ECLI:NL:RBOBR:2025:8210

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
01.219481.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd aan verdachte na meerdere diefstallen

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in juli 2025 in Eindhoven goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan meerdere slachtoffers. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot woningen door middel van inklimming en het gebruik van valse sleutels. Tijdens de zitting op 2 december 2025 heeft de verdachte bekend en is er een bewijsvoering gepresenteerd, waaronder verklaringen van slachtoffers en proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft haar vrijgesproken van het medeplegen van een van de feiten. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de verdediging heeft verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank heeft de reclassering in overweging genomen, die heeft geadviseerd om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, gezien de problematiek van de verdachte en het recidiverisico. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, met bijzondere voorwaarden, en heeft de verdachte gewaarschuwd dat bij overtreding van deze voorwaarden de maatregel ten uitvoer kan worden gelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01-219481-25 en 01-181172-25 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 16 december 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
thans gedetineerd te P.I. Zuid Oost, loc. Ter Peel, HvB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2025.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 oktober 2025 (parketnummer 01-219481-25) en 14 augustus 2025 (parketnummer 01-181172-25). Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01-219481-25 feit 1:
zij op of omstreeks 14 juli 2025 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 1] te Eindhoven, alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
- een (mobiele) telefoon en/of
- een portemonnee (met inhoud) en/of
- een pasjeshouder (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-219481-25 feit 2:
zij op of omstreeks 14 juli 2025 te Eindhoven, althans in Nederland,
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een bij diefstal uit de woning van die [slachtoffer 1] weggenomen bankpas contact geld op te nemen;
T.a.v. 01-219481-25 feit 3:
zij op of omstreeks 15 juli 2025 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door levensmiddelen bij een snack- en drankenautomaat te betalen met een van die [slachtoffer 2] weggenomen bankpas;
T.a.v. 01-219481-25 feit 4:
zij op of omstreeks 15 juli 2025 te Eindhoven, althans in Nederland,
enige(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een bij diefstal uit de woning van die [slachtoffer 3] weggenomen bankpas contant(e) geld(bedragen) op te nemen;
T.a.v. 01-219481-25 feit 5:
zij op of omstreeks 15 juli 2025 te Eindhoven, althans in Nederland,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2] , alwaar zij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een rugtas (met inhoud) en/of
- een koptelefoon en/of
- een (mobiele) telefoon,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl zij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-181172-25:
zij op of omstreeks 14 juni 2025 te Eindhoven
een jurk en/of een riem, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Met betrekking tot 01-219481-25 feit 1 is de rechtbank, met de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt weliswaar dat de medeverdachte ter plaatse was, maar dat hij een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd kan niet worden vastgesteld. Verdachte zal dan ook van het medeplegen partieel worden vrijgesproken.
Het resterende deel van de ten laste gelegde feiten is door verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De rechtbank zal een opgave doen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Opgave bewijsmiddelen.
T.a.v. 01-219481-25: De bewijsmiddelen zijn opgenomen in het procesdossier van de politie Eenheid Oost-Brabant met onderzoeksnummer PL2100-2025157680, gesloten op 30 september 2025, met 231 doorgenummerde pagina’s.
T.a.v. 01-181172-25: De bewijsmiddelen zijn opgenomen in het procesdossier van de politie Eenheid Oost-Brabant met onderzoeksnummer PL2100-2025130974, gesloten op 15 juni 2025, met 72 doorgenummerde pagina’s.
T.a.v. alle feiten:
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 december 2025.
T.a.v. 01-219481-25 feiten 1 en 2:
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 250715-784-1539 (pagina 36), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] van 15 juli 2025;
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025157524-10 (pagina 39), inhoudende de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer 1] van 17 juli 2025, met bijlagen;
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025157680-72 (pagina 44), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en);
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025157524-21 (pagina 49), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en).
T.a.v. 01-219481-25 feit 3:
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 250715-567-425 (pagina 160), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] van 15 juli 2025;
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025157393-10 (pagina 189), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en).
T.a.v. 01-219481-25 feiten 4 en 5:
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 250715-533-730 (pagina 110), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] van 15 juli 2025;
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025157372-5 (pagina 112), inhoudende de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer 3] van 15 juli 2025;
  • Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025157372-3 (pagina 118), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en).
T.a.v. 01-181172-25:
 Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025130974-9 (pagina 8), inhoudende de verklaring van aangeefster [persoon] (namens het slachtoffer [slachtoffer 4] , [adres 3] Eindhoven) van 14 juni 2025.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewezenverklaring.
Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. 01-219481-25 feit 1:
zij op 14 juli 2025 te Eindhoven,
in een woning, te weten de [adres 1] te Eindhoven, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een (mobiele) telefoon en
- een portemonnee (met inhoud) en
- een pasjeshouder (met inhoud)
die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-219481-25 feit 2:
zij op 14 juli 2025 te Eindhoven,
enig geldbedrag, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een bij diefstal uit de woning van die [slachtoffer 1] weggenomen bankpas contant geld op te nemen;
T.a.v. 01-219481-25 feit 3:
zij op 15 juli 2025 te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander,
enig geldbedrag, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door levensmiddelen bij een snack- en drankenautomaat te betalen met een van die [slachtoffer 2] weggenomen bankpas;
T.a.v. 01-219481-25 feit 4:
zij op 15 juli 2025 te Eindhoven,
geldbedragen, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een bij diefstal uit de woning van die [slachtoffer 3] weggenomen bankpas contante geldbedragen op te nemen;
T.a.v. 01-219481-25 feit 5:
zij op 15 juli 2025 te Eindhoven, in een woning, te weten de [adres 2] ,
alwaar zij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een rugtas (met inhoud) en
- een koptelefoon en
- een (mobiele) telefoon,
die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
T.a.v. 01-181172-25:
zij op 14 juni 2025 te Eindhoven
een jurk en een riem, die aan [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen. Bij één van de slachtoffers is verdachte over de poort geklommen en zo via de achterdeur de woning binnengegaan, terwijl aangever aan het werk was in een schuur in de tuin. In het andere geval is zij naar binnengekomen door een achterdeur terwijl het slachtoffer in huis lag te slapen. In het laatste geval is verdachte door het raam van de woning naar binnen geklommen en heeft zij zelfs uit de slaapkamer waar aangever op dat moment lag te slapen, goederen ontvreemd. Vervolgens heeft verdachte (en in een enkel geval haar medeverdachte) met (de) weggenomen bankpassen geld gepind of spullen betaald. Tot slot heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Met het plegen van deze feiten heeft verdachte angst en overlast veroorzaakt voor de slachtoffers en geen respect getoond voor hun eigendommen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van 28 oktober 2025 van verdachte, waaruit blijkt dat zij veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Uit de 21 pagina’s tellende documentatie van verdachte blijkt dat aan haar meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd. Ondanks deze eerdere veroordelingen heeft verdachte opnieuw strafbare feiten gepleegd.
Gelet op het strafrechtelijk verleden van verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geëist.
De reclassering adviseert echter om verdachte een kans te geven in de vorm van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Uit het reclasseringsrapport van 14 november 2025 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van problemen op meerdere leefgebieden. Zo zijn er financiële problemen, is sprake van een drugsprobleem en zijn er problemen op het gebied van het psychosociaal functioneren, waarbij met name de ADHD-stoornis en de beïnvloedbaarheid van verdachte problematisch zijn. De reclassering noemt de (delictgerelateerde) problematiek van verdachte groot en complex. Volgens de reclassering is sprake van een hooggemiddeld tot hoog recidiverisico. Het is van belang dat de hiervoor genoemde problemen worden aangepakt.
Een voorwaardelijke ISD-maatregel is volgens de reclassering een flinke stok achter de deur die (kennelijk) tot nu toe voor verdachte ontbrak om langdurig mee te werken aan reclasseringstoezichten en behandeling. De reclassering ziet nog mogelijkheden om verdachte te begeleiden en te behandelen. De reclassering adviseert om aan de voorwaardelijke ISD-maatregel bijzondere voorwaarden te verbinden zoals een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan huisvesting en meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft aangegeven hiervoor gemotiveerd te zijn.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van voornoemd rapport en de gronden waarop het berust.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel en dat de vordering van de officier van justitie strekkende tot oplegging van de ISD-maatregel in overeenstemming is met de “Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers”.
Verdachte heeft in het verleden al diverse behandel- en hulpverleningstrajecten gehad die veelal niet zijn afgemaakt. Daarnaast heeft verdachte een lang strafblad en blijft zij, ondanks voornoemde interventies, recidiveren. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat
alle reële, minder ingrijpende alternatieven voor hulpverlening en het voorkomen van recidive zijn uitgeput en dus het uiterste middel van de ISD-maatregel overblijft. Gelet op de inhoud van het rapport van de Reclassering zal de rechtbank die maatregel in voorwaardelijke zin opleggen.
Conclusie.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijk ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar. Daarbij zal een proeftijd worden vastgesteld van twee jaar en worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opgelegd. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich te houden aan de voorwaarden. Als verdachte in deze proeftijd de voorwaarden zou overtreden, is tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel van twee jaar nodig om de maatschappij tegen verdachte te beschermen, het risico op recidive te beperken en verdachte de hulp te bieden die zij nodig heeft.
De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal niet in mindering worden gebracht op de maatregel. Daarmee wordt beoogd de volledige twee jaar te benutten voor de behandeling en uitvoering van de maatregel.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [benadeelde partij] .
De rechtbank heeft een vordering ontvangen waarin de benadeelden [slachtoffer 1] en [benadeelde partij] verzoeken om vergoeding van hun schade. Op pagina 14 van die vordering hebben genoemde benadeelden aangegeven wie welke schade heeft geleden. De rechtbank vat de vordering op die manier op dat iedere benadeelde zijn eigen schade vergoed wenst te hebben, zodat als het ware sprake is van twee afzonderlijke vorderingen. Dit is ter terechtzitting van 2 december 2025 ook zo bevestigd door de benadeelde [benadeelde partij] .
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft een bedrag van € 395,37 gevorderd. Nadat een deel van de schade ter hoogte van € 147,37 aan de benadeelde is vergoed resteert een bedrag van
€ 248,00, bestaande uit de volgende posten (na verrekening van het deel dat reeds vergoed is):
  • Parkeer- en reiskosten naar bankkantoren: € 8,00;
  • Rijbewijs en kentekenbewijs vervangen, pasfoto’s: € 106,90;
  • Parkeer- en reiskosten naar stadhuis: € 15,00;
  • Vervangingskosten betaalpassen: € 10,00;
  • Mobiele telefoon en prepaid simkaart: € 15,00;
  • Portemonnee, pasjeshouder, sleuteletui: € 50,00;
  • Autosleutels: € 33,10;
  • Contant geld volgens aangifte: € 10,00.
De benadeelde [benadeelde partij] heeft een bedrag van € 435,50 gevorderd. Nadat een deel van de schade ter hoogte van € 185,50 aan de benadeelde is vergoed, resteert een bedrag van
€ 250,00, bestaande uit de volgende posten (na verrekening van het deel dat reeds vergoed is):
  • Vervangen slotcilinders 3x met nieuwe huissleutels: € 100,00;
  • Schade aan de tuinpoort door inklimming: € 150,00.
De benadeelde [benadeelde partij] vordert voorts een bedrag van € 15,80 aan proceskosten, betreffende de kosten die de benadeelde heeft gemaakt voor het bijwonen van de strafzaak op
2 december 2025.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat vordering van de benadeelde geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de volgende posten van de vordering: ‘rijbewijs en kentekenbewijs vervangen’, ‘pasjeshouder en sleuteletui’ en ‘mobiele telefoon en prepaid simkaart’, omdat deze posten niet zijn onderbouwd aan de hand van bewijsstukken.
Beoordeling.
De vordering van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht de gehele vordering van de benadeelde [slachtoffer 1] ten bedrage van
€ 248,00 toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voldoende onderbouwd. De vordering vindt bovendien steun in de aangifte van de benadeelde. Anders dan de verdediging heeft betoogd is de vordering naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. De gevorderde bedragen komen de rechtbank ook redelijk voor. Daarnaast gelden voor het aanvragen van een vervangend rijbewijs en kentekenbewijs in iedere gemeente vaste bedragen. Dat de benadeelde deze kosten heeft moeten maken staat buiten twijfel.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van [benadeelde partij] .
De rechtbank acht de gehele vordering van de benadeelde [benadeelde partij] ten bedrage van
€ 250,00 toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De vordering is overigens ook niet betwist.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 15,80. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De wettelijke rente.
De rechtbank zal schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2025 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 38m, 38n, 38p, 47, 57, 310, 311 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01-219481-25 feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft
en
het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van inklimming.
T.a.v. 01-219481-25 feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van valse sleutels.
T.a.v. 01-219481-25 feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
T.a.v. 01-219481-25 feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van valse sleutels.
T.a.v. 01-219481-25 feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft
en
het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van inklimming.
T.a.v. 01-181172-25:
diefstal.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Oplegging maatregel:
legt op
een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van 2 jaar.
bepaalt dat de opgelegde maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van
2 jaar in strijd heeft gehandeld met volgende algemene voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden, bedoeld in artikel 38p, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
of in strijd heeft gehandeld met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de toezichttermijn bij Leger des Heils Reclassering op telefoonnummer 088-0901140. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt onder meer het meewerken aan huisbezoeken;
  • de veroordeelde wordt gezien haar vermoedelijke, delict gerelateerde psychische problematiek verplicht mee te werken aan een intake c.q. diagnostiek en aan een eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling voor die problematiek, door een door de reclassering nader aan te wijzen GGz-instelling. De behandeling start zodra er plaats voor haar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, stabilisatie en diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich ook in geval van klinische opname aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • de veroordeelde laat zich begeleiden door een door de reclassering te bepalen zorgverlener. De begeleiding start zodra de proeftijd begint of zo veel later als er een zorgverlener beschikbaar is voor de veroordeelde. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zo veel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van geschikte huisvesting. De reclassering bepaalt hierin wat geschikt is;
  • de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van harddrugs om het middelengebruik in kaart te brengen en mogelijk te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
T.a.v. 01-219481-25 de feiten 1 en 2:

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 248,00, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel t.a.v. de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 248,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. 01-219481-25 feit 1:

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] :

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij] , van een bedrag van € 250,00, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 15,80, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel t.a.v. de benadeelde partij [benadeelde partij] :

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij] , van een bedrag van € 250,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 16 december 2025.