Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
14 april 2021.
- een factuur van 9 augustus 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘1e termijn’;
- een factuur van 2 oktober 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘2e termijn’;
- een factuur van 9 oktober 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘3e termijn’;
- een factuur van 2 november 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘4e termijn’;
- een factuur van 22 november 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘5e termijn’;
- een factuur van 22 november 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘6e termijn’;
- een factuur van 29 november 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘7e termijn’;
- een factuur van 29 november 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘8e termijn’;
- een factuur van 8 december 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘9e termijn’;
- een factuur van 11 december 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘10e termijn’;
- een factuur van 29 december 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘11e termijn’;
- een factuur van 29 december 2021 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘12e termijn’;
- een factuur van 22 januari 2022 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘13e termijn’;
- een factuur van 22 januari 2022 ten bedrage van € 12.250,00 inclusief btw met de omschrijving ‘14e termijn’;
- een factuur van 15 februari 2022 ten bedrage van € 13.080,00 inclusief btw met de omschrijving ‘15e termijn’;
- een factuur van 11 april 2022 ten bedrage van € 10.231,66 inclusief btw met de omschrijving ‘16e termijn isolatievoorzieningen materiaal’ en ‘16e termijn isolatievoorzieningen arbeid’.
3.De vorderingen van [eisers] en de tegenvorderingen van [gedaagde]
4.De beoordeling
ii) de bruikbaarheid van de door [eisers] in het geding gebrachte deskundigenrapporten.
14 april 2021 ondertekend hebben teruggestuurd bij e-mail van 16 april 2021. In deze e-mail staat dat de betalingstermijnen voor [eisers] akkoord zijn, mits deze gespecificeerd worden en de werkzaamheden volledig en naar tevredenheid zijn opgeleverd. In de offerte zelf hebben [eisers] bij de betalingstermijnen handmatig toegevoegd ‘onder voorbehoud zie opmerking in de mail.’ [gedaagde] heeft hiertegen niet geprotesteerd en is gestart met de werkzaamheden. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] bovendien verklaard dat zij niet op de betreffende mail van [eisers] gereageerd heeft, omdat ze uitgaat van het door [eisers] in hun e-mail van 16 april 2021 geschetste uitgangspunt en dat zij een klant daarin altijd tevreden probeert te stellen.
19 mei 2022 van [eisers] aan [gedaagde] . In die e-mail, waarvan de inhoud onvoldoende inhoudelijk is weersproken, volgt dat al op 14 februari 2022 overleg is geweest tussen partijen en dat toen al sprake was van de nodige openstaande punten. In die e-mail worden deze punten ook nog concreet genoemd. De rechtbank is op basis van de overgelegde deskundigenrapporten van oordeel dat de daarmee gepaard gaande herstelkosten bovendien hoog genoeg zijn om de opschorting van de betaling van een bedrag van € 10.231,66 te rechtvaardigen.
- kozijnen;
- stucwerk;
- gevelbekleding;
- kraaldelen.
- Hoe moeten de gebreken als genoemd onder punt 4.30 van dit vonnis naar uw deskundig oordeel worden hersteld?;
- Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van deze gebreken begroten?;
- Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
€ 17.818,44 is naar het oordeel van de rechtbank niet toewijsbaar. De kosten voor het alsnog (laten) uitvoeren van deze werkzaamheden liggen namelijk besloten in de gevorderde vervangende schadevergoeding. De betalingsverplichtingen op grond van de aannemingsovereenkomst blijven bestaan doordat [eisers] aanspraak maken op vervangende schadevergoeding. Zij hebben de aannemingsovereenkomst niet ontbonden of opgezegd, wat in beginsel wel toch gevolg heeft dat betalingsverplichtingen - kort gezegd - komen te vervallen. Daarom zal de vordering tot betaling van € 17.818,44 bij eindvonnis worden afgewezen.
€ 10.444,25 exclusief btw, zijnde de werkzaamheden aan het bijgebouw.
5.De beslissing
de rol van woensdag 26 november 2025voor akte uitlating [eisers] en [gedaagde] waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenonderzoek, een en ander zoals overwogen onder punt 4.33, 4.61-4.63 van dit vonnis;