ECLI:NL:RBOBR:2025:7035

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
01.240479.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van 648 kilo distikstofmonoxide (lachgas) met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2024 in 's-Hertogenbosch 648 kilogram distikstofmonoxide (lachgas) heeft vervoerd. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 7 juli 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zittingen op 11 augustus, 15 oktober en 28 oktober 2025 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van een vermeend vormverzuim en onvoldoende bewijs van de hoeveelheid lachgas.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en het bewijs in het dossier beoordeeld. De verdachte had verklaard dat hij niet wist dat hij lachgas vervoerde, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk 648 kilogram lachgas heeft vervoerd, wat een overtreding van de Opiumwet oplevert. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, inclusief bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn kwetsbaarheid en de verbeterde situatie in zijn leven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.240479.24]
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.240479.24
Datum uitspraak: 5 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2000] ,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 augustus 2025, 15 oktober 2025 en 28 oktober 2025 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 juli 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 4 juni 2024 te 's-Hertogenbosch opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 648 kilogram distikstofmonoxide (lachgas), in elk geval een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden en de daarop gegeven aanvullingen ter terechtzitting van 15 oktober 2025, heeft de verdediging vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim bij het staande houden van verdachte op 4 juni 2024, omdat er geen sprake zou zijn geweest van een uit feiten of omstandigheden ontstaan redelijk vermoeden van schuld, als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging concludeert daaruit dat de aangetroffen cilinders en de verklaring van verdachte van het bewijs moeten worden uitgesloten. Subsidiair stelt de verdediging dat vrijspraak dient te volgen nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat er lachgas in de aangetroffen cilinders zat. Meer subsidiair stelt de verdediging dat onvoldoende vast is komen te staan hoeveel lachgas in de aangetroffen cilinders zat, waardoor partiële vrijspraak dient te volgen ten aanzien van de hoeveelheid lachgas die door verdachte vervoerd zou zijn.
Het oordeel van de rechtbank.
Overweging ten aanzien van het bepleitte vormverzuim.
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast. In de maand mei 2024 ontvangt het Team Criminele Inlichtingen van de Politie-eenheid Oost-Brabant een melding. Uit deze melding blijkt, kort gezegd, dat er honderden flessen met lachgas worden geïmporteerd met bestelbussen, één van deze bestelbussen is voorzien van het kenteken [kenteken] . Verbalisanten zien deze bestelbus op 4 juni 2024 rondrijden en geven de bestuurder, later blijkt verdachte, een stopteken. Verdachte kan de verbalisanten geen huurcontract van de bestelbus of een pakbon van de lading tonen en liet desgevraagd weten dat hij niet wist wat hij vervoerde. Hierop is door de verbalisanten de laadruimte van de bestelbus geopend.
Artikel 9 lid 1 sub a van de Opiumwet geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om zich de toegang tot vervoermiddelen te verschaffen waarvan redelijkerwijs door hen kan worden vermoed dat daarmee een middel als bedoeld op lijst II van de Opiumwet wordt vervoerd. De opsporingsambtenaren hebben beschreven waarom zij vermoedden dat in de bestelbus lachgasflessen werden vervoerd. Zij baseerden zich daarbij op de eerder beschreven TCI informatie en op het feit dat verdachte geen huurcontract kon laten zien en geen informatie kon geven over de lading die hij vervoerde. De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking van het voertuig onder de voornoemde omstandigheden binnen het opsporingskader van artikel 9 van de Opiumwet valt en dus geen sprake is van een vormverzuim. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
De bewijsmiddelen.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer PL2100-2024119924-16, opgemaakt en afgesloten op 5 juni 2024. Dit proces-verbaal houdt
[pag. 67]
A: Er is een jongen naar mij toegekomen, die vertelde of ik snel 100 euro wilde
verdienen. Ik zei ja (…). Ben ik op en neer gaan rijden naar Duitsland, ben ik daar op een
parkeerplaats terecht gekomen, toen kwam die jongen de bus halen, moest ik overstappen
naar de andere auto, na een kwartiertje halfuurtje kwam die jongen weer terug met de
bus en moest ik weer naar Nederland rijden.
[pag. 68]
V: Wat voor contactgegevens heb je van hem?
A: Ik heb alleen maar zijn Snapchat.
V: Hoe heet dat account?
A: [accountnaam] .
[pag. 69]
V: Wat moest jij vervoeren volgens [accountnaam] ?
A: Hij zei dat het gewoon lachgas was (…)

Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2024119924-4, opgemaakt en afgesloten op 4 juni 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
[pag. 8 t/m 9]
Op dinsdag 4 juni 2024 (…)
Op bovengenoemde dag en datum, omstreeks 17.10 uur, stonden wij voorgesorteerd om
vanaf de A59 de Haverlij op de rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat er vanaf de
A59 een grijze Volkswagen Craft van het verhuurbedrijf [bedrijfsnaam] , met kenteken [kenteken] , de
Rietveldenweg op reed.
Wij verbalisanten zagen dat er een persoon in het voertuig zat.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] sprak de bestuurder van het voertuig aan en vorderde van de
bestuurder een rijbewijs welke ik ontving. Ik zag dat de bestuurder was:
- [verdachte] van [2000] .
(…)
Ik zag dat er twee grote pallets in de laadruimte van het voertuig zaten. Ik zag dat
er stickers op de zijkant van de verpakking zaten. Ik zag een groene sticker met
daarop de afbeelding van een fles. Ik zag een gele sticker met daarop het teken van
een vlam.
(…)
Ik maakte de verpakkingsfolie los. Ik zag dat er achter het
folie meerdere dozen zaten. Ik maakte een doos open zag dat er een gele
lachgascilinder in zat van 2 kilogram.
Ik telde dat er op een pallet 162 lachgascilinders lagen. In totaal zaten er 324
lachgascilinders in het voertuig.

Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2024119924-18, opgemaakt en afgesloten op 5 juni 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven de verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
[pag. 12 t/m 13]
Op woensdag 5 juni 2024, waren wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , belast met
het doorzoeken van de in beslag genomen Volkswagen Crafter, voorzien van kenteken,
[kenteken] .
(…)

Openen achterzijde laadruimte van de bus

Wij verbalisanten, [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , openende de portieren aan de achterzijde van
de laadruimte. Wij zagen dat er een pallet in het midden van de bus stond. Wij zagen
dat de pallet ingepakt was, met zwart plastic, met daaromheen witte banden. Wij zagen
dat de randen en hoeken afgeschermd werden met karton. Wij zagen dat bovenop de
pallet een geopende doos stond. (…)

Beschrijving sticker op pallet

Wij zagen dat midden op de pallet een vierkante sticker geplakt was. Wij zagen dat de
sticker opgedeeld was in vier vlakken. Wij zagen dat een vlak geel was, met daarin
een afbeelding van een vlam en de cijfers 5.1. Wij zagen dat een vlak groen was, met
daarin een afbeelding van een cilinder en het cijfer 2. Wij zagen dat er twee vlakken
waren wit waren en met daarin de tekst, overpack en UN1070. (…)

Doos boven op pallet

Wij zagen dat boven op de eerder beschreven pallet een geopende kartonnen doos stond.
Wij zagen dat deze doos tot aan de bovenkant gevuld was met plastic verpakkingen, met
daarin zwarte ballonnen. (…)

Openen zijkant laadruimte van de bus

Wij openden het portier van de zijkant van de laadruimte van de bus. Nadat wij het
portier geopend hadden, zagen wij dat er een tweede pallet in laadruimte stond. Wij
zagen dat er een deel van het zwarte folie, los was getrokken. Wij zagen dat de witte
banden los gemaakt waren. Wij zagen dat daardoor dozen zichtbaar waren. Wij zagen dat
twee dozen voorzien waren van zwarte tekst namelijk: "Nitrous oxide E942 for food
proposes only." Wij zagen dat er op twee andere dozen, twee verschillende vierkanten
stonden afgebeeld. Wij zagen dat een vierkant geel was, met daarin een afbeelding van
een vlam en de cijfers 5.1. Wij zagen dat een vierkant groen was, met daarin een
afbeelding van een cilinder en het cijfer 2. (…)

Onderzoek zwarte plastic tweede pallet

Ik, verbalisant [verbalisant 4] , bekeek het losgemaakte zwarte plastic van pallet twee (2). Ik
zag dat op het plastic ook een sticker zat met viervlakken. Ik zag dat dit dezelfde was als op pallet één (1) (…)

Onderzoek aantallen dozen/cilinders

Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , hebben de pallets uit het zwarte plastic
gepakt. Wij zagen dat beide pallets vol stonden met kleine rechthoekige dozen. (…)
Wij telden alle dozen en telden in totaal 324 losse dozen. Wij zagen dat de dozen van
de bovenste laag allemaal nog dicht zaten. (…)
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , opende van iedere pallet steekproefsgewijs twee dozen.
Ik zag dat in alle geopende dozen een identieke cilinder zat. Ambtshalve herkenden
wij deze cilinders, als cilinders met lachgas. (…)

Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2024119924-17, opgemaakt en afgesloten op 5 juni 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven de verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
[pag. 31]
Op woensdag 5 juni 2024 waren wij, verbalisanten, belast met het doen van onderzoek
naar aangetroffen lachgas in een bestelbus met kenteken [kenteken] . (…)
Toen wij, verbalisanten, de laadruimte van de bestelbus openden zagen wij twee grote pallets in de laadruimte staan (…). Wij zagen dat de pallets omwikkeld waren met zwart plastic en witte transportbanden. Wij zagen dat bij een van deze pallets het
zwarte plastic deels los zat, waardoor zichtbaar was wat er op de pallets stond (…). Wij zagen dat hier kartonnen dozen met de opdruk 'Nitrous Oxide E942 for
Food Purposes Only' stonden, ons ambtshalve bekend als dozen die worden gebruik voor
het verpakken van lachgas cilinders. Hierop verwijderden wij het plastic van beide
pallets. Wij zagen dat op allebei de pallets de hierboven beschreven kartonnen dozen
stonden. Wij telden in totaal 324 van deze dozen. Wij zagen dat alle dozen er nieuw
uitzagen, en dichtzaten met doorzichtig tape (…).
Ik, [verbalisant 3] , pakte van beide pallets twee willekeurige verpakkingen, waardoor ik
in totaal 4 verpakkingen had. (…) Toen ik de cilinders eruit haalde,
zag ik dat alle 4 de cilinders identiek waren met de volgende kenmerken:
Opdruk: Gant, Nitrous Oxide, 3.3L/2KG. Voorzien van gevarensymbolen: Niet brandbare,
niet giftige gassen / Oxiderende stoffen / Gassen onder druk (…)
Wij zagen dat de cilinders volledig nieuw waren, zonder gebruikssporen. Wij zagen dat
de spuitmond van de cilinders nog in een plastic verpakking bij de cilinder in de
kartonnen doos zaten.
Op het politiebureau hebben wij, verbalisanten, twee cilinders gewogen. Wij zagen dat
het bruto gewicht van cilinder 1 5655 gram betrof. Wij zagen dat het bruto gewicht
van cilinder 2 5615 gram betrof (…). Door deze gewichten en de
aanduidingen met de netto inhoud welke op de etiketten van de cilinders staan,
concludeerden wij dat het volle lachgas cilinders betroffen.
Op basis van bovenstaand onderzoek concludeerden, wij, verbalisanten, dat er in totaal
324 volle lachgascilinders in de bestelbus stonden. Met een netto gewicht van 2
kilogram lachgas per cilinder houdt dit in dat er in totaal 648 kilogram lachgas in
de laadruimte van de bestelbus stond.
Nadere overwegingen van de rechtbank.
Lachgas en hoeveelheid.
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast. De verbalisanten namen bij het doorzoeken van de bestelbus waarin verdachte reed twee pallets waar. Beide pallets waren verpakt in zwart plastic. Op de aangetroffen pallets staat de code UN1070 vermeld, de officiële identificatiecode voor distikstofmonoxide, beter bekend als lachgas. Verbalisanten telden daarbij in totaal 324 losse dozen, die er allemaal nieuw uitzagen en dichtzaten met doorzichtige tape. Op de dozen stond "Nitrous Oxide E942” vermeld; nitrous oxide is de Engelse benaming voor distikstofmonoxide. Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat dergelijke dozen gebruikt worden voor het verpakken van lachgas cilinders.
Van iedere pallet zijn steekproefsgewijs twee dozen geopend. De geopende dozen bevatten identieke cilinders. Op de cilinders stond de opdruk: Gant, Nitrous Oxide, 3.3L/2KG/. De cilinders waren volledig nieuws, zonder gebruikssporen. Het gewicht van de cilinders is vervolgens door de verbalisanten gecontroleerd door ze te wegen.
Gelet op de productomschrijving van de producent op zowel de pallets als de dozen, die allemaal nog verpakt zaten, en ook de productomschrijving op de cilinders, waarop geen gebruikerssporen zaten, stelt de rechtbank vast dat de dozen elk een cilinders met daarin 2 kg distikstofmonoxide (lachgas) bevatten. Een rapport van het NFI of andere wijze van onderzoek aan de inhoud van de cilinders, zoals door de verdediging is gesteld, is niet vereist.
Gezien het voorgaande concludeerden de verbalisanten dat zich in de laadruimte van de bestelbus in totaal 648 kilogram lachgas bevond. De rechtbank is van oordeel dat de totale hoeveelheid aangetroffen lachgas voldoende is vast komen te staan. De steekproef is representatief, nu alles hetzelfde verpakt was en de pallets in zijn geheel geseald.
Gelet op voornoemde omstandigheden is er geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de overige cilinders in de bestelbus een andere inhoud hadden dan de cilinders die steekproefsgewijs zijn onderzocht.
Opzet van verdachte
Verdachte heeft tegenover de politie op 4 juni 2024 verklaard dat hem € 100,- was aangeboden om lachgas te vervoeren. Ter terechtzitting is verdachte daarop teruggekomen en heeft hij verklaard dat hij niet wist dat hij lachgas aan het vervoeren was. Hij zou tijdens het verhoor verkeerd zijn begrepen. De rechtbank verwerpt dit verweer van verdachte omdat zij het niet aannemelijk acht dat zijn verklaring verkeerd zou zijn opgevat door de verhorende verbalisanten. Verdachte heeft namelijk op meerdere momenten in zijn verhoor verklaard dat hij lachgas vervoerde (en ook dat hij niet voor het eerst lachgas vervoerde).
De rechtbank is aldus van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de in de bestelbus aangetroffen cilinders lachgas bevatten en dat verdachte op 4 juni 2024 de volle opzet had op het vervoeren van dit lachgas.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Op 4 juni 2024 te 's-Hertogenbosch opzettelijk heeft vervoerd, 648 kilogram distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd in haar rapportage van 2 september 2025. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte momenteel huisvesting, een baan en een gezonde vrijetijdsbesteding heeft. Gezien de kwetsbaarheid van verdachte acht de verdediging verplicht verblijf in een maatschappelijke opvang niet passend, daarnaast heeft verdachte momenteel een eigen woning. In geval verdachte daar niet kan blijven wonen dan zou hij terecht kunnen bij zijn huidige begeleider. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, om te voorkomen dat verdachte overvraagd wordt. De verdediging verzoekt daarbij oplegging van reclasseringstoezicht en meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. Tot slot verzoekt de verdediging daarbij een proeftijd van drie jaren op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Bij het gebruik van lachgas, met name onder jongeren, doen zich de laatste jaren in toenemende mate problemen voor. Het gebruik van lachgas brengt gezondheidsrisico’s met zich mee en leidt tot milieuschade door het in de natuur achterlaten van lege cilinders. Ook gaat de handel vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft met het vervoer van een grote hoeveelheid lachgas een bijdrage geleverd aan het in stand houden van deze vorm van criminaliteit. De bijdrage van verdachte in de gehele criminele keten is echter gering, hij heeft enkel gefungeerd als koerier.
Persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de reclasseringsrapportage betreffende verdachte van 2 september 2025 waaruit naar voren komt dat verdachte beïnvloedbaar is. Ten tijde van het plegen van het feit had verdachte op diverse vlakken problemen en ontbrak een steunend netwerk, ondanks zijn jeugdige leeftijd. Dit weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee.
Bijzondere voorwaarden.
Anders dan door de verdediging bepleit, zal de rechtbank verdachte ten aanzien van het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapportage van 2 september 2025, inclusief de voorwaarde van begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank overweegt daarbij dat het aan de reclassering is om daaromtrent een inschatting te maken. De reclassering zal daarbij ook de huidige woonsituatie meewegen, die zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, voor onbepaalde tijd is. De rechtbank ziet, anders dan door de verdediging heeft bepleit, geen aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaren te verbinden.
Conclusie.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte het strafbare feit heeft gepleegd omdat hij op dat moment grote geldzorgen had. Hij leefde op straat, had niet genoeg inkomen om rond van te komen en was zodoende erg kwetsbaar en beïnvloedbaar. Hij handelde naar eigen zeggen omdat hij niet anders kon. Vandaag de dag is de situatie van verdachte verbeterd. Verdachte heeft woonruimte en een betaalde baan voor 40 uur per week. De rechtbank wil verdachte, die nog steeds kwetsbaar is, niet overbelasten en wil hem de kans geven zijn leven op de rit te houden. De rechtbank legt daarom aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 100 uren met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd in haar rapportage van 2 september 2025.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d Wetboek van Strafrecht
3, 11 Opiumwet

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
-
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen

- Een
taakstrafvoor de duur van
100 urensubsidiair
50 dagen hechtenismet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
- Een
voorwaardelijke gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden met een proeftijd van twee jaren.Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:

Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij SVG Novadic-Kentron op telefoonnummer 073-6409696. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering op Rompertsebaan 12 's-Hertogenbosch, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

Ambulante behandeling

Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek laat zich indien dat uit de diagnostiek komt behandelen door een forensisch ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na ingang van het vonnis. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Veroordeelde verblijft, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk indien de reclassering aanleiding ziet voor een dergelijke plaatsing. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Langstraat, voorzitter,
mr. H. Slaar en mr. A.A. Bloemberg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 5 november 2025.