ECLI:NL:RBOBR:2025:7715

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
C/01/411043 / HA ZA 25-7
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door beëindiging detacheringsovereenkomst en onzorgvuldig onderzoek naar functioneren van eiser

In deze civiele zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 12 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een militair arts in dienst van het Ministerie van Defensie, en de stichting Maxima Medisch Centrum (MMC). [eiser] vorderde schadevergoeding van € 125.950,00 wegens onrechtmatig handelen door MMC, die zijn detachering op onzorgvuldige wijze had beëindigd. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar het functioneren van [eiser] niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beëindiging van de detachering zonder voorafgaand verbetertraject onterecht was. De rechtbank wees de vordering van [eiser] deels toe en kende hem een schadevergoeding van € 1.500,00 toe voor reputatieschade, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De rechtbank stelde vast dat MMC onrechtmatig had gehandeld door de detachering te beëindigen zonder de vereiste verbetermaatregelen te treffen. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/411043 / HA ZA 25-7
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D. Schuurman,
tegen
de stichting STICHTING MÁXIMA MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde partij,
hierna te noemen: MMC,
advocaat: mr. M.E.F. Bots.

1.De (verdere) procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2024;
- de conclusie van antwoord inclusief incidentele vordering;
- de conclusie van antwoord in incident;
- het vonnis in incident van 12 december 2024 waarbij de kantonrechter de zaak heeft verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende producties (42 t/m 48) aan zijde van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 19 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] is in dienst bij het Ministerie van Defensie als militair arts. Hij is sinds 2013 door het Ministerie van Defensie ter beschikking gesteld aan MMC. Volgens [eiser] heeft MMC onrechtmatig jegens hem gehandeld door op onzorgvuldige wijze onderzoek te doen naar zijn functioneren en de detachering bij MMC op onterechte gronden te beëindigen, als gevolg waarvan hij schade heeft geleden. MMC voert verweer.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek inderdaad niet zorgvuldig is geweest en [eiser] daar reputatieschade door heeft geleden. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] daarom deels toe.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is met ingang van 17 januari 1999 in dienst getreden bij het Ministerie van Defensie (hierna: Defensie) waar hij laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 38 uur per week werkzaam is in de functie van militair traumachirurg tegen een salaris van € 9.716,44 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag en emolumenten.
3.2.
MMC is een topklinisch ziekenhuis met vestigingen in Eindhoven en Veldhoven.
3.3.
Defensie heeft een samenwerkingsovereenkomst met MMC. Enerzijds stelt Defensie chirurgen ter beschikking aan MMC die boven de reguliere formatie van MMC werken en anderzijds levert MMC expertise aan Defensie en stelt MMC eigen medewerkers ter beschikking die de wens hebben om te worden opgeleid tot reservist.
3.4.
[eiser] is sinds 2013 boven formatief werkzaam geweest bij MMC als traumachirurg en maakte (zonder stemrecht) deel uit van de vakgroep chirurgie van MMC (hierna: de vakgroep). Sinds de aanvang van zijn detachering heeft [eiser] (behoudens de periode juni 2022-november 2022) uitsluitend salaris van Defensie ontvangen.
3.5.
Het Medisch Specialistisch Bedrijf de Medici (hierna: de maatschap) is een maatschap van 135 medisch specialisten die voor een belangrijk deel werkzaam zijn in MMC. Ook de leden van de vakgroep maken deel uit van deze maatschap. [eiser] niet.
3.6.
Op 6 februari 2019 heeft van de heer [A] (chirurg bij MMC) aan mevrouw [B] (vakgroep secretaris chirurgie) per e-mail het volgende bericht:

Beste [B] ,
[C] en ik hebben gesproken met [eiser] . Daarbij hebben we zijn resultaten van het afgelopen jaar besproken met hem.
Er zaten een paar casussen bij die beter hadden gemoeten.
We hebben de volgende zaken met hem afgesproken
Hij gaat meer zelf doen de komende tijd en minder overlaten aan de assistenten. Uit zelfbescherming en omdat hij ook wel heel liberaal was, denk en vind ik.
Hij gaat laagdrempelig overleggen bij lastigere type fracturen en peroperatief bij problemen ook eerder bellen
"Risico" volle casussen zal hij proberen te vermijden en pro actiever afschuiven
Punt zijn nog de kinderfracturen in de dienst. Hij zal daar wellicht wat laagdrempeliger over moeten overleggen. Desnoods met een van de kinder orthopeden.
(…)
3.7.
Medio 2020 heeft [eiser] een verzwaard Individueel Functioneren Medisch Specialist traject doorlopen (hierna: IFMS-procedure). De IFMS-procedure is een systeem dat gericht is op het evalueren en verbeteren van het professioneel handelen van medisch specialisten. Het functioneren van [eiser] is beoordeeld met een score tussen de 3 (voldoet aan de norm) en 4 (boven de norm).
3.8.
Eind 2021 zijn afspraken met [eiser] gemaakt waarin onder meer is afgesproken dat [eiser] met achterwacht van één van de drie traumachirurgen diensten zou verrichten.
3.9.
Op 21 april 2022 zijn nieuwe afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in de bijlage van de e-mail van 3 mei 2022 van [B] . Hierin is onder andere het volgende opgenomen:

Afspraken inzet en ontwikkeling [eiser]
Aanleiding: vanaf november 2021 zijn [eiser] en de vakgroep, traumachirurgen met elkaar in gesprek op welke wijze [eiser] als defensiechirurg kan blijven worden ingezet in het Maxima MC als traumachirurg en binnen diverse aandachtsgebieden. Het doel is om een stabiele basis te creëren waarop we samen verder kunnen waarbij de kwaliteit van zorg geborgd blijft. Derhalve is dit dynamische document in overleg met elkaar vastgesteld op 21 april 2022, inwerkingtreding 1 mei 2022.
De volgende afspraken zijn gemaakt:
1. Aandachtsgebieden naast de traumachirurgie: POK en wondzorg. De rol van [eiser] als IC consulent wordt in mei 2022 voorgelegd aan de vakgroepvergadering.
2. Verrichtingen benoemd en onderverdeeld in categorieën; zelfstandig, onder supervisie (
leercurve doorlopen) en met 2 traumachirurgen ( oplopende complexiteit). Dit geldt voor
zowel de dagelijkse traumapraktijk als de dienst.
3. Evaluatie lx per twee maanden als onderdeel van het maandelijkse trauma overleg op
maandag, start 27 juni. Tijdens de evaluatiemomenten wordt de voortgang van de
verbetering en mate van ontwikkeling besproken en vastgelegd.
4. Inzet voordienst, tweede dienst en traumadienst met ingang van 1 juli 2022. Zelfstandige
inzet op doordeweekse traumadiensten en trauma weekenddienst met back up van tweede
traumachirurg. De verwachting is uitgesproken dat back up van de traumadienst na 1 jaar
niet meer nodig is.
Vergoeding op basis van inconveniëntentoeslag AMS 6, frequentie 4% en intensiteit 10%.
Bij het van rechtswege of anderszins eindigen van de huidige overeenkomst met Defensie
"Onderbrengen chirurgische teams" en mogelijk nieuwe overeenkomst met Defensie, zullen
bovengenoemde afspraken over inzet in de dagelijkse praktijk, inzet in de dienst en vergoeding voor inzet in de dienst worden herzien in overeenstemming met de dan geldende regels van het nieuwe contract.
(…)”
3.10.
Daarnaast is in hetzelfde verslag van 21 april 2022 een lijst met ingrepen opgenomen die zijn gecategoriseerd in ingrepen die hij zelfstandig mag verrichten, ingrepen die hij met een collega moet verrichten en ingrepen die hij met twee traumachirurgen moet verrichten.
3.11.
De maatschap heeft op 30 juni 2022 met [eiser] een overeenkomst gesloten op grond waarvan aan [eiser] een vergoeding van € 1.750,00 bruto per maand is toegekend. Na oktober 2022 heeft [eiser] deze vergoeding niet meer ontvangen.
3.12.
Per 1 oktober 2022 is de samenwerking met Defensie gewijzigd waarbij een nieuwe samenwerkingsovereenkomst is opgesteld. Met de inwerkingtreding van de
samenwerkingsovereenkomst werden de bestaande rechtsverhoudingen tussen Defensie en MMC beëindigd en hernieuwd. De detacheringsovereenkomst kwam te vervallen en de inzet van [eiser] in MMC maakte vanaf dat moment deel uit van het paramedisch specialistisch team (i.e. een praktische tewerkstelling).
3.13.
Artikel 19 van de Samenwerkingsovereenkomst luidt als volgt:

Indien de Beroepsmilitair naar het oordeel van de Zorginstelling niet naar behoren functioneert ofwel tussen de Beroepsmilitair en de Zorginstelling een verstoorde relatie dreigt te of is ontstaan, doorlopen Partijen op het verzoek van één van hen de volgende procedure:
a. De Zorginstelling ofwel de Beroepsmilitair stelt Defensie hiervan onverwijld schriftelijk
(en gemotiveerd) in kennis,
b. De Zorginstelling en Defensie treden (eveneens) onverwijld in overleg met de
Beroepsmilitair teneinde het functioneren van de Beroepsmilitair te verbeteren dan wel
de goede relatie te behouden of te herstellen;
c. Indien tijdens dit overleg afspraken worden gemaakt tussen de Zorginstelling en de
Beroepsmilitair, worden deze door de Zorginstelling op schrift gesteld en aan Defensie
en de Beroepsmilitair toegezonden;
d. Indien het overleg niet leidt tot verbetering van het functioneren van de Beroepsmilitair dan wel het behoud of herstel van de goede relatie, ofwel de daartoe gemaakte afspraken door de Beroepsmilitair niet worden nageleefd, stelt de Zorginstelling Defensie daarvan schriftelijk (en gemotiveerd) in kennis.”
3.14.
Op 12 en 13 november 2022 heeft [eiser] twee ingrepen verricht die revisie behoeften omdat deze niet naar behoren waren uitgevoerd. Dit is met [eiser] besproken op 9 januari 2023. Daarbij waren aanwezig de heer [D] (chirurg bij MMC), [E] (Vakgroepvoorzitter) en [B] . De chirurgen maakten aan [eiser] kenbaar dat zij het uit oogpunt van kwaliteit en veiligheid van patiëntenzorg niet langer verantwoord achtten dat [eiser] binnen MMC zorg zou verlenen. De chirurgen adviseerden [eiser] om samen met Defensie een passende nieuwe functie te vinden.
3.15.
Op 7 februari 2023 hebben [E] , [D] en [B] met mevrouw [F] (voorzitter van het Stafbestuur) gesproken over het voornemen een melding van vermoeden van disfunctioneren te doen.
3.16.
[E] heeft vervolgens op 15 februari 2023 namens de vakgroep een melding gemaakt van een vermoeden van disfunctioneren van [eiser] (hierna: de melding). In de melding is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:

(…) Op dit moment constateren wij dat betrokkene niet in staat is om de verwachtingen die we van een traumachirurg hebben waar te maken. Tot op heden zien wij onvoldoende
initiatief van zijn kant om bepaalde operatieve skills te verbeteren, toont betrokkene geen inzicht in het eigen functioneren, blijft betrokkene op operatief vlak te veel achter, wordt het minimaal vereiste niveau niet behaald en houdt betrokkene zich bij herhaling niet aan de gemaakte afspraken. Ons inziens is er sprake van een structurele situatie van tekortschietende beroepscompetenties of onverantwoorde zorgverlening, waardoor patiënten worden geschaad of het risico lopen te worden geschaad en waarbij betrokkene niet (meer) in staat of bereid is zelf of onder begeleiding van de vakgroep de problemen op te lossen. Dit heeft ertoe geleid dat de vakgroep chirurgie niet meer in kan staan voor de kwaliteit van de operatieve zorgverlening door betrokkene.
Wij stellen voorop dat betrokkene in omgang een prettige collega is die zich op kwantitatief niveau ruim inzet. Helaas blijft de kwaliteit van betrokkene achter waardoor wij het niet verantwoord achten om diens beperkte taken op veilige wijze te continueren.
Wij verzoeken het Stafbestuur om deze melding conform het Reglement Functioneringsvraag Vereniging Medische Staf Maxima Medisch Centrum in behandeling
te nemen. Omdat betrokkene op basis van de Samenwerkingsovereenkomst IDR met zowel Maxima MC als MSB de Medici diens werkzaamheden in het ziekenhuis verricht ontvangen zij een kopie van deze melding.”
3.17.
Op 16 februari 2023 heeft [F] aan [eiser] bericht dat het Reglement Functioneringsvraag Vereniging Medische Staf Maxima Medisch Centrum in werking is getreden (hierna: het Reglement). Ook heeft zij bericht dat het gremium (bestaande uit [F] , de voorzitter van de raad van bestuur van MMC en [E] ) de Commissie van Vooronderzoek opdracht heeft gegeven om de ontvankelijkheid van de melding te onderzoeken. [eiser] is ook meegedeeld dat hij is vrijgesteld van zijn werkzaamheden.
3.18.
In het Reglement zijn de volgende relevante artikelen opgenomen:

1.2Optimaal functioneren is een eigen, maar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de individuele medisch specialist, de vakgroep, de zorginstelling MMC, het stafbestuur, het
MSB-bestuur en het VMSD-bestuur. Uitgangspunten zijn onder meer:
• De medisch specialist is (mede) verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn werkzaamheden, voor een goed functioneren van hem/haarzelf en zijn directe omgeving (vakgroep), en spant zich voortdurend in om de kwaliteit van de patiëntenzorg te behouden en te verbeteren waarbij hij/zij gebruik maakt van alle CanMeds competenties;
• De medisch specialist is onderdeel van een systeem (vakgroep, organisatie). Bij de beoordeling van het functioneren van een specialist wordt het functioneren van dat systeem altijd betrokken;
• Medisch specialisten voelen zich verantwoordelijk voor het optimaal functioneren van hun omgeving en bespreken met elkaar signalen van minder optimaal functioneren of (mogelijk) mogelijk disfunctioneren;
• De medisch specialist die door zijn omgeving wordt aangesproken op minder goed functioneren neemt zelf onmiddellijk actie ter verbetering. Minder goed functionerende medisch specialisten krijgen altijd de kans zichzelf te verbeteren.
1.3
De procedure zoals hierna sub 2 e.v. bepaald, komt pas aan de orde nadat de interne cyclus
ter bevordering tot het verbeteren van het functioneren van de betrokken medisch specialist
is gevolgd en zich de situatie voordoet als in sub 2.1 bepaald.
2.1
Bij serieuze aanwijzingen dat een medisch specialist zich bevindt in een (veelal) structurele
situatie van tekortschietende beroepscompetenties of onverantwoorde zorgverlening,
waardoor patiënten worden geschaad of het risico lopen te worden geschaad en waarbij de
medisch specialist niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen, wordt
daarvan een melding gedaan bij het stafbestuur. Indien de melding gedaan wordt aan de
raad van bestuur, het MSB-bestuur of het VMSD-bestuur meldt het betreffende bestuur dit
bij het stafbestuur.
2.4
Vóórdat een melding wordt gedaan, bespreekt degene die voornemens is een melding te doen, de serieuze aanwijzingen voor het mogelijk doen van een melding tenminste éénmaal met de betrokken medisch specialist, gevolgd door een gesprek met (bij voorkeur de voorzitter van) het stafbestuur eventueel - en zulks op verzoek van ofwel de melder ofwel de betrokken medisch specialist - in aanwezigheid van de betrokken medisch specialist. Van het gesprek met het stafbestuur wordt melding gedaan in de notulen van de stafbestuursvergadering.
3.5
De commissie van vooronderzoek ad hoc zal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier
weken na haar instelling schriftelijk aan het gremium haar oordeel geven over de vraag of de melding wel of niet ontvankelijk is. Het gremium kan deze termijn eenmalig op schriftelijk verzoek van de commissie van vooronderzoek ad hoc verlengen met een termijn van vier weken.
3.6
De melding is in ieder geval niet ontvankelijk indien:
• De melding geen betrekking heeft op de beroepscompetenties (Canmeds) en/of de zorgverlening van de betrokken medisch specialist;
• De melding onvoldoende concreet of onvoldoende gemotiveerd is;
• De melding op oneigenlijke gronden is ingediend of op oneigenlijke gronden is gemotiveerd;
• De melding anoniem is;
• Voorafgaand aan de melding niet de communicatie heeft plaatsgevonden, zoals bepaald in sub 2.4, tenzij het feit dat de communicatie niet heeft plaatsgevonden is te wijten aan de betrokken medisch specialist;
• De interne cyclus ter verbetering van het functioneren van de medisch specialist zoals bedoeld in sub 1.3 niet is doorlopen, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in sub 1.4.
3.8
Bij ontvankelijkheid van de melding zal het gremium de betrokken medisch specialist, alsook de melder hieromtrent zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd berichten en treedt de procedure zoals bepaald onder 4 in werking.
7.1
Van alle gesprekken met de betrokken medisch specialist (zowel de gesprekken die worden
gevoerd door het gremium en/of de raad van bestuur en/of het MSB-bestuur en/of het VMSD-bestuur en/of het stafbestuur als de gesprekken die worden gevoerd door de commissie van vooronderzoek ad hoc en/of de commissie van onderzoek ad hoc) wordt een
verslag opgesteld. Alvorens het verslag definitief door het gremium en/of de raad van bestuur en/of het MSB-bestuur en/of het VMSD-bestuur en/of het stafbestuur, dan wel de
commissie van vooronderzoek ad hoc dan wel de commissie van onderzoek ad hoc wordt
vastgesteld, wordt het ter beoordeling op feitelijke onjuistheden aan de betrokken medisch
specialist voorgelegd. De betrokken medisch specialist ontvangt een afschrift van het
vastgestelde verslag.
7.4
Bij het opstellen van het oordeel als bedoeld sub 3.5 dan wel het rapport van bevindingen en conclusie(s) als bedoeld sub 4.7 geeft de commissie van vooronderzoek ad hoc respectievelijk de commissie van onderzoek ad hoc een beschrijving van de door haar gevoerde werkwijze en zorgt zij ervoor dat bevindingen van de commissie door de betrokken medisch specialist kunnen worden geverifieerd. De betrokken medisch specialist wordt tevens in de gelegenheid gesteld om op het door de commissie van vooronderzoek ad hoc respectievelijk de commissie van onderzoek ad hoc in concept opgestelde oordeel respectievelijk in concept opgestelde rapport van bevindingen en conclusie(s) te reageren.”
3.19.
Naar aanleiding van het besluit van de medische staf om over te gaan tot een vooronderzoek, heeft [eiser] bezwaar ingediend.
3.20.
Op 22 februari 2023 is [eiser] de toegang tot de elektronische
patiëntendossiers (hierna: EPD’s) ontzegd.
3.21.
[eiser] is op 3 maart 2023 gehoord door de Commissie van Vooronderzoek.
3.22.
Na het gesprek met de Commissie van Vooronderzoek werd [eiser] uitgenodigd voor een gesprek met het gremium op 16 maart 2023.
3.23.
Op 17 maart 2023 heeft het gremium [eiser] het volgende bericht:

Naar aanleiding van de melding van vermoeden van disfunctioneren door de vakgroep chirurgie d.d. 15 februari 2023 heeft het gremium volgens het Reglement Functioneringsvraag Vereniging Medische Staf MMC, een commissie van vooronderzoek ad hoc ingesteld. De commissie van vooronderzoek ad hoc heeft zich bij dit onderzoek gehouden aan het Reglement Functioneringsvraag Medische Staf MMC, zoals vastgesteld in de ALV van 18 december 2017. Volgens het principe van hoor- en wederhoor heeft de commissie van vooronderzoek ad hoc op 3 maart jl. gesproken met zowel u als met een afvaardiging van de vakgroep chirurgie. Naar aanleiding van deze beide gesprekken, de door de vakgroep chirurgie aangeleverde schriftelijke informatie en na inwinning van juridisch advies, heeft de commissie van vooronderzoek ad hoc de melding van de vakgroep chirurgie aangaande het vermoeden van disfunctioneren als ontvankelijk beoordeeld. Om die reden is de commissie vooronderzoek ad hoc van mening dat er een functioneringstraject gestart moet worden. Echter, bij aanpassing van uw takenpakket is het mogelijk niet nodig dit functioneringstraject en bijbehorende onderzoeken te starten. In ons gesprek van 16 maart jl. hebben wij met u de mogelijke consequenties van de ontvankelijkheid van de melding doorgenomen en aangeboden een mediation-traject te starten. Het doel van dit traject is om te bepalen of u in afstemming met de vakgroep chirurgie bereid bent om uw takenpakket aan te passen. Indien u niet op dit voorstel in wilt gaan, zijn wij genoodzaakt het functioneringstraject te starten. Wij vernemen graag uiterlijk 31 maart aanstaande of u kiest voor dit mediation-traject.
Voor een succesvol mediation traject is de medewerking van de vakgroep chirurgie vereist. Om deze reden hebben wij ook de vakgroep chirurgie gevraagd of zij bereid zijn te investeren in dit mediation-traject en ons eveneens uiterlijk 31 maart aanstaande hierover te informeren. Wij beseffen dat dit aanbod verregaande gevolgen heeft voor uw huidige carrière. Wij hebben begrip voor de moeilijke situatie waarin u zich bevindt en wensen u succes bij het maken van de keuze.”
3.24.
Op 24 maart 2023 heeft [eiser] het gremium per e-mail gewezen op artikel 3.8 van het Reglement en verzocht om het oordeel van de Commissie van Vooronderzoek over de ontvankelijkheid van de melding schriftelijk te motiveren.
3.25.
[F] heeft [eiser] bij e-mail van 30 maart 2023 het volgende bericht:

Geachte heer [eiser] ,
In uw mail d.d. 24 maart jl. vraagt u naar een motivatie van de commissie van vooronderzoek ad hoc over de ontvankelijkheidsverklaring ten aanzien van de melding van het vermoeden van disfunctioneren door de vakgroep chirurgie.
De commissie van vooronderzoek ad hoc heeft volgens het Regelement Functioneringsvraag VMS MMC de taak te onderzoeken of de melding procedureel correct heeft plaatsgevonden. De commissie heeft de schriftelijke en de mondelinge informatie die zij van u én van de vakgroep chirurgie heeft ontvangen, getoetst aan (de achtergrond en bedoeling van) de voorwaarden uit art. 3.6. van het Reglement Functioneringsvraag en is tot de conclusie gekomen dat de melding van het vermoeden van disfunctioneren ontvankelijk is.
Met betrekking tot uw opmerking ten aanzien van het schrijven van 14 maart jl. door een lid van het gremium aan uw commandant, betreft het een dateringsissue. De betreffende brief is op 14 maart jl. opgesteld en pas een dag later aangeboden voor verzending zodat dit schrijven niet vóór 16 maart jl. uw commandant zou bereiken. Wij betreuren het dat hierover onduidelijkheid is ontstaan. In uw mail geeft u aan dat u van mening bent dat er sprake is van een discrepantie tussen de randvoorwaarde(n) gesteld in het gesprek op 16 maart jl. en het schrijven van 17 maart jl. Wij herkennen dit niet.
Voor een succesvol mediation-traject is het noodzakelijk dat beide partijen instemmen met dit traject. Inmiddels heeft de vakgroep chirurgie ons laten weten, niet in te stemmen met het voorgestelde mediation-traject. Dit betekent dat het gremium volgens het Reglement
Functioneringsvraag Medische Staf MMC, zoals vastgesteld in de ALV van 18 december 2017, een commissie van onderzoek ad hoc zal instellen om de melding van het vermoeden van disfunctioneren inhoudelijk te onderzoeken. Zodra de leden van de commissie van onderzoek ad hoc in overleg met uw werkgever benoemd zijn, ontvangt u daarover bericht.
Aangezien de melding van vermoeden van disfunctioneren betrekking heeft op uw
beroepscompetenties en mogelijk een weerslag kan hebben op uw welbevinden en samenwerking binnen de vakgroep chirurgie, achten wij het wenselijk dat u gedurende dit onderzoek geen patiëntenzorg verleent. Wij zullen op korte termijn in overleg met uw werkgever vaststellen of het wenselijk en mogelijk is dat u gedurende de onderzoeksperiode tijdelijk aangepaste werkzaamheden verricht binnen Maxima MC. Zodra wij hierover overleg hebben gepleegd met uw werkgever ontvangt u daarover bericht.
Wij realiseren de impact van deze procedure en wensen u het allerbeste toe.”
3.26.
Vervolgens heeft [F] [eiser] bij e-mail van 11 april 2023 bericht dat het gremium een Commissie van Onderzoek heeft ingesteld die onderzoek doet naar de melding.
3.27.
Op 18 april 2023 heeft het gremium aan de Commissie van Onderzoek vragen voorgelegd over [eiser] om te beantwoorden in haar onderzoeksrapport. Diezelfde dag heeft het gremium [eiser] uitgenodigd voor een gesprek met de Commissie van Onderzoek op 26 april 2023.
3.28.
[eiser] heeft op 26 april 2023 gesproken met de Commissie van Onderzoek. Van dit gesprek heeft [eiser] een concept-verslag ontvangen.
3.29.
[eiser] is op 17 mei 2023 ten behoeve van het lopende onderzoek door MMC opnieuw toegang verschaft tot de EPD's zodat [eiser] patiëntendossiers kon raadplegen om op vragen van de Commissie van Onderzoek te reageren.
3.30.
Op 12 juni 2023 heeft de Commissie van Onderzoek een onderzoeksrapport uitgebracht waarin het volgende is geconcludeerd:

Het bovenstaande in aanmerking nemende, luidt de algehele conclusie van de commissie van onderzoek ad hoc als volgt:
Uit het onderzoek van de commissie van onderzoek ad hoc blijkt dat continuering van een beperkt operatief takenpakket door betrokkene de kwaliteit van zorgverlening kan schaden. De operatieve vaardigheden van betrokkene zijn ondergemiddeld. Andere vaardigheden, zoals indicatiestelling, voorzorg en voorbereiding van operaties, nazorg en verslaglegging schieten bij te veel casus te kort.
Betrokkene heeft sinds zijn tewerkstelling bij Máxima MC in 2014, onvoldoende intrinsieke motivatie en initiatief getoond om de herhaaldelijk genoemde verbeterpunten van de vakgroep adequaat te adresseren. De commissie is van mening dat het beperkte takenpakket van betrokkene ten koste gaat van de van de vakgroep. Het is voor een kleine groep van traumachirurgen zoals binnen Máxima MC, ondoenlijk om steeds een achterwacht te creëren voor betrokkene. Dit beïnvloedt de continuïteit van de traumachirurgie dusdanig dat dit een risico vormt voor de kwaliteit van traumazorg in Maxima MC.
De commissie verwacht dat betrokkene met een beperkt takenpakket, duidelijke afspraken daarover, scholing en een strikte begeleiding mogelijk op termijn binnen de normen kan functioneren. De vakgroep chirurgie Máxima MC kan dit vanwege de beperkte omvang (met name van de sectie traumatologie) niet bieden. Daarbij dient tevens opgemerkt te worden dat de verhoudingen dusdanig verstoord zijn dat de vakgroep chirurgie heeft uitgesproken verdere samenwerking met betrokkene niet meer te zien zitten, ondanks het feit dat betrokkene deze samenwerking nog wel mogelijk acht. Derhalve adviseert de commissie van onderzoek ad hoc het gremium om in overleg te treden met de werkgever van betrokkene om betrokkene in een andere omgeving te werk te stellen, waarbij genoemd beperkt takenpakket, scholing, strikte begeleiding etcetera gegarandeerd zijn, hetzij in een functie of omgeving waarbij geen osteosyntheses tot het takenpakket behoren.”
3.31.
Op 22 juni 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het gremium en [eiser] over het eindoordeel van de Commissie van Onderzoek. Omdat [eiser] aangaf onvoldoende de kans te hebben gehad om op aan hem voorgelegde casuïstiek te reageren en in die zin onvoldoende te zijn gehoord, heeft het gremium hem daartoe in de gelegenheid gesteld.
3.32.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft [eiser] een schriftelijke reactie op het rapport gegeven waarin hij de procedurele tekortkomingen van het onderzoek heeft benoemd en daarnaast een inhoudelijke reactie heeft gegeven op de bevindingen en beoordeling door de Commissie van Onderzoek.
3.33.
Het gremium heeft [eiser] bij brief van 4 juli 2023 geïnformeerd over haar besluit. Daarin is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:

Het gremium kan zich vinden in de conclusie dat u op het gebied van de operatieve vaardigheden functioneert onder het niveau van wat verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder vergelijkbare omstandigheden en dat continuering van een beperkt operatief takenpakket de kwaliteit van zorgverlening kan schaden. De verwachting dat u met een beperkt takenpakket waar osteosyntheses geen onderdeel van uitmaken, met duidelijke afspraken, scholing en een strikte begeleiding mogelijk op termijn binnen de gestelde norm kunt functioneren, wordt door het gremium ondersteund. Wegens de omvang van de vakgroep Chirurgie binnen Máxima MC en de verstoorde arbeidsverhoudingen, is het onmogelijk een dergelijk traject binnen Máxima MC te volgen. Derhalve zal het gremium in overleg treden met uw werkgever, defensie, om u in een andere omgeving te werk te stellen.
Wij adviseren zowel u als uw werkgever dit gesprek met open vizier aan te gaan zodat u uw carrière binnen defensie op een andere, maar niet minder gewaardeerde, wijze kunt voortzetten.”
3.34.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit bij brief van 13 juli 2023.
3.35.
Hierop heeft het gremium per brief van 18 juli 2023 het volgende gereageerd:

Hierbij bevestigt het gremium de ontvangst van uw schrijven d.d. 13 juli jl. Naar aanleiding van uw opmerkingen heeft het gremium het uitgevoerde onderzoeksproces en het rapport van de commissie van onderzoek ad hoc opnieuw bestudeerd.
De commissie van onderzoek ad hoc heeft de documentatie t.a.v. de melding van het vermoeden van disfunctioneren met u gedeeld. Daarnaast heeft u voorafgaand aan, tijdens en na de gesprekken met de commissie van onderzoek ad hoc de gelegenheid gekregen om zowel schriftelijk als mondeling te reageren op de bevindingen van de commissie. Van deze gelegenheid heeft u gebruik gemaakt. Derhalve komt het gremium tot de conclusie dat artikel 7.4 van het reglement functioneringsvraag VMS MMC is gevolgd en het principe van hoor en wederhoor op correcte wijze is toegepast. Aan de vakgroep chirurgie Máxima MC is enkel de inhoud van de brief van het gremium d.d. 4 juli jl. medegedeeld.”
3.36.
MMC heeft per 1 november 2023 de detachering beëindigd.
3.37.
Na beëindiging van detachering heeft [eiser] een verbetertraject doorlopen in het Centraal Militair Hospitaal (CMH), training gevolgd en gesprekken gevoerd met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). [eiser] heeft het verbetertraject met een goed resultaat afgerond en de IGJ heeft geoordeeld dat geen bezwaren bestaan tegen een voortzetting van zijn carrière als chirurg.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en daaraan door MMC geen rechten kunnen worden ontleend;
II. voor recht verklaart dat MMC jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en MMC te vooroordelen tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 125.950,00;
III. MMC veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over het onder II genoemde bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. MMC veroordeelt om zich niet meer negatief uit te laten over [eiser] en/of het functioneren van [eiser] als medisch specialist, voor zover deze negatieve uitlatingen niet op andere wijze objectief kunnen worden gemotiveerd en onderbouwd dan op basis van het onzorgvuldig onderzoek, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke overtreding,
V. MMC veroordeelt in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat MMC onrechtmatig heeft gehandeld door op onzorgvuldige wijze onderzoek te doen naar zijn functioneren en de detachering op onterechte gronden te beëindigen, als gevolg waarvan hij schade heeft geleden.
4.3.
MMC concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] stelt dat MMC jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. Hieraan legt hij het volgende ten grondslag. Allereerst is de melding van de vakgroep van mogelijk disfunctioneren prematuur en in strijd met het Reglement in behandeling genomen. De melding had volgens [eiser] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard en MMC had [eiser] een verbetertraject moeten aanbieden. Ten tweede is door MMC onzorgvuldig (voor)onderzoek gedaan naar de melding en is daarbij herhaaldelijk gehandeld in strijd met het Reglement. Ten derde is ten onrechte de detachering van [eiser] beëindigd. Tot slot heeft MMC zich ten onrechte op negatieve wijze uitgelaten over de capaciteiten en/of het functioneren van [eiser] tegenover potentiële nieuwe werkverschaffers die bij MMC referenties over hem hebben ingewonnen.
5.2.
Hierna zal achtereenvolgens worden ingegaan op de bovenstaande gronden, de onderbouwing daarvan door [eiser] , de weerlegging door MMC en het oordeel van de rechtbank. Daarna zal de door [eiser] gestelde schade worden besproken, gevolgd door de eindconclusie.
I. De melding was prematuur en had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard5.3. Volgens [eiser] is sprake van een schending van artikel 3.6 van het Reglement. Deze schending baseert [eiser] op vier gronden. De Commissie van Vooronderzoek heeft de melding onvoldoende concreet en gemotiveerd onderbouwd. Daarnaast heeft geen gesprek als bedoeld in artikel 2.4 van het Reglement plaatsgevonden, heeft geen interne cyclus plaatsgevonden en heeft [eiser] geen motivering ontvangen van het oordeel van de Commissie van Vooronderzoek. Deze gronden zullen hierna worden besproken.
Melding onvoldoende concreet en gemotiveerd onderbouwd
5.4.
[eiser] stelt dat in de melding enkel verwijten worden gemaakt en dat deze op geen enkele wijze worden toegelicht of met voorbeelden en documenten worden onderbouwd. MMC betwist dit. Zij verwijst hierbij naar de brieven van het gremium aan [eiser] van 30 maart, 4 juli en 18 juli 2023 waaruit blijkt dat het gremium de bezwaren van [eiser] over de zorgvuldigheid van het vooronderzoek en het uitgevoerde proces uitgebreid heeft beoordeeld. Uit de melding zelf volgt concreet en gemotiveerd dat het gaat om de kwaliteit van de operatieve vaardigheden van [eiser] die tekortgeschoten is en de patiëntveiligheid in gevaar heeft gebracht. Bovendien heeft de Commissie van Vooronderzoek zowel de melder als [eiser] uitvoerig gehoord, aldus MMC.
5.5.
De rechtbank is het eens met MMC dat de melding voldoende concreet en voldoende gemotiveerd is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende dat in de melding is vermeld dat deze betrekking had op tekortschietende beroepscompetenties en onverantwoorde zorgverlening, waardoor patiënten zouden worden geschaad of het risico lopen te worden geschaad. Dat in de melding geen praktijkvoorbeelden zijn genoemd, doet daar niet aan af.
Geen gesprek als bedoeld in artikel 2.4 van het Reglement
5.6.
Volgens [eiser] is niet voldaan aan artikel 2.4 van het Reglement. Op grond van dat artikel had, voordat [E] de melding had gedaan, éérst een gesprek moeten plaatsvinden tussen [E] en [F] in aanwezigheid van [eiser] . Dit is niet gebeurd volgens [eiser] .
5.7.
MMC betwist dit. Zij voert aan dat, voordat daadwerkelijk een melding is gedaan, de chirurgen hierover op 9 januari 2023 met [eiser] hebben gesproken. In aansluiting daarop heeft ook op 31 januari 2023 nog een gesprek plaatsgevonden. Aansluitend aan dat gesprek hebben de chirurgen gesproken met [F] op 7 februari 2023. Van dat gesprek is melding gedaan in de notulen van de Stafbestuursvergadering. Aanwezigheid van [eiser] was op grond van artikel 2.4 van het Reglement niet vereist.
5.8.
Ook op dit punt is de rechtbank het eens met MMC. Uit artikel 2.4 volgt niet dat aanwezigheid van [eiser] bij het gesprek van 7 februari 2023 was vereist. Er staat dat dit gesprek
eventueelin aanwezigheid van de betrokken medisch specialist plaatsvindt. Bovendien hebben de chirurgen [eiser] op en na 9 januari 2023 wel gelegenheid geboden om te reageren en hebben zij regelmatig gesproken met [eiser] . Daarmee is artikel 2.4 van het Reglement niet geschonden.
Geen interne cyclus als bedoeld in artikel 1.3 van het Reglement
5.9.
Volgens [eiser] had hij voorafgaand aan de melding een interne cyclus ter bevordering tot het verbeteren van het functioneren moeten hebben doorlopen op grond van artikel 1.3 van het Reglement. Dat verbetertraject heeft volgens [eiser] niet plaatsgevonden. MMC betwist dit en voert aan dat zij sinds 2013 herhaaldelijke gesprekken heeft gevoerd over het disfunctioneren van [eiser] . Bovendien volgde zijn disfunctioneren uit het beperkte operatieve palet waarover [eiser] beschikte. Dat palet werd niet uitgebreid omdat verdere ontwikkeling van [eiser] uitbleef. Verder voert MMC aan dat [eiser] een verzwaard IFMS-traject heeft doorlopen. Dat traject is volgens MMC een interne cyclus ter verbetering van het functioneren van [eiser] . Verder voert MMC aan dat na het IFMS-traject, in 2020, voor het eerst specifieke afspraken zijn gemaakt met [eiser] over zijn functioneren en dat toen is gesproken over een verbeterplan. [eiser] mocht bepaalde ingrepen slechts uitvoeren met supervisie om meer controle te hebben op zijn functioneren en om te zorgen dat zijn functioneren zou verbeteren. MMC stelt daarnaast dat zelfs indien geen interne cyclus zou zijn doorlopen, de melding ontvankelijk had kunnen worden verklaard vanwege de uitzondering van artikel 1.4 van het Reglement. Op grond daarvan kan de melding, kortgezegd, worden gedaan zonder het doorlopen van de interne cyclus indien sprake is van verminderd functioneren van de betrokken medisch specialist en na bespreking daarvan met de medisch specialist geen verbetering optreedt en zich de situatie voordoet als in sub 2.1 bepaald. Het gaat dan om aanwijzingen dat de medisch specialist door tekortschietende beroepscompetenties of onverantwoorde zorgverlening patiënten (kunnen) worden geschaad en waarbij de medisch specialist niet in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen.
5.10.
De rechtbank is het eens met [eiser] dat geen verbetertraject heeft plaatsgevonden en licht dit als volgt toe. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat MMC [eiser] er voldoende van op de hoogte heeft gebracht dat zijn functioneren onvoldoende was en dit (dringend) verbetering behoefde. Uit hetgeen ter zitting is besproken, volgt dat, vanwege een beperkt aanbod aan ingrepen, door [eiser] te weinig uren werden besteed aan het verrichten van bepaalde ingrepen om voldoende ervaring op te doen en op die manier het operatief palet uit te breiden. Uit het feit dat het palet niet werd uitgebreid kan dus niet worden afgeleid dat [eiser] disfunctioneerde en dat hij had moeten weten dat dit verbetering behoefde. Ter zitting is bovendien naar voren gekomen dat men binnen MMC veel compassie had met [eiser] waardoor, in de bewoordingen van MMC, bepaalde tekortkomingen af en toe met ‘de mantel der liefde’ zijn bedekt. MMC heeft daarnaast weinig vastgelegd over gesprekken die zouden hebben plaatsgevonden met [eiser] tussen 2013 en 2023. Daar komt nog bij dat [eiser] in 2022 een vergoeding van € 1.750,00 per maand is toegekend door de maatschap. Deze is weliswaar na oktober 2022 weer geëindigd, maar het is begrijpelijk dat [eiser] dit destijds heeft opgevat als een bevestiging dat hij goed functioneerde. De rechtbank concludeert dat [eiser] in de jaren 2013 tot 2023 door MMC niet duidelijk genoeg is gemaakt dat er twijfels waren over zijn functioneren en dat dit (dringend) verbetering behoefde.
5.11.
Dat er een verzwaard IFMS-traject is gevolgd, maakt dit niet anders. Het IFMS-traject kan niet gezien worden als een verbetertraject. Ter zitting heeft [F] toegelicht dat het IFMS-traject inhoudt dat de betreffende persoon zelf feedback vraagt aan collega’s zowel binnen als buiten de vakgroep en dat daaruit volgt welke competenties verbeterd kunnen worden. Na de ontvangen feedback stelt de betreffende persoon een ontwikkelplan op om zichzelf te verbeteren. Een ‘verzwaard’ IFMS-traject is volgens [F] een traject waarbij extra nadruk wordt gelegd op de persoon die het traject doorloopt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank geen verbetertraject in de zin van artikel 1.3 van het Reglement. In het IFMS-traject wordt immers enkel feedback gegeven op het functioneren van de betreffende persoon en de feedback van [eiser] was bovendien positief. Dat er vervolgens een ontwikkelplan is gekomen, is niet gesteld of gebleken.
5.12.
Wat betreft de afspraken die zijn vastgelegd op 21 april 2022, waarbij een lijst is opgesteld met ingrepen die [eiser] slechts onder supervisie mocht uitvoeren, oordeelt de rechtbank dat haar ter zitting is gebleken dat deze afspraken slechts beperkt zijn uitgevoerd. Er waren te weinig momenten waarbij de ingrepen die [eiser] alleen onder supervisie mocht uitvoeren, zich hebben voorgedaan. Dit werd bovendien bemoeilijkt door de afwezigheid van [eiser] vanwege uitzendingen bij Defensie. De afspraken zijn dus niet van de grond gekomen, blijkt uit de eigen verklaringen van MMC. De rechtbank concludeert dat [eiser] ook met de afspraken van 21 april 2022 dus geen interne cyclus ter verbetering heeft doorlopen.
5.13.
De rechtbank is dus met [eiser] eens dat geen sprake is geweest van een verbetertraject. Maar ondanks dat de interne cyclus ter verbetering niet heeft plaatsgevonden, leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van de melding. De rechtbank is het namelijk met MMC eens dat de uitzondering van artikel 1.4 van het Reglement opgaat. MMC heeft toegelicht dat er sprake was van een vermoeden van gevaar voor patiëntenzorg en de rechtbank begrijpt dat dit door MMC serieus is opgepakt. [eiser] heeft ter zittingen ook erkend dat er operaties niet goed zijn gegaan. De rechtbank is met MMC eens dat in deze situatie de uitzondering van artikel 1.4 van toepassing is en de melding ondanks het ontbreken van een verbetertraject ontvankelijk is.
Geen motivering als bedoeld in artikel 3.8 van het Reglement
5.14.
Volgens [eiser] zou [eiser] door het gremium bij ontvankelijkheid van de melding daarover zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd bericht worden, wat het gremium heeft nagelaten. MMC betwist dit. De Commissie van Vooronderzoek heeft haar conclusie overeenkomstig artikel 3.8 aan het gremium toegezonden. Het gremium heeft die conclusie getoetst en besproken met [eiser] op 16 maart 2023 en schriftelijk aan hem bevestigd bij brief van 17 maart 2023.
5.15.
De rechtbank is het met MMC eens dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid leidt. In de brief van 17 maart 2023 wordt als motivering gegeven dat de Commissie van Vooronderzoek zich heeft gehouden aan het Reglement en er wordt verwezen naar het gesprek van 3 maart 2023 waarin [eiser] gehoord is door de Commissie van Vooronderzoek. Volgens de rechtbank is dit een summiere motivering, maar kan dit niet tot niet-ontvankelijkheid leiden.
Tussenconclusie
5.16.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen gronden die tot niet-ontvankelijkheid van de melding hadden moeten leiden. De melding is dus ontvankelijk.
II. Het (voor)onderzoek is onzorgvuldig uitgevoerd5.17. Volgens [eiser] is het (voor)onderzoek onzorgvuldig uitgeoefend. Hij verwijst daarbij naar de artikelen 1.2, 1.3, 2.4, 3.5, 3.6, 3.8, 7.1 en 7.4 van het Reglement. Ook verwijst [eiser] naar de beginselen hoor en wederhoor, equality of arms en stelt hij op een informatieachterstand te zijn gezet. Deze artikelen en beginselen zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.
Artikelen 1.2 en 1.3: niet aangesproken en geen interne cyclus ter verbetering
5.18.
Volgens [eiser] had hij op grond van artikel 1.2 en 1.3 van het Reglement een interne cyclus ter bevordering tot het verbeteren van het functioneren moeten volgen. Dit is niet gebeurd waarmee het onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank is het eens met [eiser] dat deze artikelen geschonden zijn. De rechtbank verwijst hiervoor naar de rechtsoverwegingen 5.10, 5.11 en 5.12.
5.19.
De uitzondering van artikel 1.4 kan MMC hier echter niet baten. Dat artikel bepaalt alleen dat de melding in die situatie ontvankelijk is. Dit doet er echter niet aan af dat het verbetertraject had moeten plaatsvinden. Nu dit verbetertraject niet heeft plaatsgevonden is de rechtbank met [eiser] eens dat het (voor)onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. Op dit punt heeft MMC dus onzorgvuldig gehandeld. De rechtbank zal later in dit vonnis bespreken wat dit voor een gevolgen heeft voor de vorderingen van [eiser] .
Artikel 2.4: geen gesprek melder en voorzitter stafbestuur
5.20.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij heeft overwogen in rechtsoverweging 5.8 waarin zij concludeert dat MMC niet heeft gehandeld in strijd met artikel 2.4 van het Reglement.
Artikelen 3.5 en 3.8: niet zo snel mogelijk gereageerd en geen schriftelijke motivering
5.21.
Op grond van artikel 3.5 van het Reglement dient de Commissie van Vooronderzoek uiterlijk binnen vier weken na instelling schriftelijk aan het gremium mede te delen of de melding wel of niet ontvankelijk is. Het gremium dient daarna de betrokken medisch specialist zo spoedig mogelijk schriftelijk te informeren over het oordeel van de Commissie van Vooronderzoek omtrent de ontvankelijkheid. [eiser] stelt dat hij na het gesprek met de Commissie van Vooronderzoek op 3 maart 2023 niets meer had vernomen tot hij werd uitgenodigd voor een gesprek met het gremium op 16 maart 2023. Daaruit kon [eiser] afleiden dat kennelijk een beslissing over de ontvankelijkheid van de melding was genomen. Deze was echter niet aan hem toegezonden, zoals artikel 3.8 van het Reglement voorschrijft. [eiser] heeft het gremium daarom verzocht om een afschrift van het oordeel van de Commissie van Vooronderzoek aan hem toe te zenden. Deze heeft hij nooit ontvangen, waarmee MMC heeft gehandeld in strijd met artikel 3.5 en 3.8 van het Reglement.
5.22.
MMC betwist dit en voert aan dat de Commissie van Vooronderzoek het gremium zo spoedig mogelijk omtrent ontvankelijkheid van de melding heeft geïnformeerd. Dat is schriftelijk gebeurd. Dat [eiser] dat schriftelijk oordeel niet ook heeft ontvangen, maakt dat niet anders. Dat is overeenkomstig artikel 3.5 Reglement ook niet vereist en van strijd met dat artikel is geen sprake. Het gremium heeft het oordeel zowel mondeling als schriftelijk aan [eiser] kenbaar gemaakt en met hem besproken.
5.23.
De rechtbank is het eens met MMC. MMC heeft niet gehandeld in strijd met artikel 3.5 van het Reglement gelet op hetgeen zij aanvoert. De rechtbank verwijst wat betreft artikel 3.8 van het Reglement naar rechtsoverweging 5.14 en 5.15.
Artikel 3.6: de melding had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard
5.24.
De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen waarin is geconcludeerd dat de stelling van [eiser] dat de melding op grond van artikel 3.6 Reglement niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, onjuist is.
Artikel 7.1: geen definitief gespreksverslag ontvangen
5.25.
[eiser] stelt dat MMC artikel 7.1 van het Reglement heeft geschonden. Dit artikel schrijft voor dat de medisch specialist van ieder gesprek met het gremium, de Commissie van Vooronderzoek of de Commissie van Onderzoek een afschrift van het definitieve gespreksverslag moet ontvangen. [eiser] is op 3 maart 2023 gehoord door de Commissie van Vooronderzoek die is ingesteld om de ontvankelijkheid van de melding te beoordelen. [eiser] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het concept-gespreksverslag maar hij heeft geen definitief gespreksverslag ontvangen. Desondanks heeft het gremium in het gesprek op 16 maart 2023 aan [eiser] medegedeeld dat de melding door de Commissie van Vooronderzoek ontvankelijk was verklaard en dat een Commissie van Onderzoek werd ingesteld om de melding van mogelijk disfunctioneren te onderzoeken. Van dit gesprek heeft [eiser] ook alleen een concept-verslag ontvangen. Op 11 april 2023 heeft [eiser] van de gesprekken van 3 maart 2023 en 16 maart 2023 een definitief gespreksverslag ontvangen. [eiser] heeft op 26 april 2023 gesproken met de Commissie van Onderzoek en van dit gesprek heeft hij uitsluitend een concept-verslag maar geen definitief verslag ontvangen.
5.26.
MMC voert aan dat [eiser] van ieder gesprek van de Commissie van Vooronderzoek en de Commissie van Onderzoek, een gespreksverslag heeft ontvangen. Op die gespreksverslagen heeft [eiser] gereageerd en zijn reactie is bij de diverse beoordelingen betrokken en meegewogen.
5.27.
De rechtbank begrijpt uit de stellingen van partijen en de bijgevoegde stukken dat [eiser] weliswaar niet direct van alle gesprekken een gespreksverslag heeft ontvangen, maar uiteindelijk wel. Alleen van het gesprek van 26 april 2023 heeft [eiser] naar de rechtbank begrijpt geen definitief verslag ontvangen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] hierdoor enigszins geschaad is. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit er niet toe dat sprake is van onzorgvuldig handelen door MMC.
Artikel 7.4: eindrapport is niet in concept voorgelegd
5.28.
De Commissie van Onderzoek heeft op 12 juni 2023 een eindrapport uitgebracht van haar onderzoek. [eiser] heeft daarvan een kopie ontvangen. Het rapport is echter niet eerst in concept aan hem voorgelegd, waarmee MMC heeft gehandeld in strijd met artikel 7.4 van het Reglement, aldus [eiser] . Op 29 juni 2023 heeft [eiser] een schriftelijke reactie op het rapport gegeven waarin hij de procedurele tekortkomingen van het onderzoek heeft benoemd en daarnaast een reactie heeft gegeven op de bevindingen en beoordeling door de Commissie van Onderzoek.
5.29.
Volgens MMC, zoals blijkt uit de brief van 18 juli 2023, is gebleken dat de Commissie van Onderzoek alle door haar ontvangen mondelinge en schriftelijke informatie met [eiser] heeft gedeeld. De Commissie van Onderzoek heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld op dit alles schriftelijk en mondeling te reageren. Het gremium heeft een en ander bij haar beoordeling van het eindoordeel en de daarin vervatte bevindingen en conclusies betrokken en MMC heeft dus niet gehandeld in strijd met artikel 7.4 van het Reglement.
5.30.
De rechtbank is het op dit punt eens met [eiser] . Ter zitting is door MMC erkend dat het eindrapport van de Commissie van Onderzoek niet in concept aan [eiser] voorgelegd. [eiser] heeft wel kunnen reageren op het rapport, maar ter zitting is de rechtbank gebleken dat [eiser] dat pas kon nadat de Commissie van Onderzoek was ontbonden. De reactie op het rapport van [eiser] is door het gremium gelezen, maar dus niet door de Commissie van Onderzoek. Op grond van artikel 7.4 van het Reglement is vereist dat de Commissie van Onderzoek kennis heeft genomen van de reactie van [eiser] zodat dit meegenomen kan worden bij het eindrapport. Als de Commissie van Onderzoek kennis had genomen van de reactie van [eiser] , was zij wellicht tot een andere conclusie gekomen. Dat het gremium wel kennis van de reactie heeft genomen is niet relevant. Het gremium kan niet als een onafhankelijke onderzoekspartij worden gezien, waarbij de Commissie van Onderzoek dat wel zou moeten zijn. [eiser] had er dus recht op en belang bij dat de Commissie van Onderzoek van zijn reactie kennis kon nemen. Op dit punt heeft MMC artikel 7.4 van het Reglement geschonden en daarmee dus onzorgvuldig gehandeld.
Schending hoor en wederhoor, equality of arms en informatieachterstand
5.31.
[eiser] stelt dat gedurende het (voor)onderzoek stelselmatig fundamentele beginselen zijn geschonden. Hij voert daartoe het volgende aan. MMC heeft het beginsel van hoor- en wederhoor en het motiveringsbeginsel geschonden door na te laten om de beslissing over de ontvankelijkheid van de melding aan [eiser] te motiveren, nagelaten om het onderzoeksrapport eerst in concept aan hem voor te leggen en stelselmatig niet inhoudelijk te reageren op bezwaren van [eiser] . MMC heeft daarnaast het beginsel van equality of arms geschonden door [eiser] op een informatieachterstand te zetten. Dat heeft MMC eerst gedaan door een onvoldoende concreet gemotiveerde melding in behandeling te nemen, waardoor [eiser] niet goed wist wat hem concreet werd verweten en hoe hij zich daartegen kon verdedigen. MMC heeft [eiser] daarnaast ernstig belemmerd in zijn mogelijkheden om zich tegen de melding te verdedigen door hem de toegang te ontzeggen tot de EPD’s. Ter onderbouwing van de melding heeft de vakgroep in het gesprek 26 april 2023 een aantal documenten aan de Commissie van Onderzoek verstrekt, die zij op 28 april 2023 ook aan [eiser] heeft toegezonden. Het betrof documenten met betrekking tot individuele patiëntencasuïstiek waaruit zou blijken dat [eiser] fouten zou hebben gemaakt en complicaties zouden zijn opgetreden bij complexe operaties. Omdat [eiser] geen toegang had tot de EPD’s heeft hij louter op basis van zijn eigen herinneringen kunnen reageren op de verstrekte documenten, terwijl de vakgroep wel toegang had tot de EPD’s. Dit is een schending van het beginsel van equality of arms. MMC heeft [eiser] na zijn schriftelijke reactie kort toegang tot de EPD’s verleend, waarna hij nogmaals heeft gereageerd op de documenten. Daarop heeft MMC niet gereageerd. MMC had [eiser] in de gelegenheid horen te stellen om met gebruikmaking van alle relevante patiëntgegevens een inhoudelijk verweer voor te bereiden. Door dat niet te doen heeft MMC hem belemmerd in zijn mogelijkheden om zich tegen de melding te verdedigen en daarmee onrechtmatig jegens hem gehandeld.
5.32.
MMC betwist het voorgaande. [eiser] is alle informatie verstrekt waarover de commissies beschikten. [eiser] is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om op die informatie te reageren wat hij ook in het gesprek met de Commissie van Onderzoek van 24 mei 2023, het gesprek met het gremium van 22 juni 2023 en bij brieven van 11 mei, 21 juni en 29 juni 2023 heeft gedaan. Ten aanzien van de EPD’s is ook geen sprake van een informatieachterstand of belemmering tot verdediging. [eiser] is toegang verleend tot de EPD’s die hij bij zijn reactie heeft betrokken. De toegang van [eiser] tot de EPD’s was pas ingetrokken nadat was gebleken dat [eiser] van zijn toegang onrechtmatig gebruik had gemaakt. Zodra weer een grondslag en rechtvaardiging bestond voor de inzage van [eiser] in de EPD’s, is de toegang hersteld. Dat [eiser] in eerste instantie op basis van zijn eigen herinneringen heeft gereageerd op de documenten doet niet af aan het feit dat hij later alsnog aan de hand van de EPD's op de casuïstiek heeft kunnen reageren. Voor zover al sprake zou zijn geweest van het schenden van equality of arms, is dit nog tijdens het onderzoek hersteld.
5.33.
Wat betreft equality of arms en de informatieachterstand, volgt de rechtbank MMC. De rechtbank overweegt dat MMC [eiser] alsnog toegang tot de EPD’s heeft verleend, waarna [eiser] in zijn reactie op het onderzoeksrapport nogmaals op de documenten heeft gereageerd. [eiser] heeft dus alsnog toegang gehad en de patiëntengegevens kunnen raadplegen alvorens hij zijn reactie op het onderzoeksrapport gaf, waardoor voornoemde beginselen niet zijn geschonden.
5.34.
Wat betreft de schending van hoor en wederhoor is de rechtbank het met [eiser] eens. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 5.30 is overwogen, had het eindrapport van de Commissie van Onderzoek in concept aan [eiser] moeten worden voorgelegd, wat niet gebeurd is. Hiermee heeft MMC onzorgvuldig gehandeld.
Tussenconclusie
5.35.
De rechtbank concludeert dat MMC onzorgvuldig heeft gehandeld doordat geen interne cyclus ter verbetering heeft plaatsgevonden en doordat het eindrapport van de Commissie van Onderzoek niet in concept is voorgelegd aan [eiser] waarmee het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden.
III. MMC heeft onterecht de detachering beëindigd zonder verbetertraject
5.36.
Aan het derde verwijt van [eiser] ligt artikel 6 lid 19 onder b van de samenwerkingsovereenkomst tussen Defensie en MMC ten grondslag. Op grond van dat artikel was MMC verplicht om met Defensie en [eiser] in overleg te treden over een verbetertraject of het herstel van een goede arbeidsverhouding als zij niet tevreden was over het functioneren van [eiser] . Een dergelijk overleg heeft voor de melding op 15 februari 2023 niet plaatsgevonden, aldus [eiser] . MMC heeft geen poging gedaan om de verstoorde verhouding te verbeteren. [eiser] verwijst in dit kader naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 januari 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:133) waaruit volgt dat het op de weg van werkgever ligt om zich in te spannen om de verhouding te verbeteren.
5.37.
MMC betwist dit. Volgens MMC verbindt [eiser] een onjuiste conclusie aan het oordeel van de Commissie van Onderzoek dat [eiser] “
in staat moet worden geacht om met de juiste begeleiding in een verbetertraject zijn functioneren op het gewenste niveau te brengen”. Deze conclusie brengt geen verplichting met zich mee voor MMC om [eiser] daartoe binnen haar ziekenhuis in staat te stellen, aldus MMC. De geciteerde zinssnede uit de conclusie wordt immers nader uitgewerkt met de opmerking dat het bieden van precies die begeleiding niet mogelijk is binnen MMC wegens de beperkte omvang van
de vakgroep, met name van de sectie traumatologie. Daarnaast voert MMC aan dat Defensie bij het overleg over het functioneren van [eiser] herhaaldelijk betrokken is geweest en met Defensie afspraken zijn gemaakt om tot verbetering te komen.
5.38.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het rapport van de Commissie van Onderzoek volgt dat MMC [eiser] alsnog een verbetertraject had moeten aanbieden. De rechtbank is met [eiser] van oordeel dat MMC de detachering niet mocht beëindigen zonder dat verbetertraject aan te bieden. Dat het bieden van begeleiding niet mogelijk was binnen MMC vanwege de beperkte omvang van de vakgroep, heeft MMC onvoldoende onderbouwd gesteld. De rechtbank ziet niet in waarom een verbetertraject vanwege de omvang van de vakgroep niet mogelijk zou zijn. Dit heeft MMC onvoldoende concreet gemaakt. Het lag op de weg van MMC om toe te lichten dat er pogingen zijn gedaan en toe te lichten waarom dit niet gelukt is. Bovendien weegt mee dat MMC ervoor heeft gekozen een samenwerkingsovereenkomst met Defensie te sluiten. Het is de verantwoordelijkheid van MMC om ervoor te zorgen dat zij hetgeen is overeengekomen in die samenwerkingsovereenkomst en hetgeen waaraan zij verbonden is conform het Reglement, waar kan maken. Uiteindelijk heeft [eiser] via CMH wel een verbetertraject positief doorlopen, wat laat zien dat verbetering mogelijk was.
5.39.
De rechtbank concludeert dat door de detachering te beëindigen zonder daar een verbetertraject aan vooraf te laten gaan, MMC de detachering onterecht heeft beëindigd.
IV. MMC heeft zich op negatieve wijze uitgelaten over [eiser]5.40. Volgens [eiser] heeft MMC zich op basis van de uitkomsten van het onzorgvuldige onderzoek ten onrechte op een negatieve wijze uitgelaten over de capaciteiten en/of het functioneren van [eiser] tegenover potentiële nieuwe werkverschaffers die bij het MMC referenties over hem inwinnen. MMC betwist dit.
5.41.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat MMC zich negatief heeft uitgelaten tegenover derden. [eiser] baseert deze stellingen slechts op vermoedens. Wanneer MMC dit zou hebben gedaan, tegen wie en wat er dan gezegd zou zijn, heeft [eiser] niet concreet gemaakt. De vordering die hierop ziet wordt daarom afgewezen.
Tussenconclusie ten aanzien van de gevorderde verklaringen voor recht
5.42.
Uit het voorgaande volgt dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat de detachering ten onrechte is beëindigd. MMC heeft hiermee onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] .
5.43.
De gevorderde verklaringen voor recht zijn toewijsbaar, met dien verstande dat de rechtbank niet zal uitspreken dat MMC geen rechten aan het onderzoek kan ontlenen. Deze verklaring voor recht vindt de rechtbank onvoldoende bepaalbaar, omdat niet duidelijk is welke rechten [eiser] hiermee bedoelt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee onvoldoende duidelijk welke rechtsverhouding de rechtbank vast zou stellen met die verklaring voor recht. Die rechtsverhouding volgt uit de verklaring voor recht onder II, die de rechtbank zoals gezegd wel zal toewijzen.
5.44.
De rechtbank zal dus verklaren voor recht dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat MMC onrechtmatig heeft gehandeld.
5.45.
De vordering die ziet op het negatief uitlaten over [eiser] zal zoals gezegd wordt afgewezen.
V. Schade
De gevorderde schade
5.46.
[eiser] stelt dat hij zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van MMC. [eiser] vordert een schadevergoeding van € 125.950,00. [eiser] stelt immateriële schade te hebben geleden gelet op de schade die MMC heeft toegebracht aan zijn reputatie. [eiser] slaapt slecht, piekert veel en voelt zich door MMC afgedankt en aan de kant geschoven na zich tien jaar voor MMC te hebben ingezet. MMC betwist het bestaan van reputatieschade als gevolg van haar handelen.
5.47.
[eiser] stelt dat het in de lijn der verwachting ligt dat de door hem geleden reputatieschade zal leiden tot inkomensschade omdat [eiser] wordt belemmerd om in een ander ziekenhuis als chirurg aan de slag te gaan. Een ziekenhuis is immers op grond van de vergewisplicht van artikel 4 van Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) verplicht om inlichtingen in te winnen over sollicitanten bij hun voorgaande werkgevers. Volgens [eiser] hebben Erasmus MC en Amsterdam UMC door referenties van MMC afgezien van samenwerking. Daardoor kon [eiser] geruime tijd geen operaties uitvoeren als gevolg waarvan zijn herregistratie in gevaar kwam. Dit kon voor Defensie aanleiding zijn om zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. [eiser] werkt voor het CMH maar daar is te weinig werk voor permanente plaatsing. Voor [eiser] geldt een AOW-leeftijd van 67 jaar en zes maanden. Deze leeftijd zal hij op 18 augustus 2035 bereiken zodat [eiser] circa zes jaar lang afhankelijk is van vervangende inkomsten bovenop zijn defensiepensioen dat circa 50% van zijn huidige inkomen bedraagt. Indien hij daar niet in slaagt, zoals [eiser] voorziet, leidt hij een inkomensschade van (€ 9.716,44 x 1,08) / 2 = € 5.246,88 bruto x 12 x 6 = € 377.775,19 bruto waarvoor MMC aansprakelijk is. Hij begroot de schade op € 125.950 en dat is één bruto jaarsalaris en een passend en redelijk bedrag.
5.48.
Volgens MMC is van schade geen sprake, in ieder geval niet tot hij de 60-jarige leeftijd bereikt. [eiser] is nog steeds bij Defensie in dienst en gedurende de periode van de beschikbaarstelling heeft Defensie altijd aan [eiser] zijn salaris betaald, wat hij nog steeds ontvangt. [eiser] lijdt dus geen financiële schade. Ten behoeve van de werkervaring is [eiser] gepositioneerd in het CMH. Daar kan hij werkzaamheden verrichten en zijn werkervaring - mede ten behoeve van de herregistratie - blijven opdoen. Daarnaast verricht hij operatiewerkzaamheden in het Elisabeth Tweesteden Ziekenhuis in Tilburg zodat hij aan het minimaal vereiste aantal ingrepen voldoet en zijn herregistratie niet in gevaar komt. Dat [eiser] dit onbezoldigd doet en daarvoor geen vergoeding ontvangt, maakt een en ander niet anders.
Geen materiële schade, wel immateriële schade
5.49.
Volgens de rechtbank is, zoals gezegd, de detachering ten onrechte zonder verbetertraject beëindigd. Dat [eiser] hierdoor materiële schade heeft geleden volgt de rechtbank niet. De door [eiser] gestelde materiële schade is door MMC voldoende gemotiveerd en onderbouwd betwist. [eiser] ontvangt van Defensie zijn salaris. Er zijn geen aanwijzingen dat Defensie vóór de pensioengerechtigde leeftijd tot ontslag zal overgaan om een reden die verband houdt met de door MMC begane onrechtmatigheden. [eiser] heeft op eigen initiatief een verbetertraject doorlopen in het CMH, een training gevolgd en gesprekken gevoerd met de IGJ. [eiser] heeft het verbetertraject met een goed resultaat afgerond en de IGJ heeft geoordeeld dat geen bezwaren bestaan tegen een voortzetting van zijn carrière als chirurg. Dat er een kans is dat [eiser] in de toekomst minder inkomsten zal generen, is door [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld nu hij alsnog bij het CMH aan het werk is gesteld en het verbetertraject met succes heeft afgerond. Bovendien voert [eiser] sinds medio juni 2024 operaties bij Elisabeth Twee Steden Ziekenhuis in Tilburg uit. De rechtbank concludeert dat [eiser] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat hij inkomensschade heeft geleden of zal lijden in de toekomst.
5.50.
De rechtbank acht het wel voldoende onderbouwd dat [eiser] immateriële schade vanwege reputatieschade heeft geleden (artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De omstandigheden die worden meegewogen bij het bepalen van de hoogte van de schade zijn als volgt. [eiser] heeft voldoende tot uitdrukking gebracht dat de beëindiging van de detacheringsovereenkomst impact op hem heeft gehad en dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast. De medische wereld is klein waardoor geruchten zich doorgaans snel verspreiden. [eiser] bekleedde als traumachirurg bij MMC een unieke positie zoals blijkt uit de media-aandacht. [eiser] heeft recht op een schadevergoeding naar billijkheid, die de rechtbank vaststelt op € 1.500,00.
VI. Eindconclusie
5.51.
Uit het voorgaande volgt dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat de detachering ten onrechte is beëindigd. MMC heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] en [eiser] heeft daarom recht op een schadevergoeding van
€ 1.500,00.
De wettelijke rente
5.52.
[eiser] vordert betaling van de wettelijke rente over de gevorderde schadevergoeding. De wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag van € 1.500,00 wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
De proceskosten
5.53.
MMC is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
2.017,00
- salaris advocaat
1.042,00
(2 punten × € 521)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.376,42.
5.54.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.55.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dit betekent dat deze uitspraak geldt, totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.

6.6. De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en MMC jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld,
6.2.
veroordeelt MMC tot betaling van een schadevergoeding aan [eiser] van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2024 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt MMC in de proceskosten van € 3.376,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als MMC niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt MMC tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.