ECLI:NL:RBOBR:2025:709

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
01/033973-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verwerven en bezitten van kinderporno met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verwerven en in bezit hebben van kinderporno. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 14 januari 2025, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2025. De verdachte, geboren in 1966, heeft in de periode van 18 mei 2016 tot en met 29 oktober 2021 meermalen afbeeldingen van seksuele gedragingen verworven en in bezit gehad, waarbij betrokkenen kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig werd verklaard, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet wist dat zijn handelen strafbaar was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno, maar niet aan het maken van een gewoonte van dit gedrag. De rechtbank heeft een taakstraf van 180 uur opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.033973.23
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 januari 2025
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2016 tot en met 29 oktober 2021 te Veghel, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s en/of
gegevensdragers, te weten een computer en/of een mobiele telefoon,
bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
heeft verworven,
in bezit heeft gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met de/een vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel
(afbeelding 2, p. 181 proces-verbaal, p. 2 toonmap en/of
afbeelding 7, p. 183 proces-verbaal, p. 6 toonmap)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
(afbeelding 3, p. 182 proces-verbaal, p. 3 toonmap en/of
afbeelding 4, p. 182 proces-verbaal, p. 3 toonmap en/of
afbeelding 8, p. 183 proces-verbaal, p. 6 toonmap)
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het klopt dat hij in de tenlastegelegde periode meerdere malen kinderporno op zijn computer en telefoon heeft bekeken en opgeslagen. Hij wist toen echter niet dat zijn handelen strafbaar was. Hij ontkent dat hij van het ophalen, opslaan en bekijken van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Conclusie.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno. Dit deed hij met behulp van zijn computer en mobiele telefoon.
Gelet op de relatief beperkte hoeveelheid kinderporno – welke uitsluitend bestond uit foto’s - die is aangetroffen en de gebleken frequentie van ophalen en bekijken, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het verwerven en bezitten van kinderporno. Verdachte zal dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken worden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 18 mei 2016 tot en met 29 oktober 2021 in Nederland,
meermalen,
afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
heeft verworven,
in bezit heeft gehad en
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met de/een vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, wordt opgelegd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis opgelegd wordt.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van verdachte.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ten tijde van het ophalen, bekijken en opslaan van de kinderporno niet wist dat dat strafbaar was. Nu weet hij dat wel en heeft hij spijt van wat hij gedaan heeft. Hij zal zijn baan verliezen als hij naar de gevangenis moet. Verdachte verzoekt de rechtbank hier rekening mee te houden bij het bepalen van de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich – kort gezegd - schuldig gemaakt aan het op internet binnenhalen , in bezit houden en bekijken van kinderporno. Kinderporno is uitermate schadelijk, nu bij de vervaardiging daarvan kinderen seksueel worden misbruikt en uitgebuit. Dat maakt kinderporno bijzonder ongewenst. Met het binnenhalen van kinderporno heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de vraag daarnaar en hij moet daarom mede verantwoordelijk worden gehouden voor dat seksueel misbruik van kinderen en hun exploitatie. Dat verdachte niet betaald heeft voor de verkregen kinderpornografische afbeeldingen, maakt dat niet anders. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het dus noodzakelijk niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die kinderporno zoeken of binnenhalen. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zeer aan.
Bij de strafoplegging neemt de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) tot uitgangspunt. Voor het bezit/verwerven van kinderporno geldt als uitgangspunt oplegging van 240 uur taakstraf en een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk. In het geval hier een gewoonte van wordt gemaakt is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar het uitgangspunt.
De officier van justitie is bij de eis uitgegaan van een bewezenverklaring van een gewoonte maken van het in bezit hebben van dan wel zich toegang verschaffen tot kinderporno. Nu de rechtbank, zoals hiervoor vermeld, niet tot een bewezenverklaring komt van een gewoonte maken, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf voorts rekening met het feit dat verdachte bij aanvang van het onderzoek tegen hem volledige medewerking heeft verleend en dat hij in een vroeg stadium bekend heeft dat hij kinderpornografische afbeeldingen opgehaald, bekeken en opgeslagen heeft.
De rechtbank houdt in matigende zin rekening met de omstandigheid dat ruim drie jaren zijn verstreken tussen de doorzoeking in de woning van verdachte en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is hierdoor overschreden.
Immers, als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur van een zaak afhankelijk is hebben onder meer te gelden de ingewikkeldheid van een zaak, waartoe ook de omvang van het verrichte onderzoek en de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten wordt gerekend, de invloed van verdachte op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank ziet in de concrete omstandigheden van deze zaak aanleiding te bepalen dat de termijn een aanvang heeft genomen op het moment waarop de politie de woning van verdachte betrad en doorzocht, te weten 29 oktober 2021. Op het moment dat in eerste aanleg vonnis wordt gewezen (11 februari 2025) heeft de vervolging van verdachte circa drie jaar en drie maanden in beslag genomen. De rechtbank acht deze duur onredelijk lang. Zij neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat verdachte pas ruim negen maanden na het binnentreden en het in beslag nemen van diverse gegevensdragers is verhoord. Tijdens dit verhoor heeft verdachte direct een bekennende verklaring afgelegd bij de politie.
Vervolgens kwam het eindproces-verbaal op 01 februari 2023 al gereed. Hierna heeft het onderzoek kennelijk lange tijd stilgelegen. Pas op 28 januari 2025 heeft een eerste zitting, tevens inhoudelijke behandeling van de strafzaak, plaatsgevonden. De lange duur is dus met name gelegen in de periode tussen het indienen van het eindproces-verbaal en het op zitting aanbrengen van de strafzaak. Dit kan niet aan de verdachte worden toegerekend. De rechtbank zal hiermee dan ook in strafmatigende zin rekening houden.
Hoewel de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, een taakstaf van 200 uur en een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf acht, zal zij tot het opleggen daarvan niet overgaan. De ouderdom van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn maakt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer passend. Daarbij komt dat verdachte een blanco strafblad heeft en heeft aangegeven dat hij door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kennelijk zijn werk zal verliezen.
Hoewel verdachte ter terechtzitting een schuldbewuste houding aannam, twijfelt de rechtbank wel of hij de ernst en de strafwaardigheid van het feit ten volle inziet. Om die reden zal de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen in de hoop dat dit verdachte er van weerhoudt opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 180 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 240b Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
 Een
taakstrafvoor de duur van
180 urensubsidiair 90 dagen hechtenis.
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.H. Schepers, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 11 februari 2025.