ECLI:NL:RBOBR:2025:7583

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
01.289440.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van voorbereidingshandelingen voor MDMA-productie

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA. De zaak kwam aan het licht na een melding van Enexis over verhoogd energieverbruik, wat leidde tot een onderzoek naar een mogelijke hennepkwekerij. Bij een doorzoeking op 15 mei 2024 in een schuur aan de [adres 2] te Middelbeers werd een drugslab aangetroffen waar 100 kilogram MDMA-kristallen lagen te drogen. De verdachte werd beschuldigd van het aanleggen van watervoorzieningen in de schuur, wat essentieel was voor de productie van MDMA. Tijdens de rechtszitting op 5 november 2025 werd de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingshandelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid in de schuur niet aannemelijk was, gezien de omstandigheden en het bewijs van zijn DNA op cruciale plekken in het drugslab. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de gemeenschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.289440.24]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.289440.24
Datum uitspraak: 19 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [adres 4] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 oktober 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 20 maart 2024 tot en met 29 maart 2024 te Oost West en Middelbeers, gemeente Oirschot,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk vervaardigen van MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- de schuur, gelegen op het perceel [adres 2] te Oost West en Middelbeers, te voorzien van meerdere watervoorzieningen en/of waterleidingen ten behoeve van de inrichting van de productieruimten en/of de productie van MDMA en/of
- in voornoemde schuur, meerdere productieopstellingen ten behoeve van de productie van PMK en/of MDMA en/of (laboratorium)benodigdheden en/of een grote hoeveelheid chemicaliën/grondstoffen voorhanden te hebben;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Naar aanleiding van een melding van Enexis werd onderzoek gedaan naar een verhoogd energieverbruik in het netstation gelegen aan de [adres 3] te Middelbeers. Het energieverbruik was dusdanig verhoogd dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van een hennepkwekerij. Er werd vervolgens onderzoek gedaan met warmtebeelden, onder andere op het adres [adres 2] in Middelbeers. Dat perceel bestond onder meer uit een woning, een voormalige kippenstal en een voormalige varkensstal.
Op 15 mei 2024 werd binnengetreden in de woning en de boerenschuur, gelegen aan de [adres 2] . In de voormalige varkensstal bevonden zich twee ruimtes die werden gebruikt voor het kweken van hennep. In het achterste gedeelte werd een drugslab aangetroffen waar eindproduct, 100 kilogram MDMA-kristallen lag te drogen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet heeft getroffen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft op de in de pleitnota opgenomen gronden aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage (Bijlage I) die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverwegingen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 15 mei 2024 aan de [adres 2] te Oost West en Middelbeers in een schuur aan de achterzijde van de woning een ruimte is aangetroffen die was ingericht ten behoeve van de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs (MDMA) volgens de hoge druk methode.
In de ruimte bevond zich onder meer een (vervuilde) rvs-drukreactieketel, ten behoeve van het vervaardigen van MDMA. In de ruimte waren twee rvs-reactieketels aanwezig, die werden gebruikt ten behoeve van het destilleren van de vervaardigde MDMA-base (olie). Ook werd een aangebroken zak met 24,7 kilogram FD-poeder aangetroffen, zijnde de ethylester van PMK-glycidezuur, wat de grondstof is van de voor MDMA benodigde stof PMK. In de labruimte werden meerdere jerrycans aangetroffen met fosforzuur, methanol, zoutzuur en aceton. Daarnaast werden in de ruimte waterstofgas-cilinders en drie diepvrieskisten aangetroffen. In de ruimte bevonden zich tevens jerrycans met ongeveer 1600 liter MDMA-afval en een plastic zak met 300 gram brokken/kristallen MDMD. Tot slot lag er in de ruimte een dekzeil met daarop licht- en donkerbruine kristallen, die lagen te drogen. Na onderzoek bleken dit MDMA-kristallen te zijn..
De ruimte is door het team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) bemonsterd op DNA-sporen, welke sporen door het NFI zijn onderzocht. Uit de onderzoeksresultaten en de overige bevindingen in het dossier leidt de rechtbank af dat het DNA van de verdachte zich bevond op de volgende plekken in de productieruimte:
  • de hendel van de linker destilleerketel;
  • de temperatuurknop van de destilleerketel rechts en
  • de knoppen van de watertoevoer.
Uit de onderzoeksresultaten en de overige bevindingen in het dossier leidt de rechtbank af dat het DNA van de medeverdachte [medeverdachte] zich bevond op de volgende plekken in de productieruimte:
  • de hendels van de hogedrukketel;
  • de hendels van de beide destilleerketels;
  • de temperatuurknoppen van de beide destilleerketels;
  • de radioknoppen en -stekker;
  • de tiewraps van de waterafvoer;
  • de knoppen van de watertoevoer en
  • twee stuks plakband (duct tape) op een papieren zak met daarin precursor.
Naast het DNA van de verdachte en medeverdachte is ook DNA aangetroffen van een onbekend gebleven persoon.
De verdachte heeft erkend in de tenlastegelegde periode twee dagen aanwezig te zijn geweest in de loods in Middelbeers, waar hij naar eigen zeggen watervoorzieningen heeft aangelegd.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat het telefoonnummer dat wordt toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte] op 4 mei 2024 driemaal is gebeld door het telefoonnummer van verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte] kent uit [woonplaats] .
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van het hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat daarvoor onvoldoende bewijs aanwezig is. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte een verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA in de productieruimte aan de [adres 2] in Middelbeers. Die verklaring luidt dat hij op verzoek van een onbekend gebleven persoon – en na het uitbrengen van een daarop betrekking hebbende offerte – de schuur waarin het drugslab is aangetroffen van watervoorzieningen heeft voorzien. Dat zijn DNA is aangetroffen op diverse goederen die in de schuur zijn aangetroffen kan daarom kloppen. Hierover is verklaard dat verdachte in die ruimte aan het werk is geweest en daarbij wellicht goederen die in de weg stonden heeft verplaatst. Dat het om een drugslab zou gaan dat wist hij niet. Door de verdachte is verder verklaard dat hij niet wist dat zich in de ruimte een drugslab (in aanbouw) bevond.
De rechtbank constateert dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op verschillende plekken van een actief drugslab in Middelbeers. De plekken waarop DNA van de verdachte is aangetroffen zijn plekken die essentieel zijn bij het (voorbereiden van het) vervaardigen van synthetische drugs. De verklaring van de verdachte over de manier waarop zijn DNA op goederen in het drugslab is aangetroffen acht de rechtbank onaannemelijk. Het gaat immers om hele specifieke delen van de ketels (waaronder de temperatuurknop) die van belang zijn voor het productieproces van MDMA. Daarbij past niet de verklaring van verdachte dat hij uit nieuwsgierigheid wellicht knoppen en hendels heeft aangeraakt. Daarbij speelt een rol dat het niet aannemelijk is dat de verantwoordelijken van een drugslab een bonafide loodgieter inhuren en toegang geven tot een ruimte waar al ketels gereedstaan voor de productie van illegale stoffen.
Bij het oordeel over de (on)aannemelijkheid van de verklaring van de verdachte heeft de rechtbank ook de omstandigheid betrokken dat het aanleggen van een watervoorziening geen specialistische klus betreft en dat zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] – waarvan de verdachte heeft verklaard dat zij elkaar kennen – woonachtig zijn in [woonplaats] , terwijl van hen beiden DNA is aangetroffen in een actief drugslab in Middelbeers. Dat is meer dan 90 kilometer van de woonplaats van de verdachten vandaan. Daarbij betrekt de rechtbank eveneens dat de verdachte [verdachte] desgevraagd geen verklaring heeft kunnen geven waarom exact hij is ingehuurd om daar de watervoorzieningen aan te leggen.
Het vorenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat de verdachte een watervoorziening voor het drugslaboratorium heeft aangelegd en aldus betrokken was bij de opbouw van het lab. Daarmee concludeert de rechtbank dat de verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het (kortgezegd) plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van MDMA.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
hij, in de periode van 20 maart 2024 tot en met 29 maart 2024 te Oost-, West- en Middelbeers, gemeente Oirschot,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk vervaardigen van MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht daartoe gelegenheid en middelen te verschaffen, door
- de schuur, gelegen op het perceel [adres 2] te Oost-, West- en Middelbeers, te voorzien van watervoorzieningen ten behoeve van de inrichting van de productieruimten en/of de productie van MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van MDMA.
Het aangetroffen drugslab was professioneel ingericht en bestemd voor de grootschalige vervaardiging van grote hoeveelheden MDMA. In dat verband wordt opgemerkt dat in het lab ongeveer 100 kilogram MDMA-kristallen lagen te drogen.
Harddrugs, zoals MDMA zijn schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Dit geldt temeer als gekeken wordt naar de omstandigheden waaronder deze worden geproduceerd: in een niet gecontroleerde omgeving, in dit geval in een boerenschuur.
Naast gezondheidsrisico’s brengt de productie van MDMA grote schade toe aan het milieu en de leefomgeving. Het bereiden van MDMA gaat gepaard met het gebruik van zeer gevaarlijke stoffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het (chemische) afval dat afkomstig is uit de productie van synthetische drugs veelal gedumpt wordt in de natuur. Dit afval komt dan vervolgens terecht in de aardbodem, open wateren of openbare ruimtes. Dat leidt tot immense schade aan het milieu en deze schade komt veelal geheel voor rekening van de (lokale) gemeenschap.
De ontdekking van een drugslab gaat daarnaast gepaard met onrust en een gevoel van onveiligheid voor de (lokale) gemeenschap. Bovendien zijn met de productie van synthetische drugs vaak grote financiële belangen gemoeid en kan de productie van voornoemde drugs leiden tot andere vormen van criminaliteit.
Verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad en zijn eigen belangen laten prevaleren.
Verdachte is, zonder dat hij aan de rechtbank inzicht heeft willen verschaffen over zijn daadwerkelijke beweegredenen, welbewust betrokken geweest bij zeer ernstige strafbare feiten, waarvan hij nu de consequenties onder ogen moet zien.
Het is niet de eerste keer dat verdachte betrokken was bij Opiumwet delicten. In 2018 werd hij mede in verband met dit soort feiten door de Meervoudige Kamer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden. Kennelijk heeft verdachte hier weinig van geleerd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, passend en geboden is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
47 van het Wetboek van Strafrecht;
10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, door zich en een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit te verschaffen
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W.H. Houg, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. S. van den Akker, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 19 november 2025.