ECLI:NL:RBOBR:2025:7131

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
01/082362-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag op autosnelweg A2

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 28 augustus 2023 te Eindhoven. De verdachte, bestuurder van een Citroën, wisselde zonder richting aan te geven van rijbaan op de autosnelweg A2, waardoor zij in botsing kwam met een motorrijder, genaamd [slachtoffer]. Dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een verbrijzelde grote teen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het ongeval aan haar schuld te wijten is, en heeft haar veroordeeld voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid afgewezen, maar heeft in plaats daarvan een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het ongeval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.082362.24]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.082362.24
Datum uitspraak: 04 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1988] ,
wonende te [adres] ,
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Citroen), daarmede rijdende over de weg, de autosnelweg A2,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt:
verdachte is rijdende over de autosnelweg A2,
vanuit stilstand en/of zonder richting aan te geven
van rijbaan gewisseld (van rijstrook 3 richting ’s-Hertogenbosch/Amsterdam naar rijstrook 2 richting Helmond/Nijmegen) en/of heeft daarbij een op rijstrook 2 rijdende motor niet voor laten gaan en/of geen voorrang verleend,
waardoor verdachte met (de zijkant van) haar personenauto tegen (de zijkant van) die motor is gereden/gebotst,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] (zijnde de motorrijdster), zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde teen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Citroen), daarmee rijdende op de weg, de autosnelweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte rijdende over de autosnelweg A2, vanuit stilstand en/of zonder richting aan te gevenvan rijbaan gewisseld (van rijstrook 3 richting ’s-Hertogenbosch/Amsterdam naar rijstrook 2 richting Helmond/Nijmegen) en/of heeft daarbij een op rijstrook 2 rijdende motor niet voor laten gaan en/of geen voorrang verleend,waardoor verdachte met (de zijkant van) haar personenauto tegen (de zijkant van) die motor is gereden/gebotst;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Kort gezegd wordt verdachte verweten dat zij zich als bestuurder van een personenauto zodanig heeft gedragen dat zij schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor een andere verkeersdeelnemer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit is primair ten laste gelegd als overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) en subsidiair als overtreding van artikel 5 WVW.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Daarbij kan volgens de officier van justitie niet de roekeloosheid van de gedragingen worden vastgesteld, maar is wel sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag. Door het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan doet de raadsman een voorwaardelijk verzoek tot het instellen van een Forensisch Onderzoek Verkeer, waarbij gekeken wordt naar de blikschade die voertuigen hebben opgelopen en of dat past bij de verklaring van verdachte. Daarnaast doet de raadsman een voorwaardelijk verzoek voor het horen van [verbalisant] , mocht de rechtbank voor de bewezenverklaring gebruik maken van zijn verklaring in het proces-verbaal van bevindingen van 19 februari 2024 op pagina 32 en 33 van het einddossier.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen.
1. Een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] d.d. 19 februari 2024, dossierpagina’s 3 en 4, voor zover inhoudende:
Locatie ongeval
Datum : 28 augustus 2023
Plaats : Eindhoven
1. Betrokkene [slachtoffer] , [kenteken]
2 : Betrokkene [verdachte] , [kenteken]
Beide betrokkene reden over de A2 links ter hoogte van 155.0 Op dit punt heeft de A2
4 rijstroken. Als je de twee meest linker rijstroken (rijstrook 1 en 2) volgt houd je
Nijmegen, Helmond aan. Als je de twee meest rechter rijstroken volgt (rijstrook 3 en
4) volgt houd je Amsterdam, 's-Hertogenbosch aan.
Betrokkene 1 reed met haar motor op rijstrook 2. Zij reed in de richting van
Nijmegen, Helmond.
Betrokkene 2 reed met haar personenauto op rijstrook 3. Zij reed in de richting van
Amsterdam, 's-Hertogenbosch.
2.
een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] d.d. 6 september 2023, dossierpagina’s 13-14, voor zover inhoudende:
Tevens zag ik dat de banen richting Tilburg 70 kilometer per uur waren. Ik zag dat de banen richting 's-Hertogenbosch 50 kilometer per uur waren. Dit zag ik op de matrixborden staan. Ik reed zelf ongeveer met een snelheid van 70 kilometer per uur. Ik reed op dit moment op rijstrook twee. Voordat de bocht begon met afbuigen, kwam voor mij uit het niets, een auto mijn rijstrook op. Normaal gesproken lijkt het mij dat je een richtingaanwijzer aanzet als je van rijstrook wisselt, echter heb ik deze niet gezien. Nogmaals kwam de auto voor mij echt uit het niets. Ik had ook geen tijd om uit te wijken zodat de auto mij niet zou raken. De auto raakte mijn rechterbeen, voet en de rechterkant van mijn motor. Ik voelde meteen vreselijke pijn aan mijn rechtervoet nadat de auto mij had geraakt. Ik zag dat de auto een blauwe Citroen Cl was met het kenteken: [kenteken] .
Ik deed mijn schoen uit en had vreselijke pijn aan mijn grote teen van mijn rechtervoet. Uiteindelijk ben ik door mijn ouders opgehaald om naar het ziekenhuis te gaan. Hier ben ik door wat scans heen gegaan. Uiteindelijk kwam de chirurg mij vertellen dat mijn grote teen van mijn rechtervoet was verbrijzeld. Hij vertelde mij dat deze teen altijd stijf zal blijven. Ook vertelde hij mij dat als er beweging in mijn teen zou komen, hij deze vast moest gaan zetten. Dus mijn teen zal nooit volledig herstellen.
3.
een proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] d.d. 6 september 2023, dossierpagina’s 19-20, voor zover inhoudende:
Op rijstrook een en twee, reed het verkeer wel gewoon prima door. Ik heb zelfs op rijstrook drie en vier even stil gestaan. Toen ik op rijstrook drie reed zag ik dat er naast mij een kleine blauwe auto reed. Deze auto verplaatste vervolgens ook naar rijstrook drie en kwam voor mij te rijden.
Uit het niets, zonder richting aan te geven, verplaatste de blauwe auto voor mij naar rijstrook twee. Ik had goed zicht op de blauwe auto. Deze reed namelijk op maximaal twee meter afstand voor mij. Ineens zag ik dat bij de verplaatsing van de blauwe auto een motorrijder werd geraakt. Deze reed namelijk op rijstrook twee. De motorrijder werd op de rechterzijkant geraakt.
4.
Geneeskundige verklaring ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] d.d. 28 augustus 2023, dossierpagina 37, voor zover inhoudende:
Uitwendig waargenomen letsel: botbreuk grote teen
5.
Proces-verbaal verhoor van slachtoffer [slachtoffer] d.d. 1 november 2024, vastgesteld en ondertekend door de rechter-commissaris:
U zegt mij dat u ziet dat ik vandaag wat lastig loop.
U vraagt mij of ik een operatie heb ondergaan.
Meteen na het ongeval hebben zij op de EHBO gezegd dat mijn teen nooit meer zijn functie
zal krijgen, hij was verbrijzeld. Het zou niet meer aan elkaar groeien. Dus ze hebben alsnog
een pin erin gezet bij de operatie op 1 december 2023. Afrollen van de voet en dat soort
dingen is niet meer mogelijk. Die pin gaat er ook nooit meer uit.
6.
Proces-verbaal verhoor van [getuige] d.d.1 november 2024, vastgesteld en ondertekend door de rechter-commissaris:
Die auto ging naar links en op datzelfde moment kwam er een motor aan.
Vaststelling van de feiten.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld het volgende vast. Op 28 augustus 2023 , omstreeks 16.15 uur, reed verdachte in een personenauto (merk Citroën) op de A2 ter hoogte van Eindhoven. Verdachte reed op rijbaan 3, richting Amsterdam/’s-Hertogenbosch. Links van haar, op rijbaan 2, reed [slachtoffer] (hierna ook: Van Helvoirt) op haar motor richting Helmond/Nijmegen. Op rijbaan 3 en 4 werd er stapvoets gereden vanwege een file. Op rijbaan 1 en 2 reed het verkeer door met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur. Verdachte is op een gegeven moment van rijbaan 3 naar rijbaan 2 verplaatst, waar [slachtoffer] reed. Verdachte is toen met haar auto in botsing gekomen met de motor waarop [slachtoffer] reed. Als gevolg hiervan is de grote teen van de rechtervoet van [slachtoffer] verbrijzeld.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De vraag die voorligt, is of het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten. Dat betekent dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Verder moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Daarvan is pas sprake bij minimaal een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of onoplettendheid. Of sprake is van een dergelijke mate van schuld hangt volgens vaste jurisprudentie af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Van iedere verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat hij zijn gedrag afstemt op (onder meer) andere, voor hem waarneembare of te verwachten verkeersdeelnemers. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de verkeerssituatie, kan ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig worden aangemerkt. Daarnaast geldt dat niet alleen al uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW.
De schuldvraag
Bij de beoordeling of van verwijtbaar handelen sprake is, is voor de rechtbank in de eerste plaats van belang dat er sprake was van een file situatie, waarin de verkeersdeelnemers op de twee rechterbanen (rijbaan 3 en 4) stapvoets reden, terwijl de snelheid op de twee linkerbanen (rijbaan 1 en 2) aanzienlijk hoger lag. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op haar motor reed op rijbaan 2 met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur en dat verdachte plotseling en zonder richting aan te geven vanaf rijbaan 3 naar rijbaan 2 verplaatste. Verdachte reed toen tegen haar aan. Dit is ook verklaard door een onafhankelijke getuige, die direct achter verdachte reed op rijbaan 2. Deze getuige heeft verklaard dat zij zag dat verdachte, zonder richting aan te geven, van rijbaan 2 naar rijbaan 3 verplaatste op het moment dat er een motor aan kwam en daarbij tegen deze motor aanreed. Het scenario dat verdachte heeft geschetst in haar verklaring bij de politie en tijdens de zitting, namelijk dat zij al even op baan 2 reed voordat de botsing plaatsvond, acht de rechtbank niet aannemelijk. Bovendien wordt deze verklaring weerlegd door de verklaringen van [slachtoffer] en de onafhankelijke getuige die consistent zijn en geheel overeen komen.
Anders dan de raadsman ter zitting heeft betoogd, maakt het daarbij niet uit of verdachte vanuit stilstand of vanuit stapvoets rijden is verplaatst van rijbaan 3 naar rijbaan 2. Van belang is dat er sprake was van een file, waarbij er op baan 1 en 2 aanzienlijk harder werd gereden dan op baan 3 en 4. Een dergelijke situatie brengt mee dat er bij het wisselen van rijbaan extra voorzichtigheid en oplettendheid moet worden betracht. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte in dit geval onvoldoende voorzichtig en oplettend geweest, nu zij zonder richting aan te geven en zonder voorrang te verlenen aan [slachtoffer] van rijbaan is gewisseld, waardoor zij tegen [slachtoffer] is aangereden.
De rechtbank komt gezien de voorgenoemde omstandigheden en gedragingen van verdachte tot de conclusie dat het aan verdachte te wijten is dat zij [slachtoffer] heeft aangereden toen zij van rijbaan wisselde.
Mate van schuld.
De volgende vraag die voorligt, is in welke mate verdachte schuld heeft aan het ongeval. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: (i) roekeloos, (ii) zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam en (iii) aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag. Roekeloosheid is daarbij de zwaarste vorm van schuld.
De rechtbank kwalificeert de mate van schuld van verdachte in dit geval als ‘
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’. De rechtbank komt hiertoe gelet op de aard, de ernst en het samenstel van de gedragingen van verdachte. In het bijzonder weegt de rechtbank mee dat sprake was van een file en dat de gereden snelheden op baan 2 en 3 wezenlijk verschilden van elkaar. In deze omstandigheid had verdachte extra oplettend moeten zijn bij het wisselen van rijbaan en zeker haar richting moeten aangeven. Dat verdachte dat heeft nagelaten moet daarom naar het oordeel van de rechtbank als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend worden gekwalificeerd.
Zwaar lichamelijk letsel.
De aard van het letsel betreft een verbrijzelde grote teen. Hiervoor is medisch ingrijpen noodzakelijk geweest. [slachtoffer] is geopereerd waarbij er een pin in haar teen gezet en [slachtoffer] dient nogmaals geopereerd te worden. Daarnaast is er geen uitzicht op volledig herstel. Gelet daarop komt de rechtbank tot het oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman van verdachte heeft ter zitting twee voorwaardelijke verzoeken ingediend.
Het eerste voorwaardelijke verzoek betreft het horen van een getuige, te weten [verbalisant] , in het geval dat de rechtbank voor de bewezenverklaring gebruik zou maken van het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] op 19 februari 2024 (dossierpagina 32). Nu de rechtbank geen gebruik maakt van dit proces-verbaal als bewijsmiddel voor de bewezenverklaring, wordt niet aan de voorwaarde voor het verzoek tot het horen van de getuige voldaan en komt de rechtbank dus niet toe aan het beoordelen van dit verzoek.
Het tweede voorwaardelijke verzoek van de raadsman betreft het verzoek voor het instellen van een Forensisch Onderzoek Verkeer indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt. Gelet op de onderbouwing van het verzoek acht de rechtbank een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk, terwijl ook overigens die noodzaak naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting de rechtbank niet is gebleken. De rechtbank acht zich voldoende ingelicht. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] zodanig consistent en in overeenstemming met elkaar zijn, dat de rechtbank deze betrouwbaar en geloofwaardig acht. Uit deze verklaringen volgt wat de toedracht van het ongeval was. Dit voorwaardelijke verzoek zal de rechtbank dan ook afwijzen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 28 augustus 2023 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Citroen), daarmede rijdende over de weg, de autosnelweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt:
verdachte is rijdende over de autosnelweg A2, zonder richting aan te geven van rijbaan gewisseld (van rijstrook 3 richting ’s-Hertogenbosch/Amsterdam naar rijstrook 2 richting Helmond/Nijmegen) en heeft daarbij een op rijstrook 2 rijdende motor niet voor laten gaan en geen voorrang verleend, waardoor verdachte met (de zijkant van) haar personenauto tegen (de zijkant van) die motor is gereden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] (zijnde de motorrijdster), zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde teen, werd toegebracht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van duizend euro, waarvan vijfhonderd euro voorwaardelijk en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid ertoe zou leiden dat verdachte haar werk niet meer kan uitoefenen, omdat zij als zzp’er afhankelijk is van verschillende werkplekken. Verder verzoekt de raadsman om geen hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto een verkeersongeval veroorzaakt dat aan haar aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag te wijten is. Door haar gedrag in het verkeer heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en haar verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Verdachte is in een file zonder richting aan te geven en zonder voorrang te verlenen van baan gewisseld, terwijl de gereden snelheid op die baan aanmerkelijk hoger was dan de snelheid op de baan waar verdachte vandaan kwam. Hierdoor is zij tegen een motor aangereden die met 70 kilometer per uur aan kwam rijden. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dat de gebeurtenis ingrijpend is (geweest) en forse gevolgen voor haar heeft gehad, blijkt uit het dossier en uit haar slachtofferverklaring. Zo heeft zij een pin in haar teen gekregen, moet zij nogmaals geopereerd worden en heeft zij twee jaar na het ongeluk nog steeds moeite met lopen.
De op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. In deze oriëntatiepunten wordt onder andere gedifferentieerd naar mate van schuld en de gevolgen voor het slachtoffer. Bij aanmerkelijke schuld met als gevolg zwaar lichamelijk letsel wordt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden gehanteerd (primair ten laste gelegde feit).
De rechtbank ziet aanleiding om in dit concrete geval af te wijken van de oriëntatiepunten.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop. Het ongeval heeft ruim twee jaar geleden plaatsgevonden en verdachte heeft sindsdien geen strafbare (verkeers)feiten gepleegd. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte afhankelijk is van haar rijbewijs om haar werk te kunnen uitoefenen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een straf op te leggen overeenkomstig het oriëntatiepunt voor lichamelijk letsel of tijdelijke ziekte. Daarmee zou het door de rechtbank vastgestelde letsel en de kwalificatie dat dit zwaar lichamelijk letsel betreft onvoldoende tot uitdrukking komen. Een geldboete acht de rechtbank dan ook niet passend. Wel zet de rechtbank de aard van het opgelopen letsel af tegen de aard van zwaar lichamelijk letsel in andere zaken. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een lichtere gradatie van zwaar lichamelijk letsel. Tot slot weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat verdachte geenszins inzicht in de laakbaarheid van haar handelen heeft getoond.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en met name het letsel zal de rechtbank een zwaardere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen;
ten aanzien van primair:
een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;
ten aanzien van primair:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Heuft, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 04 november 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023190445-1, afgesloten op 11 september 2023, aantal doorgenummerde pagina’s 1-43.