ECLI:NL:RBOBR:2025:7482

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
01-219764-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ladingdiefstal van horloges met gebruik van braak en inklimming

Op 17 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van ladingdiefstal van horloges. De verdachte was betrokken bij een diefstal die plaatsvond op 23 juli 2025 te Maarheeze, waar in de nacht uit een vrachtwagen een grote hoeveelheid horloges van het merk Jacques Lemans werd gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelingen heeft verricht die leidden tot de diefstal, waaronder het maken van een gat in het zeil van de vrachtwagen en het wegnemen van de dozen met horloges. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten, wat leidde tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 99 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte had eerder een strafblad, maar de reclassering gaf aan dat er een laag risico op recidive was. De rechtbank besloot geen contactverbod op te leggen, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak op tegenspraak heeft behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01-219764-25
Datum uitspraak: 17 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2003] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 oktober 2025.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2025 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, dozen met horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd. De verdachte heeft een (deels) bekennende verklaring afgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Bewijsoverwegingen
In de nacht van 22 op 23 juli 2025 is een ladingdiefstal gepleegd uit een op de verzorgingsplaats ‘de Groote Bleek’ in Maarheeze geparkeerde vrachtwagen (met oplegger). De gestolen lading betrof (vier pallets) aan dozen met horloges van het merk Jacques Lemans en had een verkoopwaarde van € 559.494,-.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest en, zo ja, of sprake is geweest van diefstal in vereniging met zijn medeverdachten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Op 22 juli 2025 tussen 23:20 uur en 23:30 uur is een gat gemaakt in het zeil van de desbetreffende vrachtwagen. Omstreeks 01:15 uur was de lading nog intact. Omstreeks 02:00 uur reden een Ford Transit (bestelbus) met het [kenteken] en een Volkswagen T-Roc met het [kenteken] de verzorgingsplaats op. De personen uit deze voertuigen verrichtten handelingen bij de vrachtwagen, waarbij één persoon op de uitkijk stond en de andere personen zich bewogen tussen de vrachtwagen en de bestelbus. Omstreeks 03:50 uur stapten de personen weer in de bestelbus en reden de oprit van de snelweg op tegelijkertijd met de Volkswagen T-Roc. De politie ontdekte vervolgens dat het gat in het zeil van de vrachtwagen groter was geworden en dat een deel van de lading was weggenomen. Kort daarna omstreeks 03:58 uur reed de politie de voertuigen klem en hield de verdachten aan. In de laadruimte van de bestelbus werden 46 dozen met horloges van het merk Jacques Lemans aangetroffen, welke horloges overeenkwamen met de bestelnummers op de pakbon van de vrachtwagenchauffeur.
Omdat er in de tussentijd geen mogelijkheid was om de voertuigen te verlaten, stelt de rechtbank vast dat de personen die bij de vrachtwagen de hiervoor beschreven handelingen hebben verricht, de personen zijn die kort daarna zijn aangehouden. Dit betreffen de bestuurder van de Volkswagen T-Roc ( verdachte [medeverdachte 2] ) en de twee inzittenden van de bestelbus (bestuurder verdachte [verdachte] en passagier verdachte [medeverdachte 1] ).
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte en zijn voornoemde medeverdachten betrokken zijn geweest bij de ladingdiefstal.
Medeplegen
De conclusie dat de ladingdiefstal door de verdachte en zijn medeverdachten in vereniging is gepleegd, is slechts dan gerechtvaardigd als sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en de bewezenverklaarde bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is geweest. De rechtbank is op grond van het navolgende van oordeel dat dat het geval is.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat één verdachte de waarde van de goederen heeft onderzocht, één verdachte vervoermiddelen ter beschikking heeft gesteld, alle drie de verdachten gezamenlijk op de verzorgingsplaats zijn aangekomen, waarna één verdachte op de uitkijk heeft gestaan en twee verdachten wegnemingshandelingen hebben verricht bij de vrachtwagen, en vervolgens alle drie de verdachten samen zijn weggereden met de buit.
Verdachte [medeverdachte 1] was de bijrijder van de bestelbus met daarin de gestolen lading. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] blijkt dat voorafgaand aan de ladingdiefstal tussen 23:01:12 uur en 01:01:11 uur op internet is gezocht naar hetzelfde merk horloge als waar de buit van de ladingdiefstal uit bestond. [medeverdachte 1] heeft aldus een rol gehad bij het vaststellen van (het type dan wel de waarde van) de te stelen horloges en het vervoer daarvan.
Verdachte [medeverdachte 2] is in de Volkswagen T-Roc naar de Groote Bleek gereden. Hij arriveerde daar gelijktijdig met de door hem gehuurde bestelbus. Hij vertrok ook gelijktijdig. Hij is na vertrek van die parkeerplaats als bestuurder van de Volkswagen aangehouden. Op datzelfde moment bevonden de gestolen goederen zich in de bestelbus die bestuurd werd door verdachte [verdachte] .
Verdachte [verdachte] is door het gat in het zeil van de vrachtwagen geklommen en heeft de dozen opgepakt en deze dozen zijn naar de bestelbus gebracht. Vervolgens is hij met de bestelbus met de gestolen lading vertrokken, waarna hij daarin als bestuurder is aangetroffen.
Daarmee hebben verdachte en de medeverdachten bewust en nauw met elkaar samengewerkt en heeft elk van hen een substantiële bijdrage aan de ladingdiefstal geleverd.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van braak en inklimming.

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 23 juli 2025 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen en in vereniging met anderen, dozen met horloges, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 99 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen vervangende hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is kostwinner en heeft zijn leefgebieden verder op orde. Gelet daarop heeft de raadsman, onder verwijzing naar de LOVS-oriëntatiepunten en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, verzocht om de officier van justitie in de strafeis te volgen, met uitzondering van oplegging van het contactverbod. De verdediging ziet geen meerwaarde in een contactverbod van twee jaren, nu het contactverbod reeds is opgelegd als schorsingsvoorwaarde en er geen signalen zijn geweest dat dit verbod is overtreden. Verder heeft de raadsman gewezen op de omstandigheid dat de gestolen goederen een lagere inkoopwaarde hebben dan de berekende verkoopwaarde
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een ladingdiefstal, waarbij in het holst van de nacht uit de oplegger van een vrachtwagen die op een verzorgingsplaats stond geparkeerd een grote hoeveelheid horloges is buitgemaakt. De chauffeur lag op dat moment te slapen. Hij werd wakker gemaakt door de politie en had niets meegekregen van de diefstal. Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een grote bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Voor chauffeurs brengen dergelijke delicten gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee. Daarnaast brengen dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. De verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Uit het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten blijkt ook dat zij in het geheel geen respect hebben voor de eigendommen van anderen en er geen moment over lijken te aarzelen een dergelijk misdrijf te plegen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 september 2025. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, zij het niet voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte van 27 oktober 2025, waaruit volgt dat sprake is van een laag risico op recidive. Er is sprake van een lopend schorsingstoezicht. De reclassering constateert dat de verdachte zijn meldplicht nakomt en dat de verdachte zijn leefgebieden momenteel op orde lijkt te hebben. De verdachte geeft zelf aan ervan overtuigd te zijn dat hij zelfstandig een delict-vrij leven kan opbouwen. Voor wat betreft de straf wijst de reclassering erop dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat het inkomen van de verdachte wegvalt en hij er niet meer kan zijn voor zijn gezin.
De reclassering adviseert bij een veroordeling van de verdachte hem op te leggen een straf zonder bijzondere voorwaarden. Ten slotte adviseert de reclassering om het volwassenstrafrecht toe te passen, nu de verdachte een leeftijdsadequaat indruk maakt, continuering van schoolgang niet noodzakelijk blijkt en een gezinsgerichte insteek niet noodzakelijk is.
Strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als algemeen vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor ladingdiefstal gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte de diefstal in vereniging heeft gepleegd en de diefstal professioneel was voorbereid en uitgevoerd, met voorafgaande voorverkenning, meerdere voertuigen en met iemand op de uitkijk. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat het een omvangrijke lading betrof met een aanzienlijke verkoopwaarde van ruim € 550.000,-. Dat de inkoopwaarde en verkoopwaarde van elkaar verschillen, zoals door de raadsman is aangevoerd, doet niet af aan het feit dat de lading voor de verdachte en zijn medeverdachten een omvangrijke waarde vertegenwoordigt.
De rechtbank houdt verder in strafverminderende zin rekening met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn deel in de ladingdiefstal en berouw getoond voor het door hem gepleegde strafbare feit.
Alles afwegende zal de rechtbank een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 99 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 100 uren, passend. De rechtbank zal de gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voor het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten, zoals door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen noodzaak.

Beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst onder 4 genoemde goed zal worden verbeurd verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen belang meer heeft bij teruggave van het onder 4 genoemde goed.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 genoemde goed op de beslaglijst van 2 oktober 2025, te weten een inklapbaar stanleymes, vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit – zoals blijkt uit de bewijsmiddelen – een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan de verdachte toebehoorde. Het voorwerp is aangetroffen in de tas waar de documenten van de verdachte inzaten en waarvan de verdachte heeft verklaard dat dit zijn tas betrof. De rechtbank zal het inbeslaggenomen stanleymes dan ook verbeurd verklaren.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 47, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De uitspraak

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde het misdrijf oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
een gevangenisstrafvoor de duur van
150 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
99 dagenvoorwaardelijk en een proeftijd van
2 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;

een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis;

heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welke voorlopige hechtenis bij beslissing van 10 september 2025 met ingang van 11 september 2025 is geschorst.
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
- 1 STK Stanleymes.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. S.A.E.M. Rampaart, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2025.