ECLI:NL:RBOBR:2025:7143

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
01/157113-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld, vrijspraak voor openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een incident op 19 mei 2025 in 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte samen met een mededader een telefoon van een slachtoffer heeft weggenomen met geweld. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het dwingen van het slachtoffer om in het water te springen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader fors geweld hebben gebruikt, wat leidde tot een veroordeling voor de diefstal met geweld. De verdachte werd echter vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat de rechtbank oordeelde dat zijn bijdrage aan het geweld niet voldoende was om hem hiervoor te veroordelen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd aan de slachtoffers van de diefstal en geweldpleging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01.157113.25 en 01.109197.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 16 september 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Dordrecht.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2025. Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 12 augustus 2025.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.157113.25 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] tweemaal tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen, waarna hij tegen de grond viel, en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag, en/of
- een blikje tegen die [slachtoffer 1] te gooien, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Geef die kanker telefoon hier”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakkken;
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het water in te springen, door
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Jij gaat even douchen. Ga nu maar het kanker water in, ik ga je klappen als je die kanker water niet in gaat”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd te slaan;

3.

hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een tas met een fotocamera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

- die [slachtoffer 2] achterna is gefietst en/of met kracht aan de tas met de fotocamera heeft getrokken, en/of
- die [slachtoffer 2] bij het gezicht heeft gepakt en/of naar de straat heeft geduwd, en/of
- die [slachtoffer 2] met het been naar de grond heeft geveegd, en/of
- die [slachtoffer 2] meermaals met kracht met de vuist tegen het gezicht heeft geslagen, en/of
- aan de tas met fotocamera van die [slachtoffer 2] heeft getrokken, en/of
- de omgeving in de gaten heeft gehouden en/of de omstanders op afstand heeft gehouden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4.
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, op of aan de Torenstraat, in elk geval openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 2] welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- het achternafietsen van die Holbig en/of het met kracht aan de tas van de fotocamera van die [slachtoffer 2] trekken, en/of
- het bij het gezicht pakken en/of naar de straat duwen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het met het been naar de grond vegen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het meermaals met kracht met de vuist tegen het gezicht slaan van die [slachtoffer 2] , en/of
- het aan de tas met fotocamera trekken van die [slachtoffer 2] , en/of
- het in de gaten houden van de omgeving en/of het op afstand houden van omstanders,

terwijl het door verdachte Kabao gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge had;

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.109197.24 ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 2 februari 2024 te 's-Hertogenbosch, een pakje met daarin twee zwangerschapstesten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 3] te 's-Hertogenbosch toebehoorde, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een supermarkt medewerker (te weten [betrokkene] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tijdens de vluchtpoging die [betrokkene] tegen het lichaam te duwen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De standpunten ten aanzien van het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan alle hem ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 3 en 4 die verdachte in de zaak met parketnummer 01.157113.25 zijn ten laste gelegd. Zij heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bewijsbeslissing.

De rechtbank zal hierna haar oordeel geven over de verschillende feiten die aan verdachte zijn ten laste gelegd. Allereerst zal de rechtbank ingaan op de feiten 3 en 4 in de zaak met parketnummer 01.157113.25 waarvan in de visie van de verdediging vrijspraak moet volgen. Daarna zal de rechtbank overgaan tot de bespreking van de overige feiten.

ten aanzien 01.157113.25, feit 3
De raadsman heeft aan zijn verweer strekkende tot vrijspraak ten grondslag gelegd dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt voorop dat medeplegen van een strafbaar feit kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte en zijn medeverdachte kort voor het onderhavige incident in de Torenstraat betrokken zijn geweest bij een straatroof op de Korte Waterstraat in 's-Hertogenbosch. Hierna zijn zij samen vertrokken in de richting van [bedrijf] op de Hinthamerstraat. Daar aangekomen, is het slachtoffer van het onderhavige incident opgemerkt en heeft de medeverdachte het plan opgevat om de camera van het slachtoffer afhandig te maken. Hij heeft dit verteld aan verdachte en vervolgens zijn beiden met verdachte als bestuurder op de fatbike naar het beoogde slachtoffer toegereden. Verdachte is om het slachtoffer te benaderen de stoep op gefietst en daarna rakelings langs hem gereden. De medeverdachte is op dat moment van de fatbike gestapt en heeft geprobeerd om de camera van het slachtoffer af te pakken. Hierbij heeft hij fors geweld op het slachtoffer uitgeoefend; ook toen het slachtoffer ten val kwam en op de grond lag. Intussen greep verdachte niet in en bleef met zijn fatbike rondjes rijden en alert om zich heen kijken. Op het moment dat een getuige wilde ingrijpen, is verdachte met zijn fatbike richting de getuige gereden waarop deze terugdeinsde. Pas nadat de medeverdachte wegliep van het incident, is verdachte met zijn fatbike in een andere richting vertrokken.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van verdachte – ook al is er geen gezamenlijke uitvoering van de beoogde beroving – van voldoende gewicht is om hem aan te merken als medepleger daarvan. Het verweer van de raadsman slaagt daarom niet en de rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen als na te melden.

ten aanzien van 01.157113.25, feit 4
De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen, althans onvoldoende significante of wezenlijke, bijdrage heeft geleverd aan het door de medeverdachte in het openbaar uitgeoefende geweld jegens het slachtoffer, zodat de verdachte behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt vast dat alleen de medeverdachte geweldshandelingen heeft verricht. De aanwezigheid van verdachte en zijn gedrag ter plaatse zijn naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig dat daaruit kan worden afgeleid dat verdachte opzet had op het uitoefenen van dat geweld. Evenmin kan worden gesteld dat verdachte aan dat geweld een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

ten aanzien van de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten
De rechtbank komt op grond van de door haar gebezigde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 in de zaak met parketnummer 01.157113.25 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01.109197.24 als na te melden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bij dit vonnis gevoegde bewijsmiddelenbijlage – bezien in het licht van hetgeen hiervoor overwogen – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van 01.157113.25
1.
op 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door
- die [slachtoffer 1] tweemaal tegen het hoofd en het lichaam te schoppen, waarna hij tegen de grond viel en
- die [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd en het lichaam te slaan en te schoppen, terwijl hij op de grond lag en
- een blikje tegen die [slachtoffer 1] te gooien en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Geef die kanker telefoon hier” en
- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken;
2.
op 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] , door geweld en door bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het water in te springen, door
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Jij gaat even douchen. Ga nu maar het kanker water in, ik ga je klappen geven als je die kanker water niet in gaat” en
- die [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd te slaan;

3.

op 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een tas met een fotocamera, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 2] met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken

- die [slachtoffer 2] achterna is gefietst en met kracht aan de tas met de fotocamera heeft getrokken en
- die [slachtoffer 2] bij het gezicht heeft gepakt en naar de straat heeft geduwd en
- die [slachtoffer 2] met het been naar de grond heeft geveegd en
- die [slachtoffer 2] meermaals met kracht met de vuist tegen het gezicht heeft geslagen en
- aan de tas met fotocamera van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en
- de omgeving in de gaten heeft gehouden en de omstanders op afstand heeft gehouden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ten aanzien van 01.109197.24
op 2 februari 2024 te 's-Hertogenbosch, een pakje met daarin twee zwangerschapstesten, dat aan de [slachtoffer 3] te 's-Hertogenbosch toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om zich dat wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen een supermarkt medewerker (te weten [betrokkene] ), gepleegd om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door tijdens de vluchtpoging die [betrokkene] tegen het lichaam te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De oplegging van een straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van hetgeen hij bewezen acht, gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 18 maanden (bijlage 1).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft – voor het geval dat de rechtbank bewezen zou verklaren hetgeen de verdachte is ten laste gelegd – bepleit dat volstaan dient te worden met oplegging van een aanmerkelijk kortere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Het slachtoffer, dat net 18 jaar was, werd geïntimideerd en daarna uit het niets aangevallen door verdachte en zijn mededader. Zij hebben fors geweld op het slachtoffer uitgeoefend, waarbij zij er niet voor terugdeinsden om tegen het hoofd van het slachtoffer te slaan en te schoppen. Hierna werd hem de mobiele telefoon afhandig gemaakt en werd hij ook nog vernederd door hem te dwingen in het water te springen. Verdachte en zijn mededader zijn vervolgens vertrokken en hebben zich niet om het slachtoffer bekommerd.
Ruim een half uur na dit incident hebben verdachte en zijn mededader zich schuldig gemaakt aan een poging tot een straatroof waarbij opnieuw geweld is uitgeoefend.
Verdachte en zijn mededader hebben aldus op forse wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van hun slachtoffers en hun eigendomsrecht. Ook de door verdachte begane winkeldiefstal getuigt van dit gebrek aan respect. Dit komt ook tot uitdrukking in de vorderingen van de benadeelde partijen en wat namens hen op de zitting naar voren is gebracht. De door verdachten begane feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid in algemene zin binnen de samenleving.
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij haar beslissing over de hoogte van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Deze oriëntatiepunten luiden voor een first-offender die zich schuldig heeft gemaakt aan een “straatroof met licht geweld” en “winkeldiefstal met na betrapping eenvoudig geweld” respectievelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Voor een recidivist luiden de oriëntatiepunten respectievelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor het plegen van vermogens- en geweldsdelicten, waarbij aan hem ook onder meer onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Hetgeen de raadsman op de zitting naar voren heeft gebracht over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte, leggen onvoldoende gewicht in de schaal om daar in het voordeel van verdachte rekening mee te houden. Van feiten en omstandigheden die in strafmatigende zin in het voordeel van verdachte zouden moeten meewegen, is de rechtbank dan ook niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf dan ook aan de verdachte opleggen en voorts bepalen dat de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht op deze straf.
De rechtbank zal hiermee dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, ook al spreekt de rechtbank verdachte vrij van feit 4 in de zaak met parketnummer 01.157113.25. Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde straf door de officier van justitie in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 163,90 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 950,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de kosten voor een Airpod Pro 2nd generation (€ 149,40) en een trainingsbroek van Manchester City (€ 14,50).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen is gevorderd aan materiële schadevergoeding kan worden toegewezen. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schadevergoeding die aan de benadeelde partij zal worden toegekend, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde onder feit 1 in de zaak met parketnummer 01.157113.25 rechtstreekse schade heeft geleden.
Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, zoals gebleken uit het procesdossier, de toelichting op de vordering van de benadeelde partij en hetgeen namens hem op de zitting naar voren is gebracht, acht de rechtbank naar billijkheid een bedrag van
€ 950,00 aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar.
De rechtbank is verder van oordeel dat het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding een redelijk bedrag is dat ook is onderbouwd.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 163,90 als materiële schadevergoeding en een bedrag van € 950,00 als immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schadevergoeding en vanaf 28 augustus 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de materiele schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De verdachte heeft het strafbare feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft samen met een ander gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schadevergoeding en vanaf 28 augustus 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de materiële schadevergoeding.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 50,00 aan materiële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding bestaat uit de kosten voor een cameralens protector (€ 20,00) en een rugzak (€ 30,00).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te verklaren in zijn vordering, omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit van het ten laste gelegde feit waarop deze vordering betrekking heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde onder feit 3 in de zaak met parketnummer 01.157113.25 rechtstreekse schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding, een redelijk bedrag is voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 50,00 als materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De verdachte heeft het strafbare feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft samen met een ander gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [betrokkene] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 861,90 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 1.100,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de kosten van het eigen risico over de jaren 2024 en 2025 (€ 770,00), pijnstilling (€ 21,92) en abonnementskosten voor de sportschool (€ 69,98).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat het causaal verband tussen het strafbare feit en de gevorderde kosten van het eigen risico over het jaar 2025 en de abonnementskosten voor de sportschool niet zonder meer is gegeven, zodat deze posten moeten worden afgewezen. Het gevorderde aan immateriële schadevergoeding acht de raadsman aan de hoge kant en stelt dat een bedrag van € 750,00 passender is.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 01.109197.24 rechtstreekse schade heeft geleden.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding hoog is. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, zoals gebleken uit het procesdossier, de toelichting op de vordering van de benadeelde partij en hetgeen namens hem op de zitting naar voren is gebracht, acht de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer of anders verzochte niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat een causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de door de benadeelde partij geleden schade voor de post “eigen risico 2024 en 2025”. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding voor deze post en voor de post “pijnstilling” een redelijk bedrag is dat ook is onderbouwd. De rechtbank acht daarom een bedrag van € 791,92 aan materiële schadevergoeding toewijsbaar.
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 69,98 voor de abonnementskosten van de sportschool afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij tekortgeschoten in zijn plicht om de schade te beperken. De benadeelde partij heeft er immers voor gekozen om het abonnement (dat maandelijks opzegbaar was) te laten doorlopen en daar kosten voor te maken. Dit is een omstandigheid die naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van de benadeelde partij moet komen.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 791,92 als materiële schadevergoeding en een bedrag van € 500,00 als immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schadevergoeding en vanaf 12 augustus 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de materiële schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schadevergoeding en vanaf 12 augustus 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening ten aanzien van de materiele schadevergoeding.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 60a, 284 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het wijzen van dit vonnis rechtens gelden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart
niet bewezenhetgeen verdachte onder
feit 4 in de zaak met parketnummer 01.157113.25is ten laste gelegd en
spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder
feit 1, feit 2 en feit 3 in de zaak met parketnummer 01.157113.25 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01.109197.24 bewezenzoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van 01.157113.25, feit 1
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van 01.157113.25, feit 2
medeplegen van: een ander door geweld en door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
ten aanzien van 01.157113.25, feit 3
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van 01.109197.24
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

legt op de volgende straf:

ten aanzien van 01.157113.25, feit 1, feit 2 en feit 3 alsmede 01.109197.24
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

legt op de volgende maatregelen:

ten aanzien van 01.157113.25 feit 1 en feit 2:
 de
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.113,90;
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 163,90 als materiële schadevergoeding en € 950,00 als immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 1.113,90, bestaande uit € 163,90 als materiële schadevergoeding en € 950,00 als immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
ten aanzien van 01.157113.25, feit 3:
 de
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 50,00.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 50,00 bestaande uit een materiële schadevergoeding.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
ten aanzien van 01.109197.24, feit 1:
 de
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [betrokkene], van een bedrag van
€ 1.291,92.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 791,92 als materiële schadevergoeding (posten: "eigen risico 2024 en 2025" en "pijnstilling") en € 500,00 als immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [betrokkene] , van een bedrag van € 1.291,92, bestaande uit € 791,92 als materiële schadevergoeding (posten: "eigen risico 2024 en 2025" en "pijnstilling") en € 500,00 als immateriële schadevergoeding.
Wijst de vordering die ziet op de post "sportschool" af.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 16 september 2025.