vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.299332.24, 01.223032.24 en 01.056792.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 februari 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [2008 ] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 januari 2025 en 31 januari 2025 (sluiting).
Op 24 januari 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 18 december 2024 (01.299332.24),
24 december 2024 (01.223032.24) en 13 januari 2025 (01.056792.24̊).
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.299332.24 tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, in elk geval in Nederland openlijk, te weten op de Planetenlaan, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] meermalen ( met tot vuist gebalde hand(en) ) tegen diens hoofd te slaan en/of te stompen;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (200 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan dat slachtoffer en/of een derde toebehoorde(n) door
die [slachtoffer 2] (onverhoeds) vast te pakken en/of (met gebalde vuist) tegen diens hoofd en/of andere lichaamsdelen te slaan en/of te stompen en/of
met die [slachtoffer 2] naar een pinautomaat te rijden en/of
die [slachtoffer 2] (te dwingen om) geld te pinnen en/of dat geld af te geven;|
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, in elk geval in Nederland openlijk, te weten op De Distel, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, (nadat hij, verdachte en/of diens mededaders zich wederrechtelijk in het bezit hadden gesteld van een hoeveelheid geld) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] meermalen, in elk geval een maal( met tot vuist gebalde hand(en) ) tegen diens hoofd en/of andere lichaamsdelen te slaan en/of te stompen en/of ( met geschoeide voet(en) ) op/tegen diens hoofd en/of andere lichaamsdelen te schoppen en/of te trappen;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01-056792-24 tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te Reusel-de Mierden, openlijk, te weten op of nabij de Markt en/of het Kerkplein, in elk geval op of aan een openbare weg (en/of ten aanschouwe van een of meer anderen) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten tegen [slachtoffer 3] en/of haar zoon [slachtoffer 4] , en/of tegen goederen welk geweld bestond uit
het duwen van en/of het (met gebalde vuist) slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of tegen andere lichaamsdelen van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] (waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam) en/of
het (met geschoeide voet(en)) trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of tegen andere lichaamsdelen van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
het bekrassen/beschadigen van de auto van die [slachtoffer 3] ,
welk geweld enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 3] ten gevolge had, te weten gebroken vingers en/of gekneusde ribben en/of een gekneusde borstkas en/of diverse bloeduitstortingen en/of een hersenschudding;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Reusel-de Mierden, openlijk, te weten op of nabij de Bakkerstraat, in elk geval op of aan een openbare weg (en/of ten aanschouwe van een of meer anderen) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten tegen [medeverdachte 3] , welk geweld bestond uit
het duwen en/of trappen tegen het lichaam van die [medeverdachte 3] (waardoor die [medeverdachte 3] ten val is gekomen) en/of
het (met gebalde vuist) slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of tegen andere lichaamsdelen van die [medeverdachte 3] en/of het (met geschoeide voet(en)) trappen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of tegen andere lichaamsdelen van die [medeverdachte 3] ;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01-223032-24 tenlastegelegd dat:
t.a.v. primair:
hij op of omstreeks 31 januari 2024 te Bladel openlijk, te weten, op het schoolplein van het [college] gelegen aan [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 5] , door die [slachtoffer 5] tegen het lichaam te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 januari 2024 te Bladel [slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] tegen het lichaam te schoppen.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten bewezen (in de zaak met parketnummer 01-056792-24 t.a.v. feit 1: openlijke geweldpleging tegen personen, met partiële vrijspraak voor wat betreft geweldpleging tegen goederen).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 en feit 2 in de tenlastelegging met parketnummer 01.299332.24. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1 en feit 2 in de tenlastelegging met parketnummer 01.299332.24.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer wordt weerlegd door de inhoud van de (in een aanvulling van het verkorte vonnis op te nemen) bewijsmiddelen.
Wat betreft de mishandeling begaan jegens [slachtoffer 1] (feit 1) heeft de rechtbank in dat verband onder meer vastgesteld dat op de camerabeelden, die deel uitmaken van het dossier en die de rechtbank heeft gezien, waarneembaar is dat door twee personen, waaronder door verdachte, geweld wordt gepleegd tegen het slachtoffer.
Wat betreft feit 2 heeft de rechtbank onder meer vastgesteld dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte als passagier in de auto van [slachtoffer 2] aanwezig was, die [slachtoffer 2] op dat moment door een ander (medeverdachte) geslagen werd en door verdachte werd vastgehouden. De rechtbank stelt verder vast dat vervolgens door die [slachtoffer 2] geld is gepind en onder dwang is afgegeven en de verdachte en anderen daarna met die [slachtoffer 2] in diens auto verder zijn gereden, waarna het slachtoffer opnieuw is mishandeld.
De rechtbank beziet de bewijsmiddelen voor de feiten 2 en 3 op de tenlastelegging in onderling verband en samenhang en acht het niet geloofwaardig dat verdachte niet bij het onder 2 tenlastegelegde en wel bij het onder 3 tenlastegelegde (zoals niet weersproken) betrokken was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd, zowel voorafgaand aan als na het pinnen door het slachtoffer.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 1in de tenlastelegging met parketnummer
01-056792-24.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ook het gepleegde geweld tegen de auto bewezen. De rechtbank stelt vast dat het geweld is gepleegd door iemand uit de groep, terwijl de rest van deze groep om de auto van aangeefster stond en deze groep net geweldshandelingen had gepleegd tegen [slachtoffer 3] en haar zoon. Dat de schade op een andere manier is ontstaan, acht de rechtbank volstrekt onwaarschijnlijk.
De bewijsmiddelen.
Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 01.299332.24:
t.a.v. feit 1:
op 29 augustus 2024 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, openlijk, te weten op de Planetenlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] meermalen met tot vuist gebalde handen tegen diens hoofd te slaan;
t.a.v. feit 2:
op 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (200 euro) dat aan dat slachtoffer toebehoorde, door
die [slachtoffer 2] vast te pakken en (met gebalde vuist) tegen diens hoofd en andere lichaamsdelen te slaan en
met die [slachtoffer 2] naar een pinautomaat te rijden en
die [slachtoffer 2] te dwingen om geld te pinnen en dat geld af te geven;
t.a.v. feit 3:
op 31 augustus 2024 te Hapert, gemeente Bladel, openlijk, te weten op De Distel, (nadat verdachte en diens mededaders zich wederrechtelijk in het bezit hadden gesteld van een hoeveelheid geld) in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] meermalen, met tot vuist gebalde handen tegen diens hoofd en andere lichaamsdelen te slaan en met geschoeide voeten tegen diens hoofd en andere lichaamsdelen te schoppen;
in de zaak met parketnummer 01-056792-24:
t.a.v. feit 1:
op 17 februari 2024 te Reusel-de Mierden, openlijk, te weten op of nabij de Markt en het Kerkplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten tegen
[slachtoffer 3] en haar zoon [slachtoffer 4] , en tegen een goed, welk geweld bestond uit
het duwen van en het met gebalde vuist slaan tegen het hoofd en tegen andere lichaamsdelen van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] (waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam) en
het (met geschoeide voeten) tegen het hoofd en tegen andere lichaamsdelen van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] trappen en het bekrassen van een personenauto van die [slachtoffer 3] ,
welk geweld enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 3] ten gevolge had, te weten gebroken vingers en gekneusde ribben en een gekneusde borstkas en diverse bloeduitstortingen en een hersenschudding.
t.a.v. feit 2:
op 23 november 2023 te Reusel-de Mierden, openlijk, te weten op of nabij de Bakkerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [medeverdachte 3] , welk geweld bestond uit
het duwen en trappen tegen het lichaam van die [medeverdachte 3] (waardoor die [medeverdachte 3] ten val is gekomen) en
het met gebalde vuist slaan tegen het hoofd en tegen andere lichaamsdelen van die [medeverdachte 3] en het met geschoeide voeten trappen tegen het hoofd en tegen andere lichaamsdelen van die [medeverdachte 3] ;
in de zaak met parketnummer 01-223032-24:
t.a.v. primair:
op 31 januari 2024 te Bladel openlijk, te weten, op het schoolplein van het [college] gelegen aan [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] , door die [slachtoffer 5] tegen het lichaam te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen:
- jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden
zoals die zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming in het rapport van 9
januari 2025 betreffende verdachte en daarnaast als bijzondere voorwaarden:
een locatiegebod (huisarrest) en elektronische monitoring (enkelband) ter controle op de
naleving van de voorwaarden. Gevorderd is het uit te oefenen toezicht en de bijzondere
voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
- een werkstraf voor de duur van 160 uur, subsidiair 80 dagen jeugddetentie;
- de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoons.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de duur van een onvoorwaardelijk op te leggen jeugddetentie te beperken tot de duur van het voorarrest en kan zich vinden in een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, de gevorderde bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid. Ook wordt verzocht de duur van de gevorderde werkstraf te beperken. Wat betreft het beslag wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Omdat verdachte ten tijde van het plegen van het feit minderjarig was, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. Binnen het jeugdstrafrecht wordt bij het bepalen van de straf veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt veel meer dan bij het strafrecht voor volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging (vijfmaal gepleegd) en medeplegen van afpersing.
Dit zijn allemaal geweldsdelicten, waarvan sommige vooraf gepland.
Verdachte heeft met zijn gedrag veel mensen leed en onrecht aangedaan.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Uit het strafdossier en het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Over verdachte is meermaals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) gerapporteerd.
Uit de rapportage van 9 januari 2025 blijkt onder meer dat de kans op recidive en herhaling van agressief gedrag door de Raad hoog wordt geacht.
Interventies zoals die hebben plaatsgevonden gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte blijven nodig. Verdachte lijkt nu echter meer ontvankelijk te zijn voor hulp en begeleiding door de jeugdreclassering en [bedrijf] . Nader diagnostisch onderzoek is nodig om te kunnen beoordelen of (nadere) interventies in de toekomst nodig zijn om de kans op recidive verder te verminderen. De Raad ziet ook meerwaarde in voortzetting van het in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde contactverbod. Toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering blijft gedurende de proeftijd nodig omdat verdachte nog aan het begin staat van een gedragsverandering.
De Raad adviseert aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden:
- toezicht door de jeugdreclassering (William Schrikker Stichting) met een meldplicht en het
volgen van de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt meewerken
aan de ITB-HKA aanpak;
- een contactverbod (zoals eerder opgelegd);
- het volgen van onderwijs en zich inzetten voor dagbesteding/stage;
- meewerken aan NIFP onderzoek (ter zitting aangepast naar: medewerking verlenen aan diagnostiek door de GGzE of soortgelijke instelling en aan de hieruit eventueel voortvloeiende behandeladviezen;
- meewerken aan gesprekken met [bedrijf] .
Alles afwegend zal de rechtbank de eis van de officier van justitie geheel volgen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Aan de voorwaardelijke straf zullen de in de beslissing te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Dadelijke uitvoerbaarheid.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Gelet op de inhoud van het over verdachte uitgebrachte adviesrapport van de Raad en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, bij gebreke van de juiste begeleiding en hulpverlening, wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De benadeelde partij vordert een vergoeding voor materiële schade van 15.270,88 euro en een vergoeding voor immateriële schade van 15.000,00 euro.
De officier van justitie vordert de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering niet ontvankelijk te verklaren omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Een beperkte vergoeding vanwege het opgelopen letsel zou kunnen worden toegekend.
De verdediging bepleit eveneens de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te verklaren omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd, daarnaast is de verdediging onvoldoende in de gelegenheid geweest de vordering te onderzoeken teneinde daartegen verweer te voeren. Ook is er medeschuld aan de zijde van de benadeelde partij.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachten rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de vorm van lichamelijk letsel. Het gestelde psychische letsel is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag (hoofdelijk) worden toegewezen.
Materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte materiële schade heeft geleden.
Uit de overgelegde factuur d.d. 19 februari 2024 blijkt van een schade van 1.121,43 euro.
De vordering kan tot dit bedrag (hoofdelijk) worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Verdere beslissing.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die niet wordt toegewezen.
Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit en of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij vordert een vergoeding voor immateriële schade van 585,00 euro.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding en toekenning van wettelijke rente.
De verdediging bepleit de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te verklaren omdat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (29 augustus 2024) tot de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal telkens voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart bewezen zoals hiervoor is omschreven het tenlastegelegde:
in de zaak met parketnummer 01.299332.24 onder feit 1, feit 2 en feit 3;
in de zaak met parketnummer 01-056792-24 onder feit 1 en feit 2; en
in de zaak met parketnummer 01-223032-24 onder primair.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 01.299332.24:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
in de zaak met parketnummer 01.056792.24:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
in de zaak met parketnummer 01.223032.24:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. 01.299332.24 feit 1, feit 2, feit 3, 01.056792.24 feit 1, feit 2, 01.223032.24 feit 1 primair:
- een
jeugddetentievoor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2
jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, Paasheuvelweg 9, 1105 BE Amsterdam (telefoon: 088 526 0000). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo lang en zo vaak deze instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. Veroordeelde gedraagt zich gedurende de proeftijd naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt meewerken aan de ITB-HKA aanpak gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd;
2. zal verblijven op het [adres 1] zolang en voor zover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, met een maximale duur van drie maanden na ingang van de proeftijd, met dien verstande dat de jeugdreclassering hierop uitzonderingen kan toestaan;
3. ter nakoming van de bijzondere voorwaarden meewerkt aan Elektronische Controle (enkelband) gedurende zes maanden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig oordeelt, met dien verstande dat de jeugdreclassering hierop uitzonderingen kan toestaan;
4. gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en zich zal inzetten voor dagbesteding en/of werk en/of stage;
5. gedurende de proeftijd meewerkt aan diagnostiek door GGzE en de eventueel daaruit voortvloeiende behandeladviezen;
6. gedurende de proeftijd medewerking verleend aan de gesprekken met [betrokkene] van [bedrijf] ;
7. gedurende het eerste jaar van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig
oordeelt, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- medeverdachte [medeverdachte 1] , geboren op [2006] in [geboorteplaats 2] , wonende aan
[adres 3] ;
- medeverdachte [medeverdachte 2] , geboren op [2008 ] te [geboorteplaats 3] , wonende
aan [adres 4] ;
- medeverdachte [medeverdachte 3] , geboren op [2008 ] te [geboorteplaats 4] ,
wonende aan [adres 5] ,
tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de jeugdreclassering en daarbij de aanwijzingen van de jeugdreclassering worden opgevolgd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering opdracht om gedurende de proeftijd van twee jaar toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
T.a.v. 01-299332-24 feit 1, feit 2, feit 3, 01-056792-24 feit 1, feit 2, 01-223032-24 feit 1 primair:
- een
werkstrafvoor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen jeugddetentie.
-
verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen te weten:
1. telefoontoestel (Omschrijving: PL2100-2024191021-G2244555, merk: Samsung)
1. telefoontoestel (Omschrijving: PL2100-2024205410-G2251069, merk: Samsung)
T.a.v. parketnummer 01-056792-24, feit 1:
-
maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 2.121,43 euro.
Bepaalt de duur van de gijzeling indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt op 0 (nul) dagen.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.121,43 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.000,00 euro voor immateriële schade.
De vergoeding voor materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De vergoeding voor immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Bepaalt dat bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte, verdachte zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
T.a.v. parketnummer 01-299332-24 feit 1:
-
maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 585,00 euro.
Bepaalt de duur van de gijzeling indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt op 0 (nul) dagen.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Bepaalt dat bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte, verdachte zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
T.a.v. parketnummer 01.056792.24, feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van 2.121,43 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.121,43 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.000,00 euro voor immateriële schade.
De vergoeding voor materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De vergoeding voor immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, verdachte zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. parketnummer 01.299332.24, feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van 585,00 euro, betreffende een vergoeding voor immateriële schade.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2024 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, verdachte zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.