vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.239803.23
Datum uitspraak: 19 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2003] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2025 en 5 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 december 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 januari 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Eindhoven, in ieder geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (ongeveer €600), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of door het gebruik van een valse sleutel, door met de originele sleutel (welke tijdens de inbraak in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] weggenomen was) toegang te verschaffen tot het pand aan de [adres 3] , en/of (vervolgens) door het intoetsen van een (beveiligings/toegangs)code de beveiligde kassalade te openen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2023 tot en met 28 september 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
in woningen, gelegen op/aan de [adres 4] en/of de [adres 5] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
- (aan de [adres 6] ) horloges, sieraden, gouden munten, sigaretten en/of spaarpotten met inhoud
- (aan de [adres 7] ) een contant geldbedrag van € 3500, althans enig geldbedrag en/of een of meerdere portemonnee(s) met inhoud en/of horloges, sierraden en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met (telkens) het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en), sierraden, munten, sigaretten, spaarpotten en/of
portemonnee onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres 8] , goederen naar zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn /hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, en/of inklimming
- naar de woning aan de [adres 8] is/zijn gegaan en/of
- (vervolgens) een of meerdere ruit(en heeft/hebben gebroken/verbroken, en/of
- (vervolgens) zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft, en/of
- (vervolgens) voornoemde woning heeft/hebben doorzocht, en/of
- (vervolgens) meerdere kasten en/of lades heeft/hebben geopend, en/of
- (vervolgens) de inhoud van deze kasten en/of lades op de grond heeft/hebben gegooid, en/of (vervolgens) een poort heeft/hebben ontzet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Voordat de rechtbank de bewijsvraag bespreekt, merkt zij op dat het de rechtbank de nodige moeite heeft gekost om het bewijs per verdachte en per verdenking uit het politiedossier van onderzoek Zevenblad te ontwaren. Zo waren bevindingen ten aanzien van de telefoons van verdachten en tapgesprekken in het dossier opgenomen, maar was het lastig te achterhalen of deze bevindingen en tapgesprekken betrekking hadden op specifieke ten laste gelegde woninginbraken. Op de zitting van 22 januari heeft de rechtbank dan ook meermaals aan de officier van justitie moeten vragen of er nog bewijsmiddelen onbesproken waren gebleven. Het moet ook de verdediging de nodige moeite hebben gekost om zich voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling goed voor te bereiden op de verdenking tegen de verdachte. Dit gegeven is op de zitting van 22 januari ook ter sprake gekomen. Voor een goede procesorde is van belang dat voor alle aanwezige partijen op basis van een procesdossier en de behandeling ter terechtzitting (en eventuele eerdere zittingen) voldoende helder is waarop de verdenking tegen de verdachte is gebaseerd. Uiteindelijk is de rechtbank van oordeel dat de goede procesorde niet is geschonden, maar de wijze waarop het dossier is samengesteld heeft de procesdeelnemers en de rechtbank veel extra werk gekost. De rechtbank vraagt het Openbaar Ministerie hiervoor haar aandacht.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Kort gezegd heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat slechts de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] belastend is, maar dat deze ongeloofwaardig heeft verklaard. Bovendien, als die verklaring al gevolgd zou worden, dan blijkt daaruit niet dat met de gedragingen van verdachte de lat van het medeplegen wordt gehaald.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank zal eerst een overweging wijden aan de verklaring van [medeverdachte] . Daarna zal zij de ten laste gelegde feiten bespreken.
Inleidende overweging ten aanzien van de verklaringen van [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft bij de politie uitvoerig verklaard over zijn rol en die van zijn medeverdachten bij de ten laste gelegde strafbare feiten. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] ervoor gekozen heeft open kaart te spelen. Waar hij eerst betrokkenheid bij de hem toen verweten feiten ontkende, heeft hij daarna over zijn aanwezigheid en betrokkenheid verklaard. Sterker nog, naar aanleiding van de verklaringen van [medeverdachte] heeft de politie hem kunnen linken aan woninginbraken waarvoor tot op dat moment nog geen dader in beeld was. Nader onderzoek van de politie heeft op veel punten de juistheid van de verklaringen van [medeverdachte] aangetoond. Zo is de verklaring van [medeverdachte] onder meer ondersteund door zendmastgegevens en bevindingen uit de telefoons van de verdachten. Dat maakt dat de rechtbank deze verklaringen niet als onbetrouwbaar terzijde zal schuiven, maar deze, voor zover deze steun vinden in de overige bewijsmiddelen, voor het bewijs zal bezigen.
Ten aanzien van feit 1:
De bedrijfsinbraak aan [adres 3] in Eindhoven.
Op 6 september 2023 vond er een inbraak plaats in het restaurant van de familie [slachtoffer 1] , gelegen aan de [adres 3] te Eindhoven. Hierbij is de kassa geopend en is geld weggenomen. De familie [slachtoffer 1] heeft hiervan aangifte gedaan.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt dat de telefoon van verdachte die nacht weliswaar een mast in de omgeving van de [adres 3] aanstraalde en dat verdachte die nacht contact had met [medeverdachte] , maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen komen tot wettig bewijs voor het medeplegen van de inbraak. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat het verdachte is geweest die bij de inbraak betrokken is geweest. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd onder feit 1.
Ten aanzien van feit 2:
De woninginbraken aan de [adres 4] en de [adres 5] in Eindhoven.
Op 27 augustus 2023 vond er een inbraak plaats in de woning gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven en op 4 september 2023, vond er een inbraak plaats in de woning gelegen aan de [adres 5] te Eindhoven. Verdachte wordt betrokkenheid bij beide inbraken verweten.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde inbraken in de woningen aan de [adres 4] en de [adres 5] in Eindhoven. De rechtbank is van oordeel dat er op basis van het voorliggende dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
De poging woninginbraak aan de [adres 8] in Eindhoven.
In de nacht van 27 op 28 september 2023 vond er een woninginbraak plaats aan de [adres 8] te Eindhoven. De buurman ontdekte dat en zag een man staan tegenover de woning op het plein. [persoon 1] deed aangifte namens zijn moeder, [slachtoffer 4] , die op dat moment in het ziekenhuis ligt. Hij verklaarde dat er is ingebroken en dat de toegangspoort is ontzet, maar dat er uit de woning niets is weggenomen. De verdachte wordt betrokkenheid bij deze poging inbraak verweten.
Anders dan bij de inbraken in de woningen aan de [adres 4] en de [adres 5] , is de rechtbank van oordeel dat hetgeen ten last is gelegd ten aanzien van de poging tot inbraak in de woning aan de [adres 8] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaring van [medeverdachte] , de tapgesprekken waaraan de verdachten deelnemen, danwel waarin zij worden genoemd en het feit dat de telefoon van medeverdachten aanstraalden op een mast in de omgeving van de [adres 8] . Zo heeft [medeverdachte] verklaard dat [persoon 2] de woning heeft doorzocht en dat verdachte hem heeft gezegd dat hij naar binnen moest gaan, de hele tijd erbij was en op de uitkijk stond. Uit de tapgesprekken volgt bovendien dat verdachte tegen [medeverdachte] zegt dat hij naar binnen moet gaan, want hij weet dat er geld is. Dit alles duidt erop dat de verdachte bij deze poging inbraak een aansturende en surveillerende rol had. Dit duidt op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2.
op 28 september 2023 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres 8] , goederen die aan [slachtoffer 4] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- naar de woning aan de [adres 8] zijn gegaan en
- (vervolgens) een ruit hebben verbroken, en
- (vervolgens) zich de toegang tot de woning hebben verschaft, en
- (vervolgens) voornoemde woning hebben doorzocht, en
- (vervolgens) meerdere kasten en lades hebben geopend, en
- (vervolgens) de inhoud van deze kasten en lades op de grond hebben gegooid, en een poort hebben ontzet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, aan verdachte een taakstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een inbreuk op het gevoel van veiligheid en de privacy van de bewoners, terwijl een woning juist bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast zorgen woninginbraken ook binnen de samenleving in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid. Het is voor slachtoffers bovendien bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest, hun woning overhoop heeft gehaald en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Dat er uit de woning van het slachtoffer uiteindelijk geen spullen zijn weggenomen, doet niets af aan het onveilige gevoel dat slachtoffers overhouden aan dit soort gebeurtenissen. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met deze gevolgen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een voltooide woninginbraak geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden.
De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van de verdachte acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 10 december 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Daarnaast houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 8 januari 2025. Doordat de verdachte ten tijde van het opstellen van het advies ontkende de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd, heeft de reclassering geen goede inschatting kunnen maken van het recidiverisico. De reclassering meent desalniettemin dat een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie op het gebied van cognitieve vaardigheden geïndiceerd zijn. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij tijdens de zitting van 22 januari 2025 heeft aangegeven dat hij zich aan alle voorwaarden zal houden, zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen. Daarmee beoogt de rechtbank herhaling in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal deze taakstraf voor een gedeelte, namelijk 40 uren, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel biedt een passend kader voor de oplegging van de bijzondere voorwaarden aan verdachte, zoals geadviseerd door de reclassering.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder
feit 1is ten laste gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
2.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
een
taakstrafvoor de duur van
80 urenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 40 uren voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid. Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden: