Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres, [eiseres]
[naam], uit [vestigingsplaats] , [naam]
(gemachtigden:mr. T.N. Sanders en mr. J.A.M. van der Velden),
Samenvatting
Procesverloop
2.1 Het college heeft dat verzoek afgewezen met het besluit van 28 mei 2024.
Beoordeling door de rechtbank
.Deze zaak gaat over de verplichting om vijfjaarlijks te rapporteren over het gebruik, vermijding en de reductie van zzs met een VRP. Daarmee wordt het bevoegde gezag geïnformeerd over welke zzs worden gebruikt, de mate van het gebruik ervan, hoe dat gebruik kan worden vermeden en wat en hoe een bedrijf het gebruik gaat reduceren als vermijding niet mogelijk is. De informatieverplichtingen waren op het moment van het bestreden besluit opgenomen in artikel 2.4, derde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) en artikel 5.24 van het Bal. Daarvoor verwijst de rechtbank naar artikel 8.2.3 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet. Deze artikelen zijn opgenomen in de bijlage. Naast de VRP-verplichting geldt de (voortdurende) minimalisatieverplichting voor zzs. Deze is met de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgegaan in artikel 2.11 van het Bal dat een specifieke zorgplicht voor de milieubelastende activiteit bevat.
- Op 24 februari 2023 heeft [naam] de herziene en definitieve versie van het VRP (VRP 2023) ingediend.
- De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (ODMWB) heeft namens het college met een brief van 6 april 2023 laten weten dat [naam] met het VRP 2023 voldoende invulling heeft gegeven aan het doel van een VRP.
- Op 22 maart 2024 heeft het college het VRP ontvangen dat op grond van de vergunning van 20 juli 2023 moest worden ingediend (VRP 2024). Het VRP 2024 gaat over de emissies naar lucht en water.
- Op 8 januari 2025 heeft de OMWDB met een brief laten weten dat [naam] met het VRP 2024 voor nu voldoende invulling heeft gegeven aan het doel van een vermijdings- en reductieprogramma.
ZZS-informatieverplichting doordat zij rapporten heeft ingediend die gebrekkig en onvolledig zijn. [eiseres] verwijst daarbij naar de informatieverplichtingen die in § 5.4.3 van het Bal voor zzs zijn opgenomen. Verder laat [eiseres] in het verzoek weten dat het VRP 2023 niet voldoet aan de vereisten die volgen uit het Bal en reeds in het Abm aanwezig waren.
Overtreding van de informatieverplichting8. [eiseres] betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het VRP 2023 voldoet aan het Bal. In de eerste plaats voert [eiseres] aan dat het college niet heeft onderkend dat [naam] meer zzs verwerkt of gebruikt in haar productieproces dan zij bij het VRP 2023 heeft opgegeven. Van [naam] is bekend dat het ook perfluorbutaansulfoaat (PFBS) gebruikt. Bekend is dat PFBS in een mengsel wordt geproduceerd, waarbij andere zzs worden toegepast. Naast PFBS worden dus ook andere PFAS-achtige stoffen als additief aan het mengsel toegevoegd en die dus worden geëmitteerd. In het verzoek om handhaving heeft [eiseres] gesteld dat het kan gaan om de stoffen trifluormethaansulfonzuur (TFMS), perfluormethaansulfonaat (PFEts) en perfluorpropaansulfonaat (PFPts) en perfluorhexaansulfaat. Ook ontbreekt onderzoek van [naam] over de aanwezigheid en gebruik van PFOS en PFOA in de fabriek van [naam], hoewel bijvoorbeeld bij metingen van Rijkswaterstaat de aanwezigheid van PFOS is vastgesteld. In de tweede plaats voert [eiseres] aan dat het VRP 2023 en het VRP 2024 niet voldoen aan de eisen die de regelgeving daaraan stelt, reduceert [naam] het gebruik te weinig en heeft zij ook niet gerapporteerd wat zij wel heeft gedaan de afgelopen jaren. [eiseres] stelt dat de door [naam] ingediende informatie over de reductie van stoffen die wel zijn opgegeven, niet voldoet aan artikel 5.24 van het Bal. Sommige stoffen zijn wel door [naam] geïnventariseerd, maar ontbreken in het VRP. Van andere stoffen geeft [naam] niet aan wat de afgelopen vijf jaar aan reductie is gedaan. En van weer andere stoffen volstaat [naam] met de mededeling dat nog onderzoek wordt gedaan, maar wordt in het VRP 2023 niet weergegeven hoe het gebruik wordt geminimaliseerd, aldus [eiseres] .
Inventarisatie van de ontbrekende stoffen
Inhoudelijke gebreken van het VRP12. [eiseres] betoogt dat voor een heel aantal emissies van zzs (boorzuur, furaan, benzeen, BPA, 2,3-epoxypropylmethacrylaat, dodecamethylcyclohexasiloxaan, decamethylcyclopentasiloxaan en octamethylcyclotetrasiloxaan) na de classificatie ervan een termijn van vijf of langer verlopen is, terwijl [naam] in deze periode weinig of geen enkel onderzoek heeft uitgevoerd naar de mogelijke vermijding en reductie, althans daarover geen informatie heeft verstrekt in het VRP. Zelfs aan de minimale vereisten uit artikel 2.4 Abm en het voormalige artikel 2.20 van de Activiteitenregeling milieubeheer, nu§5.4.3. van het Bal, is vijf jaar na dato niet voldaan, en ten tijde van het bestreden besluit nog steeds niet. Het had op de weg van [naam] gelegen om vanaf 1 januari 2016 per direct onderzoek te doen naar de aanwezigheid van deze stoffen. Van [naam] mag gelet op haar positie als grote fabrikant van specialistische plastics enige kennis over dergelijke stoffen verwacht mag worden. De emissie, vermijding- en reductie van deze stoffen is nog altijd niet onderzocht, waardoor handhaving geboden is. Dat ten aanzien van de stof BPA, de best beschikbare technieken worden toegepast, doet aan de verplichting tot minimalisatie van zzs niets af.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- laat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand;
- veroordeelt het college in de betaling van de door [eiseres] gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1814,00;
- bepaalt dat het college het door [eiseres] betaalde griffierecht (€ 385,00) moet terugbetalen.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: overzicht regelgeving genoemd in de uitspraak
Invoeringsbesluit Omgevingswet(zoals dat geld tot 20 september 2025)- Artikel 8.2.3 (informeren emissie zeer zorgwekkende stof)
Activiteitenbesluit milieubeheer(Abm)
Artikel 2.4, derde lid
a. de mate waarin emissies van zeer zorgwekkende stoffen naar de lucht plaatsvinden;
b. de mogelijkheden om emissies van die stoffen te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, te beperken.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Artikel 5.23(informeren: emissie zeer zorgwekkende stof)
Artikel 5.24(vermijdings- en reductieprogramma)