Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Inleiding: onderzoek Dudley.
Het onderzoek ter terechtzitting.
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Beslissingen over het bewijs.
extreem veel waarschijnlijkerzijn wanneer de kogels zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop (hypothese 1) dan wanneer de kogels zijn afgevuurd uit twee lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken (hypothese 2). Voor de overige twee kogels geldt dat de bevindingen
zeer veel waarschijnlijkerrespectievelijk
veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is. Vermoedelijk zijn alle hulzen verschoten met een (semi)automatisch werkend pistool.
“Zullen we doden/vermoorden neef”,
“Jij hebt gannoe ik ook”en (vertaald naar het Nederlands)
“Dat we lokken en van dichtbij lossen”, hetgeen zou kunnen duiden op een vooropgezet plan om [slachtoffer] te doden. Uit het dossier blijkt echter dat dit bericht geen betrekking had op [slachtoffer] , maar een ander betrof (te weten ‘ [vriend slachtoffer] ’, zijnde een vriend van het slachtoffer). Overige bewijsmiddelen waaruit het volle opzet kan worden afgeleid zijn niet voorhanden.
- het naar [slachtoffer] toelopen en/of achter [slachtoffer] aanrennen, en/of
- tegen zijn scooter en/of zijn lichaam trappen.
“Vervolgens waren ze achter mij en ik dacht dat ze misschien die mensen op de scooter aan het schoppen en slaan waren”. Dat is echter niet gelijk te stellen met een daadwerkelijke eigen waarneming van het trappen. De rechtbank gaat uit van die verklaring, en niet van haar latere verklaringen waarin ze wel over trappen en een aanval heeft gesproken, omdat [vriend slachtoffer] zelf heeft aangegeven dat zij haar eerste verklaring het meest betrouwbaar acht aangezien haar herinnering toen nog vers was. Verder heeft [medeverdachte 2] weliswaar verklaard dat er tegen de scooter is getrapt, maar hij heeft deze verklaring later ingetrokken met als toelichting dat hij zich gebaseerd had op wat hij had gelezen in het dossier. Dit doet afbreuk aan de bewijskracht van zijn verklaring. De officieren van justitie hebben voorts nog gewezen op een tapgesprek tussen de heren [naam 1] en [naam 2] , waarin wordt gesproken over het trappen van/tegen de scooter door [medeverdachte 6] , maar die personen zijn zelf geen getuige geweest van de gebeurtenissen. Evenmin is gebleken wie of wat de bron is van hetgeen zij besproken hebben. Dat [medeverdachte 6] tegen de scooter zou hebben getrapt strookt bovendien niet met de inhoud van het dossier, nu uit de ringdeurbelbeelden van [adres 2] onomstotelijk blijkt dat hij niet uit de witte Mercedes is gestapt en dus niet tegen de scooter kán hebben getrapt. Het tapgesprek heeft daarmee geen bewijswaarde voor de rechtbank.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit en van verdachte.
Het bepalen van de straf en/of maatregel.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
gevangenisstrafvoor de duur van
18 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [vader slachtoffer] , van een bedrag van
67.282,30 euro, bestaande uit 7.282,30 euro materiële schadevergoeding en 60.000,- euro immateriële schadevergoeding. De toegewezen materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de factuur (4 november 2022) en de toegewezen immateriële schadevergoeding vanaf datum delict (14 april 2022), beide tot de dag der algehele voldoening.
legtaan de verdachte hoofdelijk
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [vader slachtoffer] , van een bedrag van 67.282,30 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 342 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Dit bedrag bestaat uit 7.282,30 euro materiële schadevergoeding en 60.000,- euro immateriële schadevergoeding. De toegewezen materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de factuur (4 november 2022) en de toegewezen immateriële schadevergoeding vanaf datum delict (14 april 2022), beide tot de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [moeder slachtoffer] , van een bedrag van
20.000,- euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
legtaan de verdachte hoofdelijk
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [moeder slachtoffer] , van een bedrag van 20.000,- euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 135 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Dit bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [zus slachtoffer] , van een bedrag van
30.000,- euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
legtaan de verdachte hoofdelijk
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [zus slachtoffer] , van een bedrag van 30.000,- euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 185 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.