Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verwerven en in bezit hebben van kinderporno. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 14 januari 2025, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2025. De verdachte, geboren in 1966, heeft in de periode van 18 mei 2016 tot en met 29 oktober 2021 meermalen afbeeldingen van seksuele gedragingen verworven en in bezit gehad, waarbij betrokkenen kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig werd verklaard, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet wist dat zijn handelen strafbaar was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno, maar niet aan het maken van een gewoonte van dit gedrag. De rechtbank heeft een taakstraf van 180 uur opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.