Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsvraag.
enige tijdop de weghelft van het haar tegemoetkomende verkeer heeft begeven met diverse aanrijdingen tot gevolg. Dat het voertuig van verdachte tenminste enige tijd op de andere weghelft heeft gereden leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat ten minste zes verkeersdeelnemers daar hinder van hebben ondervonden (twee motorrijders en vier automobilisten). Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat zij ten tijde van de aanrijding bij bewustzijn was. De rechtbank kwalificeert dit rijgedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met in het verlengde daarvan het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
lichamelijkeletsel tot tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden bij het slachtoffer heeft geleid. De rechtbank ziet veeleer in de op pagina 14 van het eindproces-verbaal door het slachtoffer verwoorde forse psychische nasleep van het ongeval een sterke indicatie voor de oorsprong van genoemd gevolg.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straffen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Legt op de volgende straffen.
een taakstrafvoor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;