ECLI:NL:RBOBR:2025:923

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
01.229992.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake woninginbraken, diefstal van een auto en ramkraak bij een juwelier

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan drie woninginbraken, de diefstal van een auto en een ramkraak bij een juwelier. De verdachte is op 17 augustus 2023 betrokken geweest bij een ramkraak in Someren, waarbij voor € 13.000 aan sieraden is gestolen. Tevens heeft hij in de periode van 9 augustus tot 17 augustus 2023 in Eindhoven een woninginbraak gepleegd, waarbij sieraden en autosleutels zijn weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij deze misdrijven, ondanks zijn verklaring dat hij gedwongen aanwezig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.087,38 aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.229992.23
Datum uitspraak: 19 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [2005] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2024, 24 april 2024, 22 januari 2025 en 5 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2024. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 januari 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks tussen 09 augustus 2023 en 17 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, gelegen op/aan [adres 2] in Eindhoven, alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), sieraden, horloges en/of een of meerdere sleutels behorende bij een personenauto en/of restaurant, althans een bedrijfspand, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden, horloges en/of een of meerdere sleutels behorende bij een personenauto en/of restaurant, althans een bedrijfspand, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto, te weten een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel, door voornoemde personenauto te openen en/of starten met de originele (bij dit voertuig horende) sleutel (welke tijdens de inbraak in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven weggenomen was);
3.

hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te Someren, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen sieraden onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

4.
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Eindhoven, in ieder geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (ongeveer €600), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of door het gebruik van een valse sleutel,
door met de originele sleutel (welke tijdens de inbraak in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven weggenomen was) toegang te verschaffen tot het pand aan de [adres 4] , en/of (vervolgens) door het intoetsen van een (beveiligings/toegangs)code de beveiligde kassalade te openen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2023 tot en met 28 september 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, in woningen, gelegen op/aan de [adres 5] en/of de [adres 6] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
- (aan de [adres 5] ) horloges, sieraden, gouden munten, sigaretten en/of spaarpotten met inhoud
- (aan de [adres 6] ) een contant geldbedrag van €3500, althans enig geldbedrag en/of een of meerdere portemonnee(s) met inhoud en/of horloges, sierraden en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met (telkens) het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en), sierraden, munten, sigaretten, spaarpotten en/of

portemonnee onder zijn /hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel en/of

hij op of omstreeks 28 september 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres 7] , goederen naar zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn /hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, en/of inklimming
- naar de woning aan de [adres 7] is/zijn gegaan en/of
- (vervolgens) een of meerdere ruit(en heeft/hebben gebroken/verbroken, en/of
- (vervolgens) zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft, en/of
- (vervolgens) voornoemde woning heeft/hebben doorzocht, en/of
- (vervolgens) meerdere kasten en/of lades heeft/hebben geopend, en/of
- (vervolgens) de inhoud van deze kasten en/of lades op de grond heeft/hebben gegooid, en/of (vervolgens) een poort heeft/hebben ontzet,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Voordat de rechtbank de bewijsvraag bespreekt, merkt zij op dat het de rechtbank de nodige moeite heeft gekost om het bewijs per verdachte en per verdenking uit het politiedossier van onderzoek Zevenblad te ontwaren. Zo waren bevindingen ten aanzien van de telefoons van verdachten en tapgesprekken in het dossier opgenomen, maar was het lastig te achterhalen of deze bevindingen en tapgesprekken betrekking hadden op specifieke ten laste gelegde woninginbraken. Op de zitting van 22 januari heeft de rechtbank dan ook meermaals aan de officier van justitie moeten vragen of er nog bewijsmiddelen onbesproken waren gebleven. Het moet ook de verdediging de nodige moeite hebben gekost om zich voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling goed voor te bereiden op de verdenking tegen de verdachte. Dit gegeven is op de zitting van 22 januari ook ter sprake gekomen. Voor een goede procesorde is van belang dat voor alle aanwezige partijen op basis van een procesdossier en de behandeling ter terechtzitting (en eventuele eerdere zittingen) voldoende helder is waarop de verdenking tegen de verdachte is gebaseerd. Uiteindelijk is de rechtbank van oordeel dat de goede procesorde niet is geschonden, maar de wijze waarop het dossier is samengesteld heeft de procesdeelnemers en de rechtbank veel extra werk gekost. De rechtbank vraagt het Openbaar Ministerie hiervoor haar aandacht.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Per feit is door de raadsman aangevoerd dat niet is vast te stellen dat verdachte een wezenlijke bijdrage had, zodat hij als pleger noch als medepleger is aan te merken.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank zal eerst een overweging wijden aan de verklaring die verdachte zelf heeft afgelegd. Vervolgens zal zij de feiten 1 tot en met 3 gezamenlijk bespreken, daarna feit 4 en tot slot feit 5, per ten laste gelegde locatie.
Inleidende overweging ten aanzien van de verklaringen van verdachte.
Verdachte heeft bij de politie uitvoerig verklaard over zijn aanwezigheid en over de aanwezigheid van zijn medeverdachten bij de ten laste gelegde strafbare feiten. Sterker nog, naar aanleiding van de verklaringen van verdachte heeft de politie verdachte en zijn medeverdachte kunnen linken aan woninginbraken waar tot op dat moment nog geen dader voor in beeld was. Verdachte heeft uitvoerig en op hoofdlijnen consistent verklaard over zijn aanwezigheid en de handelingen die hij heeft verricht bij het merendeel van de strafbare feiten. De verklaring van verdachte vindt op essentiële onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier.
In zijn verklaring dicht de verdachte zichzelf een kleine, ondergeschikte rol toe ten aanzien van de gepleegde inbraken. In de kern komt het er op neer dat verdachte verklaart dat hij overal bij was, maar dat hij niets heeft gedaan en min of meer gedwongen was om aanwezig te zijn. De rechtbank duidt de rol van verdachte echter anders. Uit verschillende bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet als slachtoffer moet worden gezien en door de medeverdachten werd gedwongen, maar dat hij zelf een actieve rol heeft gespeeld, zoals zal blijken uit de navolgende bespreking van de feiten. Met name de tapgesprekken die als bewijsmiddelen zijn opgenomen duiden op een actieve, bij de strafbare feiten betrokken rol van verdachte. Dit ondermijnd de verklaring van verdachte dat hij telkens gedwongen aanwezig was.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3.
De inbraak in de woning aan de [adres 2] in Eindhoven, de diefstal van de vluchtauto en de ramkraak bij [slachtoffer 2] .
Op 18 augustus 2023 ontdekt de familie [slachtoffer 1] dat er is ingebroken in hun woning aan [adres 2] te Eindhoven. De eigenaresse van de woning, mevrouw [slachtoffer 1] , was op dat moment op vakantie. De zus van [slachtoffer 1] doet aangifte en verklaart dat de schuifpui is ingegooid en het huis overhoop is gehaald. Er zijn sieraden weggenomen, alsook autosleutels van de Volkswagen Golf.
Ook is de Volkswagen Golf zelf weggenomen. [slachtoffer 1] wordt op 28 augustus 2023 aanvullend gehoord en verklaart dat zij het idee heeft dat de daders precies hebben geweten waar in haar woning de waardevolle spullen lagen, omdat er alleen op díe plekken in huis is gezocht. Daarom verdenkt zij verdachte ervan te hebben ingebroken, omdat verdachte in haar woning goed bekend was en zij met hem een langer lopend conflict had.
Op 17 augustus 2023 vindt er een ramkraak plaats in het winkelpand van een juwelier in Someren. Aangever [slachtoffer 2] verklaart dat het alarm afging en dat hij zijn winkelpand in een grote ravage aantrof. De winkelpui was eruit gereden en er was voor € 13.000 aan sieraden weggenomen.
Bij de ramkraak werd gebruik gemaakt van een vluchtauto: een Volkswagen Golf, het voertuig waarvan de autosleutels zijn weggenomen uit de woning van de familie [slachtoffer 1] . Uit politieonderzoek blijkt dat de auto op 17 augustus 2023 is geactiveerd. De tijden hiervan komen overeen met de ramkraak en bevestigen het beeld dat de auto die nacht is gestolen om vervolgens als vluchtauto na de ramkraak gebruikt te worden. Later werd het voertuig aangetroffen in Maarheeze.
De verdachte wordt – als medepleger - betrokkenheid verweten bij de woninginbraak, de diefstal van de auto, en de ramkraak bij de [bedrijf] te Someren.
Zoals hierboven reeds is overwogen, heeft verdachte verklaard dat hij aanwezig is geweest bij de inbraak en de diefstal van de Volkswagen Golf aan de [adres 2] en de ramkraak in Someren. De vraag is vervolgens hoe deze rol strafrechtelijk moet worden aangemerkt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Ten aanzien van de woninginbraak bij [slachtoffer 1] heeft verdachte verklaard dat hij in de woning is geweest en dat hij tijdens de inbraak de buit heeft aangepakt. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] was. [medeverdachte 1] zou verder ‘alles’ hebben gedaan.
Verdachte was dus aanwezig tijdens de inbraak, ging mee de woning in en had een rol in het meenemen van de buit. Naar oordeel van de rechtbank is dit voldoende om te kunnen spreken van medeplegen. Daarbij komt ook dat verdachte als enige van de medeverdachten kennis had van de woning en er, zo blijkt uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , op specifieke plekken waar waardevolle spullen lagen is gezocht. Voor het medeplegen is het verder van belang dat de telefoon van [medeverdachte 1] op het tijdstip van de inbraak aanstraalde op een mast in de omgeving van de [adres 2] . Dit biedt steun aan de verklaring van verdachte dat [medeverdachte 1] op dat moment aan het inbreken was in de woning.
Enkele dagen later was verdachte ook aanwezig bij de diefstal van de Volkswagen Golf en de ramkraak in Someren. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij er bij was toen de vluchtauto gestolen werd, dat hij later in de vluchtauto zat, het voertuig waarmee de plegers van de ramkraak naderhand wegvluchtten. Hij had van [medeverdachte 1] een bivakmuts en handschoenen gekregen. Volgens verdachte bestuurde medeverdachte [medeverdachte 1] dit voertuig. Voorafgaand aan de ramkraak was er op de telefoon van verdachte gezocht naar de locatie van de juwelier. Afgesproken werd dat de buit bij de ouderlijke woning van verdachte in Maarheeze zou worden verborgen. In de telefoon van verdachte is ook een foto van een ring gevonden die afkomstig was van de bestolen juwelier.
Ook al blijkt niet van heel specifieke handelingen van verdachte tijdens de diefstal van de Volkswagen Golf en de ramkraak zelf, uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte betrokkenheid had bij de planvorming, doordat op zijn telefoon naar de locatie van de ramkraak is gezocht. Ook blijkt dat hij aanwezig was bij de diefstal van de Volkswagen Golf, waarvan de sleutels door de door hem medegepleegde diefstal eerder al waren weggenomen. Hij was aanwezig tijdens de ramkraak en heeft toen gezichtsbedekkende kleding en handschoenen van [medeverdachte 1] gekregen. Hij vluchtte met de daders mee naar zijn woning om daar de buit te verstoppen en hij had een rol bij het verkopen of wegmaken van de buit. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen voor alle drie de feiten bewezen.
Het verweer dat verdachte geen wetenschap had van het plan om de vluchtauto te stelen en een ramkraak te plegen wordt verworpen. Gelet op de planvorming vooraf, de aanwezigheid van verdachte bij deze feiten en het verstoppen van de buit bij de woning van verdachte is dat volstrekt onaannemelijk.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hetgeen ten laste is gelegd onder feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 4:
De inbraak in het restaurant aan de [adres 4] in Eindhoven.
Op 6 september 2023 vond er een inbraak plaats in het restaurant van de familie [slachtoffer 1] , gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven. Hierbij is de kassa geopend en is geld weggenomen. De familie [slachtoffer 1] heeft hiervan aangifte gedaan.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen onder feit 4 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt dat de telefoon van verdachte die nacht weliswaar een mast in de omgeving van de [adres 4] in Eindhoven aanstraalde en dat verdachte die nacht contact had met medeverdachte [medeverdachte 2] , maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen komen tot wettig bewijs voor het medeplegen van de inbraak. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat het verdachte is geweest die bij deze inbraak betrokken is geweest. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd onder feit 4.
Ten aanzien van feit 5:
De woninginbraak aan de [adres 5] in Eindhoven.
Op 27 augustus 2023 vond er een inbraak plaats in de woning gelegen aan de [adres 5] in Eindhoven. Aangever [slachtoffer 3] verklaart dat de daders via het draaikantelraam in de badkamer zijn woning zijn binnengekomen en dat er voetafdrukken in zijn bad staan. Er zijn sieraden en andere goederen uit zijn woning weggenomen. Door de politie is onderzoek gedaan naar de wijze waarop het raam geopend werd, maar er werden geen bruikbare sporen aangetroffen. De schoenafdruk in het bad was niet geschikt voor verder sporenvergelijkend onderzoek. Verdachte wordt betrokkenheid bij deze inbraak verweten.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de woning binnen is gegaan en dat hij vervolgens de buit in een kussensloop naar verdachte heeft gegooid. Verdachte was er dus bij op het moment van de inbraak en heeft de buit aangepakt. De aanwezigheid van verdachte op de [adres 5] wordt overigens ook ondersteund zendmastgegevens, waaruit volgt dat de telefoon van verdachte op dat moment aanstraalt in de buurt van de [adres 5] .
Het beeld dat uit de verklaringen van verdachte voortkomt is dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] woningbraken pleegt, waarbij [medeverdachte 1] de woningen ingaat en verdachte buiten de woningen de buit ( in een kussensloop) aanneemt. Telkens wordt dezelfde
modus operandigebruikt. Dit alles maakt naar oordeel van de rechtbank, mede in het licht van de rest van het dossier, dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak aan de [adres 5] in Eindhoven.
De woninginbraak aan de [adres 6] in Eindhoven.
Op 4 september 2023 vond er een inbraak plaats in de woning gelegen aan de [adres 6] te Eindhoven. Aangever [slachtoffer 4] verklaart dat de eerste verdieping en zolder van zijn woning overhoop zijn gehaald en dat hij sieraden, andere goederen en contant geld uit zijn woning mist.
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in de woning aan de [adres 6] kan worden gebaseerd op zijn eigen verklaringen en de historische gegevens van de telefoon van verdachte. Verdachte heeft immers verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij daarvoor geld heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte 3] . Daarnaast heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 3] de opdracht heeft gegeven om in de woning in te breken en dat medeverdachte [medeverdachte 1] via de achterzijde naar binnen is gegaan. Uit de historische gegevens van de telefoons van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en verdachte is gebleken dat deze ten tijde van de inbraak alle drie aanstraalden in de omgeving van de [adres 6] . Uit tapgesprekken waaraan verdachte deelnam blijkt echter ook dat verdachte zegt dat hij een raam heeft opengemaakt. In een gesprek dat hij enkele minuten daarna voert zegt hij dat hij als eerste naar binnen is gegaan om het huis te laten zien. Zijn handelen ging bij deze inbraak dus verder dan buiten de woning wachten en op de uitkijk staan.
Uit het voorgaande volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte was aanwezig tijdens de inbraak, stond op de uitkijk, opende een raam en deelde na afloop in de buit. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 6] in Eindhoven.
De poging woninginbraak aan de [adres 7] in Eindhoven.
In de nacht van 27 op 28 september 2023 vond er een woninginbraak plaats aan de [adres 7] te Eindhoven. De buurman ontdekte dat en zag een man staan tegenover de woning op het plein. De heer [betrokkene] doet aangifte namens zijn moeder, mevrouw [slachtoffer 5] , die op dat moment in het ziekenhuis ligt. Hij verklaart dat er is ingebroken en dat de toegangspoort is ontzet, maar dat er uit de woning niets is weggenomen.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de woning heeft doorzocht en dat medeverdachte [medeverdachte 2] hem heeft gevraagd naar binnen te gaan en dat deze zelf op de uitkijk stond.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen ten last is gelegd ten aanzien van deze inbraakpoging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank baseert haar oordeel op de eigen verklaring van verdachte en de tapgesprekken waaraan de verdachten deelnemen, danwel waarin zij worden genoemd. De bewijsmiddelen tonen een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten aan, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
tussen 09 augustus 2023 en 17 augustus 2023 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, gelegen aan [adres 2] in Eindhoven, alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, sieraden, horloges en sleutels behorende bij een personenauto en/of restaurant, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
op 17 augustus 2023 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto, te weten een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken] , die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door voornoemde personenauto te openen en te starten met de originele bij dit voertuig horende sleutel welke tijdens de inbraak uit een woning, gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven weggenomen was;
3.

op 17 augustus 2023 te Someren tezamen en in vereniging met anderen, sieraden, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen sieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;

5.
in de periode van 26 augustus 2023 tot en met 28 september 2023 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, in woningen, gelegen aan de [adres 5] en de [adres 6] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden,
- (aan de [adres 5] ) horloges, sieraden, gouden munten, sigaretten en spaarpotten met inhoud
- (aan de [adres 6] ) een contant geldbedrag van €3500, portemonnees met inhoud en horloge, sierraden en een zonnebril, die aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming
en
op 28 september 2023 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres 7] , goederen die aan [slachtoffer 5] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- naar de woning aan de [adres 7] zijn gegaan en
- (vervolgens) een ruit hebben verbroken, en
- (vervolgens) zich de toegang tot de woning hebben verschaft, en
- (vervolgens) voornoemde woning hebben doorzocht, en
- (vervolgens) meerdere kasten en lades hebben geopend, en
- (vervolgens) de inhoud van deze kasten en lades op de grond hebben gegooid, en een poort hebben ontzet,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft primair gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsrapport van 8 januari 2025.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de combinatie van zijn kwetsbare persoonlijkheid en de ondergeschikte rol die hij heeft vervuld bij het plegen van de feiten. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om geen straf op te leggen waarbij verdachte weer naar de gevangenis zou moeten en hem in plaats daarvan een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het elektronisch toezicht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan drie woninginbraken en één poging daartoe, diefstal van een auto en een ramkraak bij een juwelier.
Een ramkraak op een juwelier is een zeer ernstig feit, dat tot enorme schade en gevoelens van onveiligheid in een lokale gemeenschap teweegbrengt. Nietsontziend wordt op zeer grove wijze een pui van een winkel geramd om in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk waardevolle goederen buit te maken. De juwelier trof zijn winkel in een grote ravage aan. De ramkraak zal een grote impact op de juwelier hebben gehad en mogelijk nog altijd hebben.
Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een inbreuk op het gevoel van veiligheid en de privacy van de bewoners, terwijl een woning juist bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast zorgen woninginbraken ook binnen de samenleving in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid. Het is voor slachtoffers bovendien bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest, de woning overhoop heeft gehaald en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Des te kwalijker is dat in onderhavig gevallen zeer waardevolle persoonlijke eigendommen van enkele van de slachtoffers zijn ontvreemd, die zij waarschijnlijk nooit meer terug zullen krijgen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen enkel respect heeft getoond voor de persoonlijke eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van een ander.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank op het volgende acht geslagen.
Ten aanzien van het verzoek om het jeugdstrafrecht toe te passen, overweegt de rechtbank het volgende. De reclassering heeft onderzoek verricht naar toepassing van adolescentenstrafrecht bij verdachte en geconcludeerd tot het advies van toepassen van het volwassenenstrafrecht. De mogelijkheden voor een pedagogische aanpak worden bij verdachte niet of nauwelijks gezien. Verdachte lijkt voornamelijk al een volwassen bestaan te leiden. Nu de reclassering geen pedagogische aanpak aangewezen acht, ziet ook de rechtbank geen aanleiding tot toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een ramkraak wordt daarbij als uitgangspunt gehanteerd een gevangenisstraf van twaalf maanden en voor een woninginbraak drie maanden, of in geval van recidive, vijf maanden. Een autodiefstal kent als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur, of in geval van recidive, een gevangenisstraf van vier maanden. Wanneer de rechtbank de door verdachte gepleegde feiten bij elkaar optelt, is op basis van deze oriëntatiepunten een langdurige gevangenisstraf het uitgangspunt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat verdachte nu voor meerdere feiten wordt veroordeeld en hij gedurende meerdere weken met een min of meer vaste groep mededaders vermogensdelicten heeft gepleegd.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte al vanaf het moment dat hij bij de politie werd verhoord open kaart heeft gespeeld. Ook al heeft verdachte daarbij zijn eigen rol op onderdelen kleiner gemaakt dan deze daadwerkelijk is geweest, zijn verklaringen hebben bijgedragen aan de voortgang van het politieonderzoek.
De officier van justitie heeft primair verzocht om geen voorwaardelijke strafdeel op te leggen gelet op het grillige verloop van het toezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte en het feit dat verdachte alsnog strafbare feiten heeft gepleegd terwijl hij onder elektronisch toezicht stond. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, wel reden om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Hierbij betrekt de rechtbank de jonge leeftijd van verdachte Daarnaast houdt de rechtbank ook rekening met het reclasseringsrapport van 8 januari 2025 waarin staat beschreven dat verdachte kwetsbaar is en mogelijk een licht verstandelijke beperking heeft. De rechtbank vindt het gelet hierop belangrijk in het kader van beperking van de kans op herhaling dat verdachte onder begeleiding van de reclassering zijn leven op de rails moet zien te krijgen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en meer recht doet aan de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte, namelijk 10 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel biedt een passend kader voor de oplegging van de bijzondere voorwaarden aan verdachte, zoals geadviseerd door de reclassering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 3.677,72 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij vermeldt dat een bedrag van € 500,00 reeds is vergoed door de verzekering (voor wat betreft schade aan de auto). Dat bedrag wordt door de benadeelde partij afgetrokken van het gevorderde schadebedrag.
De gevraagde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten. Een bedrag van € 270,19 aan kosten omdat het raam van het woonhuis is beschadigd; en € 270,19 aan kosten omdat de achterdeur van het woonhuis is beschadigd. Verder vermeldt de benadeelde dat, als gevolg van de inbraak, de sloten van het woonhuis, zaak, auto en de garage zijn vervangen ten belope van een bedrag van € 291,07, respectievelijk € 260,88, en € 709,00. Verder vraagt de benadeelde om vergoeding van € 600,00 aan contant geld dat uit de kassa van de zaak, het restaurant, is gestolen. Tot slot vermeldt de vordering een post van € 1.546,58 voor btw-verrekening in verband met schade aan de auto.
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de post ‘contant geld van de zaak (kassa)’ en de post ‘BTW verrekening in verband met schade aan de auto’ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze posten niet zijn onderbouwd. De overige materiële posten zijn in zijn geheel toewijsbaar.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze niet onderbouwd is.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de toewijzing een onevenredige belasting zou zijn voor verdachte, nu dit de facto zou neerkomen op de situatie dat verdachte alle schade moet dragen voor feiten die in een medepleeg-constructie zijn gepleegd. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat alle materiële posten, met uitzondering van de te vervangen sloten van het huis, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de gehele post niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er geen sprake is van een aantasting in de persoon op ‘andere wijze’. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de hoogte van de immateriële schade fors te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de schadepost die ziet op de vervanging van de sloten, te weten € 260,88 toewijsbaar. Deze schade is het rechtstreeks gevolg van het gepleegde strafbare feit.
Ten aanzien van het vervangen van de sloten van het bedrijf acht de rechtbank een bedrag van € 240,55 toewijsbaar. De rechtbank zal bij deze post een lager bedrag toekennen dan gevorderd gelet op het feit dat de facturen op naam van een rechtspersoon staan en de BTW kan worden verrekend. Hetzelfde geldt voor de toewijzing van het bedrag voor de autosleutel. De rechtbank wijst deze schadepost voor het bedrag van € 585,95 (het bedrag exclusief btw) toe.
In totaal acht de rechtbank een materiele schadevergoeding van € 1.087,38 toewijsbaar.
Deze materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de overige materiële posten en de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren, gelet op de betwisting door de verdediging en omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dit gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De benadeelde partij heeft, zoals de rechtbank uit de toelichting van de officier van justitie op de zitting heeft begrepen, ervoor gekozen de vordering alleen in te dienen in de zaak van verdachte. Dat gegeven vormt geen reden om de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren, zoals door de raadsman is bepleit. Evenmin vormt dat een belemmering om wel de hoofdelijke aansprakelijkheid uit te spreken.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder
feit 4is ten laste gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij reclassering.

Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Polluxstraat 114 te Eindhoven of via het telefoonnummer 088-8041504. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2.Ambulante behandeling.

Veroordeelde laat zich behandelen door STEVIG of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

3.Contactverbod.

Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mededaders [medeverdachte 1] geboren op [1994] in [geboorteplaats 2] , [medeverdachte 3] geboren op [1995] in [geboorteplaats 3] en [medeverdachte 2] , geboren op [2003] in [geboorteplaats 4] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

4.Dagbesteding.

Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

5.Andere voorwaarden het gedrag betreffende.

Veroordeelde dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie. Veroordeelde mijdt risicovolle en criminele contacten en meldt problemen/risico's direct bij de reclassering.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 De rechtbank legt verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.087,38. Indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 1 en 2:
De rechtbank:
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.087,38, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige (het resterende deel van de materiële schade en de gehele immateriële schade) niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Zandbergen, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. M.E.N. van Haren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 19 februari 2025.