Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
- een bedrag van € 608,48 aan materiële schadevergoeding en
- een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Eendaadse samenloop van:
verkrachting
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
maatregel tot schadevergoeding, bestaande uit de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , ter zake van de bewezen verklaarde feiten, een bedrag te betalen van
5.608,48 euro,bestaande uit 608,48 euro materiële schade en 5.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.