Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank beoordeelt of het CBR zich op het standpunt heeft mogen stellen dat zij de geschiktheid van eiser niet hebben kunnen vaststellen omdat eiser het bloedonderzoek heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
11. De voor de beoordeling van dit beroep belangrijke regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
12. Het CBR baseert zich voor het bestreden besluit op het bezwaarschrift van eiser en op een telefoongesprek dat is gevoerd op 17 april 2025 met eiser. Het CBR verwijst naar de richtlijn ‘Drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen’ waaruit volgt dat bij een keuring naar cannabisgebruik een bloedonderzoek wordt verricht. Het CBR wijst er ook op dat aan eiser meerdere malen is uitgelegd dat een naaldenfobie moet worden onderbouwd met bewijs uit de behandelsector. Het CBR vindt het ook opmerkelijk dat eiser zich in bezwaar ineens beroept op zijn geloofsovertuiging als reden voor de weigering van de bloedafname. Het CBR concludeert dat eiser een gegronde reden voor weigering van een bloedonderzoek onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en ziet geen aanknopingspunten om voor eiser een uitzondering te maken en een ander laboratoriumonderzoek toe te staan.
13. Het CBR wijst erop dat bij het beoordelen van de rijgeschiktheid niet uitsluitend af kan worden gegaan op de verklaringen van eiser tijdens de keuring. Aan de hand van de resultaten van een bloedonderzoek moet worden nagegaan of de verklaringen tijdens de keuring wel of niet betrouwbaar zijn. Dat eiser weigert zijn medewerking aan een bloedonderzoek te verlenen, kan erop wijzen dat eiser tijdens de keuring niet eerlijk is geweest over zijn cannabisgebruik. Dit lijkt te worden bevestigd nu eiser tijdens het telefoongesprek van 17 april 2025 heeft erkend dat hij af en toe een joint rookt (maar dan naar eigen zeggen niet rijdt), terwijl eiser tijdens de keuring heeft verklaard dat hij met het gebruik van drugs in april 2021 is gestopt. Die verklaringen zijn niet met elkaar in overeenstemming.
14. Omdat geen volledige drugskeuring heeft plaatsgevonden, kan volgens het CBR in alle redelijkheid niet worden verwacht dat ten behoeve van eiser een Verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd. Het CBR realiseert zich dat het besluit van 7 maart 2025 voor eiser nadelige gevolgen kan hebben omdat eiser geen nieuw rijbewijs kan aanvragen, maar kan hiermee in de afhandeling van de aanvraag geen rekening houden. De rechtspraak bevestigt dat het persoonlijk belang van een aanvrager van een Verklaring van geschiktheid niet mag worden afgewogen tegen het algemene belang van de verkeersveiligheid, nu uit de regelgeving voortvloeit dat het algemene belang van de verkeersveiligheid altijd zwaarder weegt dan het individuele belang.
15. Eiser voert in zijn beroepschrift aan dat hij al enkele jaren thuis zit zonder rijbewijs en graag wil terugkeren in de maatschappij als werkend persoon. Eiser is beroepschauffeur en heeft al meerdere keren geprobeerd zijn rijbewijs terug te krijgen. Eiser stelt in het verleden een chronische leveraandoening te hebben gehad, te weten hepatitis B. Door deze negatieve ervaringen/herinneringen roepen bloedtesten angsten op.
16. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij niet bereid is om bloed af te nemen, omdat hij niet begrijpt waarom er twee buisjes bloed moeten worden afgenomen en het niet met een vingerprik of een ander onderzoek kan. Eiser voelt zich vooral niet prettig bij het bloedonderzoek, omdat hij niet weet wat er precies met dat bloed gebeurt na afname. Eiser heeft ook verklaard dat hij af en toe nog cannabis gebruikt, maar dat hij zichzelf prima in staat acht om op een verantwoordelijke manier auto te rijden. Verder wijst eiser erop dat sprake is van een gedoogbeleid wat betreft softdrugs en de houding van het CBR in deze zaak daarom te star is.
17. Het CBR heeft gereageerd met een verweerschrift. Het CBR wijst daarin op artikel 103 van het Reglement rijbewijzen waaruit volgt dat een Verklaring van geschiktheid enkel kan worden geregistreerd op grond van gegevens waaruit blijkt dat eiser rijgeschikt is. Het CBR beschikt over onvoldoende informatie om een besluit over de rijgeschiktheid te kunnen nemen. Volgens het CBR staat onweersproken vast dat eiser een voorgeschiedenis van drugsmisbruik (waaronder cannabismisbruik) heeft. Het is een algemeen bekend ervaringsgegeven dat misbruikers van psychoactieve middelen hun middelengebruik vaak bagatelliseren en dat de belangen bij een positieve uitslag van de keuring, een betrokkene een extra prikkel kunnen geven om het gebruik te bagatelliseren. Daarom wordt door keurend specialisten veel belang gehecht aan de objectieve uitkomst van het laboratoriumonderzoek. Het laboratoriumonderzoek betreft dan ook een essentieel
onderdeel van het medisch onderzoek. In het bijzonder wanneer het onderzoek is gelast met het oog op middelenmisbruik in het verleden. Het spreekt voor zich dat de resultaten van het
laboratoriumonderzoek betrokken dienen te worden bij de beoordeling van de rijgeschiktheid. Dat een bloedonderzoek een verplicht onderdeel is van een onderzoek naar (overmatig) cannabisgebruik volgt volgens het CBR ook uit de Richtlijn Drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen waarin expliciet het volgende is opgenomen: “Laat THCCOOH in bloed bepalen ter ondersteuning van de vaststelling drugsmisbruik in het kader van onderzoek naar rijgeschiktheid.” Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd om niet mee te werken aan het bloedonderzoek, namelijk prikangst, risico op bloedarmoede en geloofsovertuiging. Wat betreft prikangst en risico op bloedarmoede stelt het CBR dat eiser zijn stelling hieromtrent niet met medisch inhoudelijk bewijs heeft onderbouwd. Geloofsovertuiging kan volgens het CBR per definitie niet leiden tot een vrijstelling van het ondergaan van een bloedonderzoek.
18. Uit paragraaf 8.8. van de Bijlage behorende bij de Regeling eisen rijgeschiktheid volgt dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
19. Een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, mag afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien de belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt het de adviseur een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
20. Zoals onder rechtsoverweging 5 al was opgenomen, heeft de psychiater in het geval van eiser geoordeeld dat naar mening van de psychiater niet met zekerheid kan worden gesteld dat er sprake is van een recidiefvrije periode van een jaar met betrekking tot het drugsmisbruik, omdat het bloedonderzoek ontbreekt. De psychiater heeft daarom een ongeschiktheid voor beide categorieën geadviseerd.
21. Het CBR heeft op de zitting onweersproken uiteengezet waarom specifiek het bloedonderzoek nodig is om te kunnen beoordelen of eiser geschikt kan worden geacht om weer te kunnen rijden. Met behulp van het bloedonderzoek kan men opmaken of er sprake is van recreatief cannabis gebruik of dat er sprake is van cannabis misbruik. Dit onderscheid kan niet worden gemaakt met een ander onderzoek of een enkele vingerprik. Dit volgt ook uit de Richtlijn Drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen.
22. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het CBR zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het bloedonderzoek noodzakelijk is om vast te kunnen stellen of eiser geschikt is tot het besturen van motorrijtuigen. In wat eiser heeft aangevoerd waarom hij geen bloedonderzoek wil ondergaan, heeft het CBR geen reden hoeven zien om af te zien van het bloedonderzoek.