ECLI:NL:RBOBR:2025:781

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
01/299373-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor openlijke geweldpleging, afpersing en mishandeling met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 14 februari 2025 uitspraak gedaan tegen een minderjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, afpersing en mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en de verplichting om mee te werken aan hulpverlening en dagbesteding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat er geen gronden zijn voor schorsing van de vervolging. De feiten zijn bewezen verklaard op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, en de verdachte is strafbaar verklaard voor de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook een werkstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, en maatregelen tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van 585 euro voor immateriële schade. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die ten tijde van de feiten minderjarig was. De rechtbank heeft de jeugdreclassering betrokken bij de uitvoering van de opgelegde voorwaarden en toezicht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.299373.24 en 01.364012.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 februari 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2008] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 januari 2025 en 4 februari 2025.
Op 31 januari 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 18 december 2024.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01-299373-24 tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, in elk geval in Nederland openlijk, te weten op de Planetenlaan, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] meermalen ( met tot vuist gebalde hand(en) ) tegen diens hoofd te slaan en/of te stompen;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (200 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan dat slachtoffer en/of een derde toebehoorde(n) door
die [slachtoffer 2] (onverhoeds) vast te pakken en/of (met gebalde vuist) tegen diens hoofd en/of andere lichaamsdelen te slaan en/of te stompen en/of
met die [slachtoffer 2] naar een pinautomaat te rijden en/of
die [slachtoffer 2] (te dwingen om) geld te pinnen en/of dat geld af te geven;|
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, in elk geval in Nederland openlijk, te weten op De Distel, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, (nadat hij, verdachte en/of diens mededaders zich wederrechtelijk in het bezit hadden gesteld van een hoeveelheid geld) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] meermalen, in elk geval een maal( met tot vuist gebalde hand(en) ) tegen diens hoofd en/of andere lichaamsdelen te slaan en/of te stompen en/of ( met geschoeide voet(en) ) op/tegen diens hoofd en/of andere lichaamsdelen te schoppen en/of te trappen;
t.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 15 september 2024 te Hapert, gemeente Bladel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n)
door onverhoeds een mes ter hand te nemen en/of dat mes aan die [slachtoffer 3] te tonen en/of tegen die [slachtoffer 3] te roepen dat hij zijn spullen af moest geven en/of (toen die [slachtoffer 3] ) was weg gevlucht die [slachtoffer 3] te achtervolgen.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.364012.24 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2024 te Bladel, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]
- te tackelen en/of op de grond te gooien,
- op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat wat betreft de feiten 2 en 3 in de tenlastelegging met parketnummer 01.299373-24 sprake is van ééndaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Overweging betreffende samenloop van de feiten.
De rechtbank verwerpt het verweer betreffende eendaadse samenloop.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten 2 en 3 in de tenlastelegging met parketnummer 01.299373-24 wezenlijk verschillende verwijten opleveren en dat sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen hangen niet zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt en de strekking van de desbetreffende strafbepalingen loopt meer dan enigszins uiteen.

De bewijsmiddelen.

Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 01-299373-24:
feit 1:
op 29 augustus 2024 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, openlijk, te weten op de Planetenlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door die Borchers meermalen met tot vuist gebalde handen tegen diens hoofd te slaan;
t.a.v. feit 2:
op 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (200 euro) dat aan dat slachtoffer toebehoorde, door
die [slachtoffer 2] vast te pakken en (met gebalde vuist) tegen diens hoofd en andere lichaamsdelen te slaan en
met die [slachtoffer 2] naar een pinautomaat te rijden en
die [slachtoffer 2] (te dwingen om) geld te pinnen en dat geld af te geven;
t.a.v. feit 3:
op 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, openlijk, te weten op De Distel, (nadatverdachte en diens mededaders zich wederrechtelijk in het bezit hadden gesteld van een hoeveelheid geld) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] meermalen, met tot vuist gebalde handen tegen diens hoofd en andere lichaamsdelen te slaan en met geschoeide voeten tegen diens hoofd en andere lichaamsdelen te schoppen.
t.a.v. feit 4:
op 15 september 2024 te Hapert, gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud, die aan die [slachtoffer 3] toebehoorde, door onverhoeds een mes ter hand te nemen en dat mes aan die [slachtoffer 3] te tonen en tegen die [slachtoffer 3] te roepen dat hij zijn spullen af moest geven en (toen die [slachtoffer 3] ) was weg gevlucht die [slachtoffer 3] te achtervolgen;
in de zaak met parketnummer 01.364012.24:
omstreeks 23 augustus 2024 te Bladel, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]
- te tackelen en
- tegen het hoofd en het lichaam te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert aan verdachte op teleggen:
- jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 227 dagen
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals
geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming in het rapport van 22 januari 2025
betreffende verdachte;
- als verdere bijzondere voorwaarde te stellen een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte]
voor de duur van één jaar.
Gevorderd wordt het uit te oefenen toezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tenslotte wordt gevorderd de teruggave te gelasten aan verdachte van de inbeslaggenomen
telefoons en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt een jeugddetentie op te leggen waarvan de duur is beperkt tot drie maanden en het onvoorwaardelijk deel daarvan gelijk is aan de duur van het voorarrest. Wat betreft de gevorderde taakstraf, de bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod, en de dadelijke uitvoerbaarheid refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Omdat verdachte ten tijde van het plegen van het feit minderjarig was, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. Binnen het jeugdstrafrecht wordt bij het bepalen van de straf veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt veel meer dan bij het strafrecht voor volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging (tweemaal gepleegd), medeplegen van afpersing (tweemaal gepleegd) en mishandeling.
Verdachte heeft met zijn gedrag veel mensen onrecht en leed aangedaan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Uit het strafdossier en het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte ter zake van misdrijven niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Verdachte heeft na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor zover bekend geen nieuwe strafbare feiten gepleegd.
Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich ter terechtzitting berouwvol heeft getoond en er blijk van heeft gegeven de ernst van het door hem gepleegde strafbare gedrag in te zien.
Over verdachte is meermaals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) gerapporteerd.
Uit de rapportage van 22 januari 2025 blijkt onder meer dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot laag.
De risicofactoren die ten tijde van de eerdere onderzoeken gezien werden, zijn afgenomen.
Deze positieve ontwikkeling van verdachte is nog pril en er worden door de jeugdreclassering en de Raad tot op heden nog wel risicofactoren gezien die de kans op herhaling van politiecontact zouden kunnen vergroten en waar dus nog aandacht
voor dient te zijn. De Raad vindt het dan ook belangrijk dat het huidige jeugdreclasseringstraject voortgezet wordt. Ook is het wenselijk dat de jeugdreclassering betrokken blijft bij onderzoeken en mogelijk ook behandelingen binnen de GGzE.
De Raad adviseert een jeugdreclasseringstraject van twee jaar omdat verdachte tijd nodig heeft om verder tot (blijvende) gedragsverandering te komen.
De Raad adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich houdt aan de aanwijzingen van Jeugdbescherming Brabant (jeugdreclassering);
- meewerkt aan de hulpverlening die door de jeugdreclassering nodig wordt geacht en/of
behandeling(en) die naar voren komen naar aanleiding van de onderzoeken bij de GGzE;
- meewerkt aan een vorm van dagbesteding (school).
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank passend en aangewezen:
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen
jeugddetentie.
- een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 167
dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Aan de voorwaardelijke straf zullen de in de beslissing te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal ook het door de officier gevorderde contactverbod opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Gelet op de inhoud van het over verdachte uitgebrachte adviesrapport van de Raad en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, bij gebreke van de juiste begeleiding en hulpverlening, wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij vordert een vergoeding voor immateriële schade van 585,00 euro.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding en toekenning van wettelijke rente.
De verdediging heeft erop gewezen dat de benadeelde partij zich niet aan de situatie heeft onttrokken toen hij bemerkte dat degene met wie hij had afgesproken minderjarig bleek te zijn. Of dit tot matiging van de schadevergoeding zou moeten leiden, heeft de raadsman vervolgens in het midden gelaten.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (29 augustus 2024) tot de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal telkens voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141, 300, 312, 317 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01.299373.24 oner de feiten 1 tot en met 4 het het in de zaak met parketnummer 01.364012.24 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 01.299373.24:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 4:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de zaak met parketnummer 01.364012.24:
mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. 01-299373-24 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 01-364012-24 feit 1:
-
jeugddetentievoor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van
het Wetboek van Strafrecht waarvan 167 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2
jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, Jeugdreclassering en Jeugdbescherming, Pettelaarpark 62, 5200 BE ’s-Hertogenbosch (telefoon 088-2439011).
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo lang en zo vaak deze instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. Veroordeelde gedraagt zich gedurende de proeftijd naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering;
2. gedurende de proeftijd meewerkt aan de hulpverlening die door de jeugdreclassering nodig wordt geacht en/of behandeling(en) die naar voren komen naar aanleiding van de onderzoeken bij de GGzE;
3. gedurende de proeftijd meewerkt aan het hebben van zinvolle dagbesteding en het volgen van onderwijs;
4. gedurende het eerste jaar van de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig oordeelt, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [2008] , wonende aan [adres 2] ,
tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de jeugdreclassering en daarbij de aanwijzingen van de jeugdreclassering worden opgevolgd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, Jeugdreclassering en Jeugdbescherming, Pettelaarpark 62, 5200 BE ’s-Hertogenbosch, opdracht om gedurende de proeftijd van twee jaar toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
T.a.v. 01-299373-24 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 01-364012-24 feit 1:
- een
werkstrafvoor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
t.a.v. 01-299373-24 feit 1:
-
maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 585,00 euro.
Bepaalt de duur van de gijzeling indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt op 0 (nul) dagen.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Bepaalt dat bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte, verdachte zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van 585,00 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, verdachte zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De voorlopige hechtenis is reeds geschorst op 1 oktober 2024 met ingang van 2 oktober 2024.

Beslissing met betrekking tot het beslag.

Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
een telefoon (omschrijving: PL2100-2024205410-G2251094, merk: Sony)
een telefoon (Omschrijving: PL2100-2024203045-G2250344, merk Samsung).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.L. Traag, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 14 februari 2025.