunten geformuleerd die volgens hem aan de opdracht aan de te benoemen deskundige(n) ten grondslag moeten worden gelegd.
4.6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding deze uitgangspunten over te nemen voor zover daarbij aan de te benoemen deskundige(n) beperkingen worden opgelegd. Uitgangspunt dient immers te zijn dat de deskundige zijn werkzaamheden in vrijheid moet kunnen verrichten, en daarbij kennis moet kunnen nemen van het gehele procesdossier.
4.7.
Het aantal en de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundigen.
4.7.1.
[eiser] verzoekt benoeming van één deskundige, bij voorkeur:
  • de heer ir. C.J. Ostendorf,
  • de heer ing. J. van der Vecht of
  • de heer ir. G.H.J. Busscher.
4.7.2.
[A] merkt op dat zij niet bekend is met betrokkenheid van Van der Vecht of Busscher bij de totstandkoming van SBR-A richtlijnen, van allen vraagt zij zich af of hun deskundigheid beperkt is tot de theorie; haar is niet bekend dat een van deze personen in de praktijk met de richtlijnen werkt of heeft gewerkt.
Ook Gemeente Deventer en [B] plaatsen vraagtekens bij bovengenoemde personen voor wat betreft hun praktische ervaring met de SBR-A richtlijnen. Daarnaast stellen zij zich op het standpunt dat personen die betrokken zijn bij de totstandkoming van de richtlijnen niet zouden moeten worden gevraagd een oordeel te geven over de toepassing van die richtlijnen. Zij maken een vergelijking met de scheiding van de wetgevende en rechtsprekende macht.
Gemeente Deventer en [B] stellen zich voorts op het standpunt dat indien één van bovengenoemde personen wordt benoemd, tenminste ook één van de door hen voorgestelde personen wordt benoemd, dit in verband met het aanbod om tegenbewijs te leveren indien normschending zou komen vast te staan. Daarbij merken zij voorts op dat de door hen aanbevolen heren een zinvolle aanvulling kunnen bieden op de veronderstelde deskundigheid van de door [eiser] voorgestelde personen.
4.7.3.
[A], Gemeente Deventer en [B] stellen zich op het standpunt dat, indien tot levering van bewijs door middel van deskundigen wordt overgegaan, de volgende personen zouden moeten worden benoemd:
  • de heer ir. F.W. van Weele,
  • de heer ir. J. Herbschleb,
  • de heer ing. E. Kwast.
4.7.4.
[eiser] heeft bezwaar tegen de door [A] c.s. voorgestelde personen. Van Weele heeft volgens hem een relatie met zowel Gemeente Deventer als met [A], Herbschleb heeft volgens [eiser] geen ter zake doende ervaring en heeft voorts zitting in een commissie die wordt ondersteund door [A]. Kwast is verbonden aan Kwast Consult. Kwast Consult heeft contractuele relaties met [A]. Geen van deze personen is betrokken geweest bij de totstandkoming van de SBR-A richtlijnen.
4.7.5.
De rechtbank ziet aanleiding om drie deskundigen te benoemen. Redengevend daarvoor is dat partijen verdeeld zijn over de te benoemen deskundige(n), de aanzienlijke complexiteit van de door de deskundigen te beantwoorden vragen en het, gelet op de beweerdelijk door [eiser] geleden schade, aanzienlijke belang van de onderhavige zaak.
De rechtbank heeft er daarbij voor gekozen om één van de door [eiser] genoemde personen te benoemen, en één van de door [A] c.s. genoemde personen. Zij hebben in onderling overleg voorgesteld als derde deskundige dhr. ing. A. de Prouw te benoemen, met welk voorstel de rechtbank heeft ingestemd.
De rechtbank gaat voorbij aan de door [eiser] genoemde bezwaren tegen dhr. Van Weele, aangezien de stelling dat IFCO B.V., waaraan Van Weele is verbonden, “in dit dossier” een relatie met zowel [A] als Gemeente Deventer heeft, in het geheel niet is gesubstantieerd of onderbouwd en Van Weele desgevraagd aan de griffier van de rechtbank heeft meegedeeld dat, voor zover hij heeft kunnen nagaan, IFCO niet betrokken is geweest bij het project renovatie IJsselkade te Deventer en hij (ook overigens) vrijstaat.
Voor het overige is door een benoeming van een driemanschap tegemoet gekomen aan de bezwaren van [eiser] en [A] c.s. voor wat betreft veronderstelde lacunes in kennis en/of ervaring bij de te benoemen deskundigen.
De rechtbank merkt voorts op dat zij voorbij gaat aan het bezwaar van Gemeente Deventer en [B] dat dhr. Ostendorf zou moeten worden benoemd omdat aldus een situatie zou ontstaan waarbij iemand die betrokken is bij de opstelling van een norm, ook betrokken is bij een oordeel omtrent de toepassing van een norm. Niet valt in te zien waarom dat in het onderhavige geval bezwaarlijk zou kunnen zijn; Gemeente Deventer en [B] hebben ook geen concrete omstandigheden aangeduid op welke wijze een oordeel van de heer Ostendorf gekleurd zou kunnen zijn door zijn eerdere betrokkenheid bij de totstandkoming van deze richtlijnen.
4.7.6.
Aldus zal de rechtbank de navolgende deskundigen benoemen:
  • de heer ir. C.J. Ostendorf,
  • de heer ir. F.W. van Weele, en
  • de heer ing. A. de Prouw.
4.8.
De rechtbank legt de in de beslissing vermelde vragen voor aan de deskundigen.
4.9.
Zoals reeds overwogen zal [eiser] het voorschot op de kosten van de deskundigen moeten betalen. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundigen in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.
4.10.
In het overleg dat de griffier van de rechtbank met de te benoemen deskundigen heeft gehad, is van de zijde van de te benoemen deskundigen opgemerkt dat niet vaststaat dat het in de beslissing te noemen voorschot voldoende zal blijken te zijn voor een eindrapportage. De te benoemen deskundigen hebben doen opmerken dat mogelijk een aanvullend voorschot nodig is indien aanvullend onderzoek nodig wordt geacht om de vragen afdoende te beantwoorden. Indien deze situatie zich voor zal doen, zal de rechtbank zich eerst verstaan met [eiser], die immers het voorschot dient te voldoen.
4.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.12.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
4.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaken 09-313, 09-333 en 09-711
5.1.
beveelt een onderzoek door drie deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:
Zijn, door de (hei)werkzaamheden die in het kader van de renovatie van de Wellekade hebben plaatsgevonden, trillingen veroorzaakt die de grenswaarden, volgend uit de SBR-A-richtlijnen zoals deze golden ten tijde van deze trillingen, hebben overschreden? Zo ja, hoe aannemelijk is het dat (een deel van) de (beweerdelijk geleden) schade aan de woning van [eiser] is veroorzaakt door voormelde trillingen?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
5.2.
benoemt tot deskundigen:
1)
de heer ir. C.J. Ostendorf,
correspondentieadres: Postbus 480, 6200 AL Maastricht,
bezoekadres: Parkweg 22A, 6212 XN Maastricht,
telefoon: 043 - 346 78 78,
fax: 043 - 347 63 47,
e-mailadres: c.ostendorf@chri.nl,
2)
de heer ir. A.F. van Weele,
correspondentieadres: Postbus 429, 2740 AK Waddinxveen,
bezoekadres: Limaweg 17, 2743 CB Waddinxveen,
telefoon: 0182 - 646 646,
fax: 0182 - 646 654 ,
e-mailadres: vanweele@ifco.nl,
3) de heer
ing. A. de Prouw,
correspondentieadres: Postbus 164, 3980 CD Bunnik,
bezoekadres: Vossegatsedijk 2a, 3981 HS Bunnik,
telefoon: 030 25 40 888,
fax: 030 25 14 457,
e-mailadres: andre@de-prouw.nl,
het voorschot
5.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen vast op het door de deskundigen begrote bedrag van € 11.000,00,
5.4.
bepaalt dat [eiser] het voorschot dient over te maken op rekeningnummer 5699.90.734 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport" en het zaak- en rolnummer, en wel
binnen twee wekenna 20 februari 2013,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat [eiser] zijn gehele procesdossiers - inclusief de partijdeskundigenrapportages van de wederpartijen - in afschrift aan de deskundigen dient te doen toekomen,
5.7.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.8.
wijst de deskundigen er op dat:
  • de deskundigen voor aanvang van het onderzoek dienen kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
  • de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundigen partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dienen te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundigen dit onderzoek niet mogen uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundigen hierop hebben gereageerd,
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien dezen daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundigen op om uiterlijk vier maanden na deze beslissing een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundigen er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
  • de deskundigen een
5.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
5.13.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
2 oktober 2013,
5.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] op een termijn van vier weken,
5.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
5.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze vonnissen zijn gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.