ECLI:NL:RBOBR:2025:6955

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11281131 \ CV EXPL 24-6142
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitruiming van standplaats bij recreatiecentrum Zwartven toegewezen in verband met herontwikkeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Recreatiecentrum Zwartven B.V. en Parel Vastgoed B.V. als eisende partijen en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partijen vorderden ontruiming van een staanplaats op het vakantiepark Zwartven, dat zich in een herontwikkelingsfase bevindt. De gedaagde had sinds juli 2015 een huurovereenkomst voor een staanplaats, maar deze werd door Zwartven opgezegd in verband met de herontwikkeling van het park. De rechtbank oordeelde dat de huurovereenkomst op 31 december 2022 was geëindigd en dat de gedaagde de staanplaats binnen vier weken na betekening van het vonnis moest ontruimen. Tevens werd een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de ontruimingsverplichting voldeed. De rechtbank kende ook een gebruiksvergoeding toe aan Zwartven voor de periode dat de gedaagde de staanplaats niet had ontruimd, en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van de opzegging van de huurovereenkomst en de noodzaak voor de gedaagde om de ontruiming tijdig te realiseren, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11281131 \ CV EXPL 24-6142
Vonnis van 30 oktober 2025
in de zaak van

1.RECREATIECENTRUM ZWARTVEN B.V.,2. PAREL VASTGOED B.V.,

beiden te Breda,
eisende partijen,
hierna te noemen: Zwartven en Parel Vastgoed,
gemachtigde: mr. A. Oomen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] gedateerd op 26 augustus 2024;
- producties 18 en 19 van Zwartven en Parel Vastgoed;
- de brief van 21 maart 2025 van [gedaagde] waarin hij o.a. de kantonrechter wraakt;
- het bericht van 10 april 2025 van [gedaagde] ;
- de beslissing van de wrakingskamer van 1 mei 2025;
- de oproepingsbrief waarin is medegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- productie 20 van Zwartven en Parel Vastgoed;
- het e-mailbericht van 25 augustus 2025 van [gedaagde] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 september 2025;
- het e-mailbericht van 25 september 2025 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Parel Vastgoed is eigenaar van het onroerend goed gelegen aan het Eendengoor 1a te Hooge Mierde, waar Zwartven een vakantiepark exploiteerde.
2.2.
Met ingang van juli 2015 huurt [gedaagde] een staanplaats (jaarplaats) van Zwartven bestemd voor het plaatsen van een verplaatsbaar kampeermiddel, plaatselijk bekend als [adres] .
2.3.
In 2018 heeft de Provincie Noord-Brabant een vitaliteitsonderzoek naar het verblijfsrecreatieve aanbod in de provincie gedaan. Zwartven werd een pilotpark en Parel Vastgoed heeft in samenwerking met de gemeente Reusel-De Mierden onderzoek gedaan naar de mogelijkheden met betrekking tot het vakantiepark. Er zijn plannen tot herontwikkeling gemaakt waarbij 75% van de grond terug wordt gegeven aan de natuur en de overige grond voor permanente bewoning gereed wordt gemaakt.
2.4.
Bij brief van 30 december 2021 heeft Zwartven aan [gedaagde] onder andere medegedeeld:

Voor zover uw huurovereenkomst niet van rechtswege eindigt op de overeengekomen einddatum van de laatste huurovereenkomst zeggen wij hierbij deze huurovereenkomst op tegen 31 juli 2022 en subsidiair tegen 31 december 2022.’
2.5.
De gemachtigde van Zwartven heeft in zijn brief van 18 juni 2024 aan [gedaagde] onder andere geschreven:

Bij brief van 30 december 2021 is de huurovereenkomst voor zover nodig – het is immers een huurovereenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege eindigt – opgezegd tegen 31 december 2022. Dit vanwege de herontwikkeling van het vakantiepark waardoor de recreatieve exploitatie en bestemming komen te vervallen. U bent over deze ontwikkeling al gedurende enkele jaren op regelmatige basis en via verschillende kanalen geïnformeerd.
(…)
Slechts voor het geval de opzegging van 30 december 2021, om welke reden dan ook, geen rechtsgevolg zou sorteren, zeg ik namens Recreatiecentrum Zwartven B.V. – dus uiterst subsidiair – de huurovereenkomst op tegen 31 december 2024, om de redenen zoals in de conceptdagvaarding uiteengezet.’
2.6.
Op 4 februari 2025 is het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling Park Zwartven Hooge Mierde’ door de gemeente vastgesteld. Hiertegen is een rechtsmiddel ingesteld bij de Raad van State.
2.7.
Om de herontwikkeling mogelijk te maken, moeten de standplaatsen leeg en ontruimd opgeleverd worden. Alleen de caravan van [gedaagde] en zijn zoon staan er nog. De overige huurders zijn inmiddels vertrokken.

3.Het geschil

3.1.
Gevorderd wordt – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst tussen Zwartven en [gedaagde] met betrekking tot de staanplaats op 31 december 2022, dan wel 31 december 2024 is geëindigd, althans op een andere in goede justitie te bepalen datum;
II. [gedaagde] te veroordelen om de staanplaats binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis te ontruimen, met afgifte van de sleutels van de slagboom aan Parel Vastgoed of Zwartven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Zwartven van een vergoeding van € 171,46 per maand op grond van artikel 7:225 BW, over de maanden vanaf januari 2023 tot en met de maand waarin Zwartven weer de beschikking over het gehuurde krijgt, te verminderen met het van [gedaagde] ontvangen bedrag van € 1.105,00;
IV. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Zwartven en Parel Vastgoed.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Einde huurovereenkomst
4.1.
Alvorens toe te komen aan de vraag of de huurovereenkomst van de staanplaats al is geëindigd of nog moet worden beëindigd (vordering I), is van belang vast te stellen welk huurregime van toepassing is.
4.2.
De huurovereenkomst ziet op de huur van onbebouwde grond (kampeerplaats) waar de algemene huurregeling van boek 7 BW, titel 4, afdeling 1 tot en met 4 op van toepassing is. In artikel 7:228 BW is bepaald dat een huur voor bepaalde tijd aangegaan, eindigt wanneer die tijd is verstreken, zonder dat daartoe een opzegging is vereist. Ingevolge het tweede lid eindigt een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan of voor onbepaalde tijd verlengd, door opzegging en dient de opzegging te geschieden tegen een voor huurbetaling overeengekomen dag op een termijn van tenminste een maand. Bijzondere wettelijke bepalingen over de huur van woonruimte, bedrijfsruimte of andere gebouwde onroerende zaken, zijn dus niet van toepassing.
4.3.
Volgens Zwartven is de huurovereenkomst voor bepaalde tijd bij brief van 30 december 2021 rechtsgeldig opgezegd tegen 31 december 2022. [gedaagde] heeft ondanks zijn diverse en uitvoerig uiteen gezette bezwaren tegen de herontwikkeling van Zwartven en aantijgingen over hebzucht en heerszucht erkend dat Zwartven de huurovereenkomst voor bepaalde tijd heeft beëindigd. De eerdere officiële huurstatus werd daardoor volgens [gedaagde] vervangen door de allodiale woonstatus van de rechthebbende gebruiker. Dit zou met driemalige betalingen aan Zwartven in 2023 zijn bevestigd.
4.4.
Aangezien [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de stelling van Zwartven dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd op 31 december 2022 is geëindigd, staat dit in rechte vast. De daartoe gevorderde verklaring van recht zal dan ook worden toegewezen. Dat [gedaagde] vindt dat het gehele herontwikkelingsproces door Zwartven, Parel Vastgoed en de gemeente niet zorgvuldig is verlopen en hij samen met een aantal anderen, ondanks diverse toezeggingen daartoe, niet gehoord is en ook de aangeboden hulp nimmer heeft ontvangen, doet daar niets aan af. Evenmin speelt een rol of de procedure bij de Raad van State tegen het vastgestelde bestemmingsplan ‘Herontwikkeling Park Zwartven Hooge Mierde’ wel of niet is ingetrokken.
Vervolgens is van belang dat van een allodiale woonstatus geen sprake kan zijn, nu daartoe geen wettelijke grondslag bestaat. In zoverre [gedaagde] gemeend heeft een beroep te kunnen doen op een stilzwijgende voortzetting van een geëindigde huurovereenkomst conform artikel 7:230 BW, baadt dit hem evenmin omdat hij niet met goedvinden van Zwartven het gebruik van het gehuurde heeft mogen behouden en dit voor [gedaagde] kenbaar was.
Ontruiming
4.5.
Zwartven en Parel Vastgoed vorderen ontruiming van de staanplaats binnen een termijn van veertien dagen. Die termijn vindt de kantonrechter te kort. Om [gedaagde] , mede gelet op zijn gezondheid, voldoende gelegenheid te geven het gehuurde te ontruimen, zal de ontruimingstermijn op vier weken worden bepaald. De kantonrechter oordeelt dat hiervoor van belang is dat [gedaagde] al sinds 2019 op de hoogte is van de toekomstige sluiting van Zwartven. Zwartven heeft al tijdens de eerste informatiebijeenkomst in 2016 aangegeven dat het voor 90% zeker is dat het campinggedeelte met een verwachte horizon van vijf jaar zal verdwijnen. In 2019 is vervolgens definitief aan de bewoners medegedeeld dat het campinggedeelte van het vakantiepark ging verdwijnen. Voor [gedaagde] was het daarom zeker vanaf 2019 voldoende duidelijk dat hij de camping (op enig moment) moest verlaten. Hij heeft ruim de tijd gehad om een andere woonplek te vinden, die hij inmiddels ook heeft gevonden. Enkel gelet op de medische situatie van [gedaagde] wordt hem een langere ontruimingstermijn geboden.
4.6.
Zwartven den Parel Vastgoed vorderen toewijzing van de ontruiming op straffe van een door de kantonrechter te bepalen dwangsom. De kantonrechter vindt een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 in dit geval redelijk en zal die toewijzen.
Gebruiksvergoeding
4.7.
Zwartven vordert een gebruiksvergoeding van € 171,46 per maand op grond van artikel 7:225 BW. Deze is door Zwartven als volgt berekend: € 164,29 (huurprijs) + € 7,17 (gemiddeld verbruik elektra over 2022) = € 171,46 per maand.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs door [gedaagde] verschuldigd is, omdat hij bij het einde van de huur (31 december 2022) het gehuurde niet aan Zwartven terug heeft gegeven. Daarop dient in mindering te strekken het bedrag van € 1.105,00 dat [gedaagde] sinds 1 januari 2023 nog aan Zwartven heeft betaald.
4.9.
De gevorderde maandelijkse vergoeding voor elektra wordt afgewezen omdat [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij al geruime tijd onder dwang van de gemeente zijn stacaravan heeft moeten verlaten. De gemeente is namelijk handhavend gaan optreden tegen permanente bewoning op het vakantiepark. [gedaagde] heeft zich daardoor ook noodgedwongen uit moeten laten schrijven in de Basisregistratie Personen op het adres van Zwartven. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] ook vanwege medische redenen geruime tijd vanaf zijn verblijfsplek niet naar Zwartven kon afreizen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zwartven en Parel Vastgoed worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
994,99
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen Zwartven en [gedaagde] met betrekking tot de staanplaats op vakantiepark Zwartven, plaatselijk bekend [adres] , op 31 december 2022 is geëindigd,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de staanplaats op vakantiepark Zwartven te ontruimen, met al degenen en al hetgeen zich daarop bevinden respectievelijk bevindt, en met afgifte van de sleutels van de slagboom aan Zwartven of Parel Vastgoed, een en ander binnen vier weken na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeeld [gedaagde] om aan Zwartven en Parel Vastgoed een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling uit 5.2. voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Zwartven van een bedrag van € 164,29 per maand met ingang van 1 januari 2023 tot en met de maand waarin de staanplaats is ontruimd, te verminderen met het van [gedaagde] ontvangen bedrag van € 1.105,00,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 994,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Zandman en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.