In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 november 2025 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen Billink Finance B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Billink Finance B.V., heeft een kredietovereenkomst gesloten met de gedaagde, die voortvloeit uit een consumentenkoopovereenkomst. De kantonrechter heeft ambtshalve de kredietovereenkomst getoetst aan de hand van artikel 7:58 lid 2 onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft aangetoond dat de bedongen rente en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker, waardoor het beroep op de uitzondering slaagt. Dit betekent dat de kredietovereenkomst niet als consumentenkredietovereenkomst wordt aangemerkt, en de consumentenbeschermende bepalingen van titel 2A van boek 7 BW niet van toepassing zijn.
Daarnaast heeft de kantonrechter de informatieverplichtingen van de handelaar in de consumentenkoopovereenkomst beoordeeld. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat aan de essentiële informatieverplichtingen is voldaan, maar de aanmaningen voldeden niet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, omdat een lager bedrag was genoemd dan gevorderd. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 159,83, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.