vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.020858.24
Datum uitspraak: 19 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 april 2024, 3 juli 2024, 22 januari 2025 en 5 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 maart 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 juli 2024 en 22 januari 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks tussen 09 augustus 2023 en 17 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, gelegen op/aan [adres 2] in Eindhoven, alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), sieraden, horloges en/of een of meerdere sleutels behorende hij een personenauto en/of restaurant, althans een bedrijfspand, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden, horloges en/of een of meerdere sleutels behorende bij een personenauto en/of restaurant, althans een bedrijfspand, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto, te weten een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel, door voornoemde personenauto te openen en/of starten met de originele (bij dit voertuig horende) sleutel (welke tijdens de inbraak in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven weggenomen was);
3.
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te Someren, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen sieraden onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Eindhoven, in ieder geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (ongeveer €600), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking, inklimming en/of door het gebruik van een valse sleutel,
door met de originele sleutel (welke tijdens de inbraak in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven weggenomen was) toegang te verschaffen tot het pand aan de [adres 3] , en/of (vervolgens) door het intoetsen van een (beveiligings/toegangs)code de beveiligde kassalade te openen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2023 tot en met 28 september 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, in woningen, gelegen op/aan de [adres 4] en/of de [adres 5] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
- (aan de [adres 4] ) horloges, sieraden, gouden munten, sigaretten en/of spaarpotten met inhoud
- (aan de [adres 5] ) een contant geldbedrag van €3500, althans enig geldbedrag en/of een of meerdere portemonnee(s) met inhoud en/of horloges, sierraden en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met (telkens) het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en), sierraden, munten, sigaretten, spaarpotten en/of
portemonnee onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres 6] , goederen naar zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn /hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, en/of inklimming
- naar de woning aan de [adres 6] is/zijn gegaan en/of
- (vervolgens) een of meerdere ruit(en heeft/hebben gebroken/verbroken, en/of
- (vervolgens) zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft, en/of
- (vervolgens) voornoemde woning heeft/hebben doorzocht, en/of
- (vervolgens) meerdere kasten en/of lades heeft/hebben geopend, en/of
- (vervolgens) de inhoud van deze kasten en/of lades op de grond heeft/hebben gegooid, en/of (vervolgens) een poort heeft/hebben ontzet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Voordat de rechtbank de bewijsvraag bespreekt, merkt zij op dat het de rechtbank de nodige moeite heeft gekost om het bewijs per verdachte en per verdenking uit het politiedossier van onderzoek Zevenblad te ontwaren. Zo waren bevindingen ten aanzien van de telefoons van verdachten en tapgesprekken in het dossier opgenomen, maar was het lastig te achterhalen of deze bevindingen en tapgesprekken betrekking hadden op specifieke ten laste gelegde woninginbraken. Op de zitting van 22 januari heeft de rechtbank dan ook meermaals aan de officier van justitie moeten vragen of er nog bewijsmiddelen onbesproken waren gebleven. Het moet ook de verdediging de nodige moeite hebben gekost om zich voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling goed voor te bereiden op de verdenking tegen de verdachte. Dit gegeven is op de zitting van 22 januari ook ter sprake gekomen. Voor een goede procesorde is van belang dat voor alle aanwezige partijen op basis van een procesdossier en de behandeling ter terechtzitting (en eventuele eerdere zittingen) voldoende helder is waarop de verdenking tegen de verdachte is gebaseerd. Uiteindelijk is de rechtbank van oordeel dat de goede procesorde niet is geschonden, maar de wijze waarop het dossier is samengesteld heeft de procesdeelnemers en de rechtbank veel extra werk gekost. De rechtbank vraagt het Openbaar Ministerie hiervoor haar aandacht.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte integraal vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het verweer komt er in de kern op neer dat de voor verdachte belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar is en daarom niet als bewijsmiddel gebruikt moet worden. Wat overblijft is te weinig om strafbare betrokkenheid van verdachte op te baseren. In ieder geval is zijn bijdrage niet van voldoende gewicht om als medepleger te worden aangemerkt.
Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank gewezen op het feit dat zijn cliënt door medeverdachten ‘ [adres 6] ’ zou worden genoemd, maar dat dit een veel voorkomende bijnaam is en dat er ook verschillende [adres 6] ’s in het dossier voorkomen. De rechtbank dient hier behoedzaam mee om te gaan. Ten aanzien van de onder feit 5 ten laste gelegde woninginbraken, danwel de poging daartoe heeft de raadsman de rechtbank gewezen op het feit dat de koppeling die de politie maakt tussen de telefoons waarmee belastend is gecommuniceerd, danwel die aanstralen in de buurt van de plaatsen-delict, niet waterdicht is en dat die aanstralingen bovendien niet per se duiden op betrokkenheid bij de feiten, bijvoorbeeld omdat de broer van verdachte in de buurt woont van één van die woningen.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank zal eerst een overweging wijden aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarna zal zij de ten laste gelegde feiten bespreken.
Inleidende overweging ten aanzien van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie uitvoerig verklaard over zijn rol en die van zijn medeverdachten bij de ten laste gelegde strafbare feiten. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] ervoor gekozen heeft open kaart te spelen. Waar hij eerst betrokkenheid bij de hem toen verweten feiten ontkende, heeft hij daarna over zijn aanwezigheid en betrokkenheid verklaard. Sterker nog, naar aanleiding van de verklaringen van [medeverdachte 1] heeft de politie hem kunnen linken aan woninginbraken waarvoor tot op dat moment nog geen dader in beeld was. Nader onderzoek van de politie heeft op veel punten de juistheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] aangetoond. Zo is de verklaring van [medeverdachte 1] onder meer ondersteund door zendmastgegevens en bevindingen uit de telefoons van de verdachten. Dat maakt dat de rechtbank deze verklaringen niet als onbetrouwbaar terzijde zal schuiven, maar deze, voor zover deze steun vinden in de overige bewijsmiddelen, voor het bewijs zal bezigen.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
De inbraak in de woning aan de [adres 2] in Eindhoven, de diefstal van de vluchtauto en de ramkraak bij [slachtoffer 2] .
Op 18 augustus 2023 ontdekt de familie [slachtoffer 1] dat er is ingebroken in hun woning aan [adres 2] te Eindhoven. De eigenaresse van de woning, mevrouw [slachtoffer 1] , was op dat moment op vakantie. Haar zus doet aangifte en verklaart dat de schuifpui is ingegooid en het huis overhoop is gehaald. Er zijn sieraden weggenomen, alsook autosleutels van hun Volkswagen Golf.
Ook is de Volkswagen Golf zelf weggenomen. [slachtoffer 1] wordt op 28 augustus 2023 aanvullend gehoord en verklaart dat zij het idee heeft dat de daders precies hebben geweten waar in haar woning de waardevolle spullen lagen, omdat er alleen op díe plekken in huis is gezocht. Daarom verdenkt zij medeverdachte [medeverdachte 1] ervan te hebben ingebroken, omdat deze in haar woning goed bekend was en zij met hem een langer lopend conflict had.
Op 17 augustus 2023 vindt er een ramkraak plaats in het winkelpand van een juwelier in Someren. Aangever [slachtoffer 2] , de juwelier, verklaart dat het alarm afging en dat hij zijn winkelpand in een grote ravage aantrof. De winkelpui was eruit gereden en er was voor 13.000,- euro aan sieraden weggenomen.
Bij de ramkraak werd gebruik gemaakt van een vluchtauto: een Volkswagen Golf, het voertuig waarvan de autosleutels zijn weggenomen uit de woning van de familie [slachtoffer 1] . Uit politieonderzoek blijkt dat de auto op 17 augustus 2023 is geactiveerd. De tijden hiervan komen overeen met de ramkraak en bevestigen het beeld dat de auto die nacht is gestolen om vervolgens als vluchtauto na de ramkraak gebruikt te worden. Later werd het voertuig aangetroffen in Maarheeze.
De rechtbank overweegt dat het bewijs dat verdachte bij deze feiten is betrokken zou kunnen worden gevonden in de verklaringen van [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt echter vast dat deze verklaringen van [medeverdachte 1] , voor wat betreft de betrokkenheid van verdachte, onvoldoende ondersteuning vinden in het dossier. De telefoon van verdachte straalde kort voor de ramkraak op 17 augustus 2024 een mast aan in Eindhoven, die is gelegen in de nabijheid van het adres waar de vluchtauto werd gestolen. Een paar uur later straalde de telefoon van verdachte een mast aan in Maarheeze. Dit vormt echter onvoldoende ondersteuning voor de betrokkenheid van verdachte bij de drie verschillende feiten. Ander steunbewijs ontbreekt.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken ten aanzien van hetgeen hem ten laste is gelegd onder 1, 2 en 3.
Ten aanzien van feit 4:
De inbraak in het restaurant aan de [adres 3] in Eindhoven.Op 6 september 2023 vond er een inbraak plaats in het restaurant van de familie [slachtoffer 1] , gelegen aan de [adres 3] te Eindhoven. Hierbij is de kassa geopend en is geld weggenomen. De familie [slachtoffer 1] heeft hiervan aangifte gedaan.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen onder feit 4 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij deze inbraak. Enkel de verklaring van [medeverdachte 1] is hiervoor onvoldoende, nu deze niet wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd onder feit 4.
Woninginbraak aan de [adres 4] in Eindhoven.
Op 27 augustus 2023 vond er een inbraak plaats in de woning gelegen aan de [adres 4] in Eindhoven. Aangever [slachtoffer 3] verklaart dat de daders via het draaikantelraam in de badkamer zijn woning zijn binnengekomen en dat er voetafdrukken in zijn bad staan. Er zijn sieraden en andere goederen uit zijn woning weggenomen. De verdachte wordt betrokkenheid bij deze inbraak verweten.
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak aan de [adres 4] in Eindhoven enkel kan worden gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte 1] , maar dat deze verklaring onvoldoende ondersteuning vindt in het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte van deze woninginbraak dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Woninginbraak aan de [adres 5] in Eindhoven.
Op 4 september 2023 vond er een inbraak plaats in de woning gelegen aan de [adres 5] te Eindhoven. Aangever [slachtoffer 4] verklaart dat de eerste verdieping en zolder van zijn woning overhoop zijn gehaald en dat hij sieraden, andere goederen en contant geld uit zijn woning mist. De verdachte wordt ook betrokkenheid bij deze inbraak verweten.
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid van verdachte bij deze woninginbraak kan worden gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte 1] en de historische gegevens van de telefoon van verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij daarvoor geld heeft gekregen. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte de opdracht heeft gegeven om in de woning in te breken en dat [medeverdachte 2] via de achterzijde naar binnen is gegaan. Hieruit komt het beeld naar voren dat verdachte de opdrachtgever was.
Uit de historische gegevens van de telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] én verdachte is gebleken dat deze ten tijde van de inbraak alle drie aanstraalden in de omgeving van de [adres 5] . Precies de personen die door medeverdachte [medeverdachte 1] worden genoemd, zijn blijkens de telefoongegevens op dat moment aanwezig in de omgeving van de [adres 5] .
Er is dan ook wettig bewijs dat verdachte bij deze inbraak betrokken is geweest. Dat de broer van verdachte op 500 meter afstand van dit adres woont, zoals als verweer is aangevoerd, doet hieraan niet af. De rechtbank overweegt verder dat uit de tapgesprekken valt af te leiden dat verdachte en zijn medeverdachten mogelijk ook op andere dagen en op andere plekken bezig zijn geweest met het plannen en uitvoeren van inbraken en dat er opdrachten worden gegeven via de telefoon van verdachte. Dat sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de verklaring van [medeverdachte 1] – ook over de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak aan de [adres 5] – op dat punt betrouwbaar en geloofwaardig is. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij voorbijgaat aan het verweer dat onzeker is of de aan verdachte toegeschreven telefoon aan hem toebehoorde en door hem gebruikt werd. Verdachte heeft hierover zelf geen verklaring afgelegd en de bevindingen van de politie aangaande de telefoon vinden steun in de verklaringen van [medeverdachte 1] .
Verdachte was in de omgeving van de woninginbraak aanwezig en stuurde zijn medeverdachten aan. Hij had aldus een wezenlijke bijdrage en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 5] in Eindhoven.
Poging woninginbraak aan de [adres 6] in Eindhoven.
In de nacht van 27 op 28 september 2023 vond er een woninginbraak plaats aan de [adres 6] te Eindhoven. De buurman ontdekte dat en zag een man staan tegenover de woning op het plein. De heer [betrokkene] doet aangifte namens zijn moeder, mevrouw [slachtoffer 5] , die op dat moment in het ziekenhuis ligt. Hij verklaart dat er is ingebroken en dat de toegangspoort is ontzet, maar dat er uit de woning niets is weggenomen.
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid van verdachte bij dit feit kan worden vastgesteld op basis van de verklaring van [medeverdachte 1] , de tapgesprekken waarin waaraan de verdachten deelnemen, danwel waarin zij worden genoemd en het feit dat de telefoon van verdachte aanstraalde op een mast in de omgeving van de [adres 6] . Medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt over specifieke kennis te beschikken, namelijk dat de bewoonster in het ziekenhuis zou liggen, die afkomstig zou zijn van verdachte. Uit de aangifte blijkt deze informatie te kloppen. Dit bevestigt de aansturende rol die verdachte zou hebben gehad. Ook het tapgesprek waaraan verdachte na afloop van de poging deelneemt en waarin hij onder meer met medeverdachte [medeverdachte 2] spreekt, biedt ondersteuning voor deze rol van verdachte.
Verdachte was in de omgeving van de woninginbraak aanwezig en stuurde zijn medeverdachten aan. Hij had aldus een wezenlijke bijdrage en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hetgeen ten last is gelegd ten aanzien van de poging tot inbraak in de woning aan de Vitruviusweg wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
5.
op 4 september 2023 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen aan de [adres 5] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een contant geldbedrag van €3500 en portemonnees met inhoud en horloge, sierraden en een zonnebril, die aan [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
op 28 september 2023 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres 6] , goederen die aan [slachtoffer 5] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- naar de woning aan de [adres 6] zijn gegaan en
- (vervolgens) een ruit hebben verbroken, en
- (vervolgens) zich de toegang tot de woning hebben verschaft, en
- (vervolgens) voornoemde woning hebben doorzocht, en
- (vervolgens) meerdere kasten en lades hebben geopend, en
- (vervolgens) de inhoud van deze kasten en lades op de grond hebben gegooid, en een poort hebben ontzet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een inbreuk op het gevoel van veiligheid en de privacy van de bewoners, terwijl een woning juist bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast zorgen woninginbraken ook binnen de samenleving in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid. Het is voor slachtoffers bovendien bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest, hun woning overhoop heeft gehaald en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen enkel respect heeft getoond voor de persoonlijke eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van een ander en dat hij zich enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte bovendien geen openheid van zaken gegeven en heeft hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een woninginbraak geldt een uitgangspunt van drie maanden gevangenisstraf, of in geval van recidive, vijf maanden. Daarbij slaat de rechtbank acht op het feit dat verdachte een aansturende rol heeft gehad bij de twee delicten.
De rechtbank heeft daarnaast ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 januari 2025. Doordat de verdachte ten tijde van het opstellen van het advies ontkende de strafbare feiten te hebben gepleegd, heeft de reclassering geen goede inschatting kunnen maken van het recidiverisico. De reclassering meent desalniettemin dat een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en andere voorwaarden betreffende het gedrag in ieder geval geïndiceerd zijn. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij tijdens de zitting van 22 januari 2025 heeft aangegeven dat hij bereid is om zich aan alle voorwaarden te houden, zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal deze taakstraf voor een gedeelte, namelijk drie maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel biedt een passend kader voor de oplegging van de bijzondere voorwaarden aan verdachte, zoals geadviseerd door de reclassering.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte werd bij beslissing van 3 juli 2024 reeds geschorst. Gelet op de op te leggen straf zal de rechtbank dit geschorste bevel opheffen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder
feit 1, 2, 3 en 4is ten laste gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
5.
diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden: