Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding met 10 producties;
- de conclusie van antwoord met 17 producties.
2.De feiten
Partij 1:
Partij 2:
Rechtbank Oost-Brabant
In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL en een gedaagde partij. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een huurwoning in Eindhoven. De eisende partij, Woonbedrijf, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning en garagebox, omdat de gedaagde partij, [gedaagde 1], in strijd met de huurovereenkomst had gehandeld door een handelshoeveelheid softdrugs in de schuur van de huurwoning te hebben opgeslagen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2025 werd vastgesteld dat de gedaagde partij ernstig tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, met name door het gebruik van het gehuurde voor illegale activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs een ernstige tekortkoming vormde die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De gedaagde partij voerde aan dat de aangetroffen drugs niet meer werkzame stoffen bevatten en dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de gedaagde partij verantwoordelijk was voor de gedragingen van anderen in het gehuurde. De rechtbank besloot de vordering van Woonbedrijf toe te wijzen, de huurovereenkomst te ontbinden en de ontruiming van de woning en garagebox te gelasten. Tevens werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten.