ECLI:NL:RBOBR:2025:6887

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
01.160542.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en mishandeling van een jonge vrouw door verdachte tijdens een date

Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling van een jonge vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw op 24 januari 2024 in Ommel en Swalmen heeft mishandeld en gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft de vrouw bedreigd, haar telefoon afgenomen en haar naar een afgelegen plek meegenomen waar hij haar anaal heeft gepenetreerd en haar heeft gedwongen hem te pijpen, terwijl hij dit opnam met zijn telefoon. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondanks enkele discrepanties. De verdachte heeft de feiten ontkend en beweerde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er sprake was van dwang en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, volledig toegewezen. De rechtbank heeft ook beslag gelegd op de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte, die gebruikt is bij het begaan van het feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.160542.24
Datum uitspraak: 24 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 24 januari 2024 te Ommel, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] , en zich aldus laten pijpen door die [slachtoffer 1] (welke handeling door verdachte is gefilmd) waarbij het geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of bestond(en) uit
- het eerder op de avond bedreigen en/of mishandelen van die [slachtoffer 1] en/of het afpakken van de telefoon van die [slachtoffer 1] (waardoor zij niet meer kon communiceren) en/of
- het meenemen van die [slachtoffer 1] naar een afgelegen plek en/of
- het ontkleden van die [slachtoffer 1] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
- het onder controle houden en/of het in bedwang houden van die [slachtoffer 1] door het vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) de polsen van die [slachtoffer 1] op haar rug vast te houden en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer 1] : ‘pijp me’ en/of ‘je kunt naar me kijken wat je wil, doe maar gewoon’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer 1] inhoudende dat zij geen seksueel contact met hem, verdachte, wilde;
Ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 24 januari 2024 te Beesel en/of Swalmen, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan en/of
- met zijn hand de nek/keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij omstreeks 24 januari 2024 [slachtoffer 1] heeft verkracht en mishandeld.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd beide feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, zoals weergegeven in de ter zitting overgelegde pleitnota, wegens gebrek aan wettige en overtuigende bewijsmiddelen. De verklaring van aangeefster is onbetrouwbaar en bevat inconsistenties en tegenstrijdigheden. Bovendien wordt haar verklaring onvoldoende ondersteund door ander bewijs. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat het letsel ook op een andere wijze dan door mishandeling kan zijn ontstaan. Verdachte heeft erkend aangeefster [slachtoffer 1] een duw/klap te hebben gegeven. In zoverre kan dit feit wel worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.
1.
Een proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) van [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 29 januari 2024, dossierpagina’s 123-134, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: Tegen [verdachte] .
(…)
V: Wanneer is dat gebeurd, die verkrachting en die mishandeling?
A: Dat is gebeurd op de avond van woensdag 24 januari 2024 en in de nacht van woensdag op donderdag 25 januari 2024. We spraken rond 19 uur die woensdag af. Maar uiteindelijk haalde hij me pas op om 21:00/ 21:30 uur op. Hij haalde me op in Swalmen. (…)
V: Waar is die verkrachting en die mishandeling gebeurd?
A: In Swalmen ergens in een bos.
(…)
V: En toen ?
A: (…) Toen sloeg de sfeer om. Mijn telefoon bleef overuren maken met snapchat en Instagram en whatsapp, dus bleef de hele tijd trillen. Dat vond [verdachte] niet leuk en hij werd jaloers. Hij zei "moet je met allemaal andere jongens afspreken". Hij zei dat ik mijn telefoon af moest geven en dat wilde ik niet. We kregen ruzie en uiteindelijk gaf ik wel mijn telefoon af. Hij wilde ook de pincode weten. Ik stapte uit de auto en ik wilde naar mijn zus toe lopen. Maar dan was ik wel mijn telefoon kwijt, ik wilde dat liever niet, dus ik besloot weer terug in de auto stappen omdat ik mijn telefoon terug wilde hebben.
Hij stapte uit de auto en riep mijn naam een paar keer. Ik zei "je kan mijn telefoon terug geven”. Hij zei "wie zijn al die jongens op de telefoon? "Ik probeerde nog uit te leggen wie al mijn contacten waren en toen gooide hij mijn telefoon in het weiland en hij begon mij te slaan. Hij sloeg mij met zijn platte hand tegen mijn rechter wang. Ik viel op de grond en hij schold me uit voor slet en kankerhoer. Hij sloeg me ook tegen mijn andere wang, deze keer met zijn vuist. Ik lag bij de laatste klap op de grond. Hij klom over het hekje van het weiland om mijn telefoon te pakken en zei dat ik blij moest zijn dat ik nog leefde. Hij zei dat ik de hele nacht en de hele middag van de dag erna, van donderdag dus, bij hem moest zijn. (…) Ik zei dat hij me niet moest slaan. Hij zei dat ik maar terug in de auto moest gaan zitten. Ik vroeg mijn telefoon terug maar die kreeg ik niet.
(…)
V: En toen ?
A: (…) Toen we stopten bij dat weiland, kennelijk in Ommel bleek later, moest ik uit de auto van [verdachte] . (…) Ik dacht eerst dat hij me zou gaan vermoorden. Ik zag daar water en ik dacht hij gaat me kopje onder duwen.
Ik stapte uit en ik moest naar de motorkap. Hij trok mijn broek omlaag en zijn broek ging ook omlaag. Hij maakte de knoop van mijn spijkerbroek open en de gulp deed hij omlaag. Hij duwde zijn geslachtsdeel in mijn anus. Ik schreeuwde dat ik het niet wilde maar hij bleef door duwen. Ik bleef roepen dat ik het niet wilde en dat het pijn deed maar dat interesseerde hem niet. Hij pakte mijn polsen en trok die op mijn rug zodat ik niet kon tegen stribbelen. Toen was hij klaar omdat hij klaar kwam. Ik voelde dat aan hoe zijn lul voelde. Hij trok mijn broek weer omhoog en ik moest in de auto zitten en ik moest mijn ogen maar dicht doen om een paar uur te slapen. Ik reageerde daar niet op. Ik deed maar net alsof ik sliep en hij ging ook slapen. Mijn telefoon had hij in zijn zak, hij liet mijn telefoon voor geen seconde alleen.
(…)
V: Welke seksuele handelingen vonden er nog meer plaats ?
A: Ik moest hem pijpen.
(…) Toen haalde hij zijn geslachtsdeel eruit en trok hij zichzelf af. Daarna nam hij zijn eigen telefoon en begon het te filmen hoe hij zichzelf aan het aftrekken was. Hij deed dat zowel rechtshandig als linkshandig. Toen zei hij "Pijp me". Ik keek hem aan en hij zei je kan me raar aankijken wat je wil, doe maar gewoon. Ik deed het dus maar omdat je niet weet wat er gebeurd als je het niet doet. Ik pijpte hem. Toen filmde hij hoe ik hem aan het pijpen was. Dat deed hij met zijn telefoon.
(…)
Toen werd [verdachte] wakker en ging hij rijden naar de plek waar hij samen met zijn collega [persoon 1] de markt ging opbouwen. (…) Hij stapte uit en mijn telefoon had hij nog steeds bij zich. (…) Ik keek een paar keer hoe lang hij erover zou doen om weer terug te komen tijdens het op en neer lopen met de hekwerken en de planken. Zo kon ik een beetje een inschatting maken van "NU kan ik weg". Ik heb het portier open gemaakt en heb me achter zijn auto verstopt. Toen hij weer op en neer liep en de plank weg zette ben ik weggerend.
Ik ben een steegje ingegaan en ik zag dat er licht aan was in een huis maar er maakte niemand open. Ik heb in totaal vier keer bij een ander huis aangebeld en bij de vierde keer maakte een man de deur open.
Ik was overstuur. Ik huilde en ik trilde van de angst en de man liet me naar binnen. (…) Hij vroeg een telefoonnummer van mijn moeder maar ik kon het door de stress niet zeggen. We keken op facebook en door de stress kon ik op facebook ook niks vinden. Ik kon gewoon niet nadenken. De man zei dat hij me naar [persoon 2] zou brengen.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 17 april 2024, dossierpagina 181, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
[slachtoffer 1] vertelde ook nog het volgende: “Toen, die avond en de ochtend van 25 januari, gaf ik aan dat ik naar huis moest om te gaan werken. Toen zei [verdachte] tegen mij “Als jij nu weggaat, besluit de deur/ auto uit te gaan. Dan ga ik je opzoeken. Je blijft maar gewoon zitten. Als jij aangifte gaat doen en ik vast kom te zitten dan ga er alles aan doen om jou van de wereld af te nemen ”. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat ze heel bang is.
3.
Een forensisch medisch letselrapportage betreffende [slachtoffer 1] zonder benoeming als gerechtelijk deskundige (met bijlagen), opgemaakt door Forensisch Arts M. Nysten d.d. 5 februari 2024, dossierpagina’s 91-98, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Er is sprake van bloeduitstortingen aan de rechter wang, de linker kaak en links in de hals, links op de borst, aan de achterzijde van het rechter bovenbeen en aan de binnenzijde van de linker onderarm. Op 25-01 werden tevens oppervlakkige slijmvliesbeschadigingen van de binnenzijde van de linker wang gezien en roodheid en oppervlakkige huidbeschadigingen van de voorzijde van het linker onderbeen. Ook was er een wondje aan de neus ter plaatse
van de neuspiercing. Daarnaast werden er petechiën gezien aan de hals links en aan de linker onderkaak. Deze letsels waren op 29-01 reeds genezen.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 25 januari 2024, dossierpagina’s 60-63, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Wij verbalisanten zien bloed op de onderkant van de linkermouw op [slachtoffer 1] jas. [slachtoffer 1] heeft aan de linkerkant in de halsstreek een rode plek. Of opgedroogd bloed of een bloeduitstorting. Ze heeft ook pijn aan haar linker onderbeen, bij de schenen. Ze geeft pijn aan als ze haar linkervoet optilt.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] d.d. 19 februari 2024, dossierpagina’s 155-158, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Wanneer was dat u [slachtoffer 1] naar [persoon 2] bracht?
(…) Ik zie op mijn telefoon dat het was op 25 januari 2024. (….) Het was rond de klok van 05:30 uur. (…) Vanuit het keukenraam kan ik naar links kijken en dan zie ik de voordeur. Daar zag ik plotseling een jonge meid staan in gestreste toestand. Omdat zij mij wenkte ben ik naar de voordeur gelopen. (…) Ze was in paniek omdat zij ontvlucht was aan een persoon. Zoals ik dat in eerste instantie begreep. Zij zei dat dit het eerste huis was dat zij zag waar licht brandde en daarom dus iemand kon aanspreken. (…) Ik heb haar een glaasje water aangeboden zodat zij wat tot rust kon komen. Ze stond namelijk met betraande ogen en in paniek aan de deur. Ze kwam aan de keukentafel langzaam tot rust. (…) Ze vertelde dat zij op een groot plein, ik ging ervanuit dat zij de markt bedoelde die bij ons om de hoek is, ontsnapt was een persoon met wie zij een afspraak had gehad dan wel mee op stap was geweest, dat zij op dat grote plein had kunnen ontsnappen aan die persoon.
Ze vertelde dat hij lomp en enigszins gewelddadig was, haar ook een aantal stompen had
gegeven. Ik heb dat aan haar gezicht of lijf niet gezien. Ze vertelde dat hij haar telefoon had
afgepakt. Dat hij op haar telefoon naar haar moeder had geappt dat zij bij een vriend bleef
slapen en niet naar huis kwam. Dat zij toen op de markt ergens gestopt zijn met de auto.
Dat zij toen de kans had om aan hem te ontsnappen dan wel om van hem weg te komen.
(…) Ze zei dat zij het liefste naar huis wilde gaan. (…) Het lukte haar niet om het telefoonnummer van moeder te vinden. (…) Toen is [slachtoffer 1] bij mij in de auto gestapt en zijn wij vertrokken naar [persoon 2] . (…) Vervolgens is [slachtoffer 1] nog emotioneler geworden toen zij eenmaal thuis was.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] d.d. 20 februari 2024, dossierpagina’s 159-164, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Naar aanleiding van de verklaring van getuige [getuige 1] , heeft hij de camerabeelden van het aantreffen van [slachtoffer 1] bij zijn woning aan mij, verbalisant, gemaild. Op deze camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] om 25-01-2024 om 05:35:48 uur aan komt lopen bij de woning van de getuige en om 25-01-2024 om 05:50:23 uur is te zien dat [slachtoffer 1] in de auto stapt bij de getuige en weggebracht wordt.
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 februari 2024, dossierpagina’s 170-174, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
We gingen toch maar slapen en die ochtend om 6:50 ongeveer werden we wakker gemaakt
omdat de voordeurbel ging. De hond begon te blaffen en de bel ging en toen ik open maakte zag ik [slachtoffer 1] aan de deur staan met nog een persoon. (…) [slachtoffer 1] zei dat ze ruzie had gehad met [verdachte] en het was uitgelopen op een verkrachting. Hij heeft me anaal genomen en ze vertelde dat ze gevlucht was. Ze was haar tas en telefoon vergeten en ze was bang voor [verdachte] . (…) Ze vertelde dat ze naar een bos was geweest, [verdachte] was agressief geweest, [verdachte] had haar geslagen, de keel dicht geknepen. En dat was ook te zien. Ik zag een bloeduitstorting ik meen aan de rechter kant van naar keel. (…) Ze was teruggetrokken, in zichzelf. Ze was echt wel emotioneel. Ze was het zelf aan het verwerken. Ze huilde daarna ook‚ dat wil ze dan verbergen en dan veegt ze dat snel weg. Maar ogen zeggen meer dan woorden. (…) Toen kreeg [persoon 3] telefoon van " [slachtoffer 1] ". Ze zag " [slachtoffer 1] " in het scherm staan. Het kon niet [slachtoffer 1] zijn want die zat naast [persoon 3] op de bank. (…) Ik hoorde een mannenstem aan de andere kant van de lijn. Ik hoorde dat er gezegd werd “u bent de pleegvader van [slachtoffer 1] ?”. Ik zei "ja". Hij zei “ik ben het vriendje van [slachtoffer 1] ". Hij noemde niet zijn naam. Hij zei "ik wil vertellen dat we ruzie hebben gehad en daarna hebben we nog seks gehad." Ik heb haar niet geslagen ik heb haar geduwd" (…) Hij zei "wordt er nu aangifte gedaan, of gaat [slachtoffer 1] aangifte doen?" (…) Ik hoorde dat die man zenuwachtig werd want hij bleef maar vragen naar die aangifte. Hij wilde perse weten of er aangifte gedaan werd en hij zei "kan je aan [slachtoffer 1] vragen of ze aangifte gaat doen?" Ik heb de verbinding verbroken. (…) Toen werd [persoon 3] weer gebeld, ik denk dat het inmiddels 10 uur was of zo, maar nu met een ander nummer. En dat was [verdachte] . [persoon 3] nam op en die meneer stelde zich voor als [verdachte] en [persoon 3] gaf opnieuw de telefoon aan mij. [verdachte] vroeg meteen weer of er aangifte gedaan werd. Het was dezelfde stem als de stem die ik eerder sprak en die aan gaf het vriendje van [slachtoffer 1] te zijn geweest. Hij klonk nerveus. (…) Hij zei dat ze ruzie hadden gehad en niet geslagen had. (…) Toen [slachtoffer 1] thuis gebracht werd door die man zag je al dat ze een bloeduitstorting had bij haar keel. Wat zag je eventueel nog meer bij haar ? Een wild kapsel, en een plek op haar wang bij haar kaak. Een beginnende blauwe plek die kennelijk pijn deed zei [slachtoffer 1] .
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 4 maart 2024, dossierpagina’s 177-180, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
[slachtoffer 1] ging vervolgens weg en ik wilde op tijd naar bed. Ik kreeg steeds geen appje van haar. Rond 23 of 24 begon ik een beetje te denken dat ik het vreemd vond dat ik geen appje van haar gekregen had. Ik dacht eerst nog dat ze misschien al thuis was en vergeten was om mij een berichtje te sturen. Ik ben toen in slaap gevallen en ik werd rond half zeven die ochtend wakker en toen keek ik op snapchat om te zien wat haar locatie was. Ik zag toen dat ze in Ommel was op een weiland met water er om heen. Ik belde [slachtoffer 1] twee keer maar ze nam niet op.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon Samsung Galaxy S10, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 30 oktober 2024, dossierpagina’s 207-208, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik zag op de video dat een persoon werd gefilmd vanaf zijn middel tot zijn schoot en zich bevond aan de bestuurderszijde van een voertuig. Ik zag namelijk een stuur en een versnellingspook. Ik zag dat de persoon een vest met rits, kleur donkerblauw en een spijkerbroek, kleur blauw droeg. Ik zag dat de gulp deze spijkerbroek openstond. Ik zag dat de eerdergenoemde persoon, zijnde een manspersoon, zijn penis met zijn linkerhand vasthield en weer losliet. (…) Ik zag daarna een andere hand dan eerdergenoemde hand eerdergenoemde penis vastpakken. Ik zag een persoon, zijnde een vrouwspersoon, met een rondvormig gezicht met meerdere moedervlekken en witblond en roze of oranjeachtig haar de penis in haar mond nemen en haar gezicht van boven naar beneden bewegen. Ik hoorde dat een persoon zei: “ [slachtoffer 1] , kijk eens naar de camera”. Ik herkende de stem van deze persoon als zijnde de stem van verdachte [verdachte] , aangezien ik tijdens het verdachte verhoor op 23 oktober 2024 aanwezig was in de regiekamer. Ik zag daarna dat de vrouw de penis uit haar mond nam en omhoog keek. Ik hoorde dat een persoon iets onverstaanbaar zei en daarna het woord “pijpen” zei. Daarna zag ik de vrouw de penis met haar rechterhand vastpakken, omhoog en omlaag bewegen met haar hand, de penis nogmaals in haar mond nemen en omhoog en omlaag bewegen met haar mond en haar hand. (…) Ik zag dat de vrouw in video (…) overeenkomt met de foto's van het slachtoffer [slachtoffer 1] (…).
10.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2025, voor zover – zakelijke weergegeven – inhoudende:
Ik heb [slachtoffer 1] op de avond van 24 op 25 januari 2024 opgehaald bij haar zus. We zijn toen gaan rijden en in de buurt ergens stil gaan staan om de eerdere ruzie uit te praten. Toen zijn we verder gereden, hebben we getankt en zijn we in Ommel terecht gekomen. Daar zijn we stil gaan staan bij het weiland en toen hebben we seks gehad binnen en buiten de auto. Buiten de auto was op de motorkap, tegen de auto aan. Dit was gewoon penetratie. In de auto heeft ze me gepijpt.
Ik hoorde berichten binnenkomen op haar telefoon en ik zag een kusje en een hartje in het scherm. Ik heb de telefoon gepakt en ben uitgestapt. Ik heb haar toen uitgescholden. Ze wilde haar telefoon terug en kwam op mij af en toen is er een worsteling geweest. Ik heb haar een duw/klap gegeven en ze is op de grond terecht gekomen. De telefoon heb ik in het gras gegooid.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank zal allereerst ingaan op feit 2, dat naar haar oordeel in tijd heeft plaatsgevonden voorafgaand aan feit 1.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2.
De rechtbank acht dit feit bewezen. Verdachte erkent het geven van een duw/klap waardoor aangeefster op de grond is gevallen. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte aangeefster meermalen heeft geslagen, gelet op de aangifte en het geconstateerde letsel.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van het vrijspraakverweer betreffende feit 1 overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Voor een bewezenverklaring van verkrachting moet de rechtbank vaststellen dat sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Sr. Van dwang is sprake wanneer het slachtoffer toelaat wat zij zonder die dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil ondergaat.
De omstandigheden op basis waarvan de rechtbank moet beoordelen of sprake is van dwang moeten volgen uit de zich in het dossier bevindende stukken. Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie, waarbij slechts twee personen betrokken zijn: een verondersteld slachtoffer en een veronderstelde dader. Gelet op de bewijsminimumregel, opgenomen in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (in dit geval het veronderstelde slachtoffer). De Hoge Raad heeft het belang van deze bepaling bij herhaling onderstreept door te overwegen dat deze strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van dwang, doordat verdachte de telefoon van aangeefster heeft afgepakt, aangeefster heeft mishandeld, haar vervolgens in de auto heeft meegenomen naar een afgelegen plek, waar zij seksuele handelingen van hem moest ondergaan en verrichten.
De rechtbank zal eerst stilstaan bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en zal daarna ingaan op het steunbewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
In strafzaken geldt als uitgangspunt dat aangiftes en andere verklaringen kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid.
De verklaringen van aangeefster, zoals deze in eerste instantie zijn afgelegd bij de politie en later bij de rechter-commissaris, vertonen weliswaar op onderdelen enige discrepanties, maar dit maakt de inhoud van die verklaringen in hun totaliteit beschouwd niet onbetrouwbaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft aangeefster immers voor wat betreft de kern van de verwijten tegen verdachte consistent en uitvoerig verklaard. Dat herinneringen aan bepaalde details na verloop van tijd vervagen, is logisch. Anders dan de raadsvrouw van verdachte heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster authentiek en geloofwaardig en ziet zij geen reden om hier aan te twijfelen.
Het door de raadsvrouw geopperde motief voor aangeefster om leugenachtig te verklaren, te weten wraak, omdat verdachte niet verder wilde met de relatie, vindt geen enkele steun in het dossier.
Steunbewijs.
Verdachte erkent dat sprake is geweest van seksuele handelingen, bestaande uit anale penetratie buiten de auto en pijpen in de auto. Voor zover verdachte stelt dat deze handelingen vrijwillig zijn geweest, neemt de rechtbank het volgende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster in aanmerking.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangeefster in de vroege ochtend van 25 januari 2024 in paniek heeft aangebeld bij de woning van getuige [getuige 1] . Dit is vastgelegd op de camera van deze getuige. Aangeefster kende deze getuige in het geheel niet. Ook heeft aangeefster haar tas en haar telefoon achtergelaten in de auto van verdachte toen zij de auto verliet.
Deze omstandigheden ondersteunen de verklaring van aangeefster dat zij in paniek was en koste wat het kost wilde wegvluchten van verdachte.
Voorts heeft de stiefvader van aangeefster verklaard over de gemoedstoestand, waarin aangeefster verkeerde toen zij in de ochtend van 25 januari 2024 thuis werd gebracht door getuige [getuige 1] . Bovendien heeft de stiefvader verklaard dat hij die ochtend werd gebeld door verdachte, die hem vertelde over een ruzie gevolgd door seks en die wilde weten of aangifte tegen hem gedaan zou gaan worden.
Uit de medisch forensische letselrapportage blijkt dat letsel bij aangeefster is aangetroffen. Het geconstateerde letsel past bij de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte is geslagen.
Dit alles ondersteunt de verklaringen van aangeefster en past niet bij de verklaring van verdachte dat de seks vrijwillig was.
Verklaringen van verdachte.
Verdachte heeft in eerste instantie niets willen verklaren bij de politie. Later bij de rechter-commissaris heeft verdachte aangegeven dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden vrijwillig zijn geweest. Op de vraag van de rechter-commissaris welke seksuele handelingen hadden plaatsgevonden, wilde verdachte niet antwoorden.
In een schriftelijke verklaring van januari 2025 en ter zitting heeft verdachte verklaard dat er eerst seks is geweest en dat daarna pas de ruzie heeft plaatsgevonden, waarbij hij aangeefster heeft geduwd/geslagen. Ter zitting heeft verdachte verklaard over zowel vaginale, anale als orale penetratie. Hij heeft de telefoon van aangeefster wel afgepakt, maar ook aan haar teruggegeven. Volgens verdachte was er geen enkele aanleiding voor aangeefster om te vluchten en hij heeft dan ook geen verklaring voor het feit dat ze haar spullen in de auto heeft achtergelaten en vroeg in de ochtend bij een wildvreemde heeft aangebeld voor hulp.
De rechtbank acht de lezing van verdachte onaannemelijk in het licht van de bewijsmiddelen. Het uit de bewijsmiddelen blijkende gedrag van aangeefster in de vroege ochtend van 25 januari 2024 past in het geheel niet bij de door verdachte beschreven gang van zaken, terwijl de verklaring van aangeefster juist wel wordt ondersteund door ander bewijs (zie hierboven).
Conclusie.
De rechtbank acht de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1.
omstreeks 24 januari 2024 te Ommel door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen en heen en weer bewegen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] en
- het brengen en heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] , en zich aldus laten pijpen door die [slachtoffer 1] , welke handeling door verdachte is gefilmd,

waarbij het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld bestonden uit

- het eerder op de avond bedreigen en mishandelen van die [slachtoffer 1] en het afpakken van de telefoon van die [slachtoffer 1] , waardoor zij niet meer kon communiceren en
- het meenemen van die [slachtoffer 1] naar een afgelegen plek en
- het ontkleden van die [slachtoffer 1] en het ontkleden van zichzelf en
- het onder controle houden en het in bedwang houden van die [slachtoffer 1] door het vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 1] en het vervolgens vasthouden van de polsen van die [slachtoffer 1] op haar rug en
- het zeggen tegen die [slachtoffer 1] : ‘pijp me’ en ‘je kunt naar me kijken wat je wil, doe maar gewoon’ en
- het voorbijgaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet en weerstand van die [slachtoffer 1] , inhoudende dat zij geen seksueel contact met hem, verdachte, wilde.
Ten aanzien van feit 2.
omstreeks 24 januari 2024 te Swalmen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht te stompen en te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot (ongemaximeerde) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging (hierna: tbs met dwangverpleging) en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft bepleit, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komen, het advies van de gedragsdeskundigen te volgen en tbs met voorwaarden op te leggen. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte bereid is alle voorwaarden na te leven en dat hij zelf ook inziet dat hij hulp nodig heeft. Er is geen bezwaar tegen dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
Indien de rechtbank overweegt tbs met dwangverpleging op te leggen, heeft de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek gedaan om de navolgende onderzoekshandelingen te verrichten:
a. Horen van de volgende personen als getuige c.q. deskundige:
Ruud Bexkens, voormalig toezichthouder Reclassering Nederland
A. Gosker, psychiater (deskundige)
S.P.H. Lahaije, GZ-psycholoog (deskundige)
Kennisneming middels verstrekking ex artikel 34 lid 2 WvSv van het reclasseringsdossier, waarop de rapportage d.d. 19 september 2025 is gebaseerd;
De reclassering opdragen om zorg te dragen voor de indicatiestelling als onderdeel van het maatregelenrapport.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en mishandeling.
Hij heeft een jonge vrouw midden in de nacht op een afgelegen plek eerst mishandeld, bedreigd en uitgescholden. Hij heeft haar telefoon afgepakt en is vervolgens met haar naar een andere afgelegen plek gereden waar hij haar anaal heeft gepenetreerd. Vervolgens moest zij hem pijpen en dat heeft verdachte met zijn telefoon gefilmd.
Het slachtoffer voelde zich vernederd en zeer angstig. Zij heeft gevreesd voor haar leven en kon lange tijd niet wegkomen. Pas uren later deed zich een gelegenheid voor om te vluchten en die heeft ze meteen aangegrepen door de auto uit te rennen, met achterlating van haar tas en telefoon, en bij een willekeurige woning aan te bellen en om hulp te vragen.
Dit zijn zeer ernstige feiten die de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Met zijn handelen heeft verdachte een uiterst beangstigende situatie voor het slachtoffer gecreëerd, waarbij hij op ernstige en vernederende wijze haar lichamelijke en geestelijke integriteit heeft geschonden.
Verdachte heeft zich hierbij enkel en alleen laten leiden door zijn eigen frustraties en behoeftebevrediging en heeft zich niet bekommerd om de wil en de gevoelens van het slachtoffer.
Uit de door de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de impact van het incident op het leven van het slachtoffer enorm is. Zij ondervindt nog altijd veel psychische klachten door wat verdachte haar heeft aangedaan.
Verdachte is vol blijven houden dat de seks die hij met het slachtoffer heeft gehad met wederzijdse toestemming heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, alsmede geen blijk gegeven van enig probleeminzicht. Sterker nog, hij heeft ter zitting zelfs getracht het te doen voorkomen alsof het slachtoffer alles verzonnen heeft, omdat zij niet zou hebben kunnen accepteren dat hij de relatie met haar verbroken zou hebben. Ook dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte en persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte heeft de nu bewezen feiten gepleegd, terwijl zijn voorlopige hechtenis in een andere zaak onder voorwaarden was geschorst.
Verder constateert de rechtbank dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is vanwege een veroordeling tot een gevangenisstraf van 27 maanden op 11 juli 2025.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de Pro Justitia rapportages die over verdachte zijn opgemaakt. Hieruit blijkt dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Uit het psychiatrisch onderzoek van mevr. drs. A. Gosker, d.d. 31 maart 2025, blijkt verder, voor zover relevant, het navolgende:
“Bij betrokkene is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. (…) Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. (…) Betrokkene ontkent de ten laste gelegde feiten. Daardoor kan er geen uitspraak worden gedaan over de eventuele relatie tussen de stoornis en het tenlastegelegde, indien bewezen. Een advies omtrent toerekening kan daarom niet gegeven worden. Echter het is wel duidelijk dat er sprake is van een gelijktijdigheids-verband van de beschreven ernstige persoonlijkheidsstoornis die o.a. gekenmerkt wordt door problemen met de emotie/agressie- en impuls regulatie. Een relatie mag verondersteld worden indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht. (…) Er is beperkt sprake van empathie. Effectieve copingvaardigheden zijn onvoldoende aanwezig (…) Zelfcontrole is in enige mate aanwezig: hij gebruikt al enkele jaren geen middelen meer en houdt zich de laatste periode aan werkafspraken. (…) Er lijkt in enige mate sprake van motivatie voor behandeling zij het dat deze motivatie waarschijnlijk ingegeven wordt vanuit procespositie. (…) Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, wordt in eerste instantie behandeling van de persoonlijkheidsstoornis geadviseerd ter reductie van het als hoog ingeschatte recidiverisico. Waarbij gedacht kan worden aan cognitieve gedragstherapie, schematherapie, behandeling gericht op de emotie en impulsregulatie. Geadviseerd wordt zo snel mogelijk zijn partner, met wie hij een positieve relatie heeft, te betrekken bij de behandeling. Aangezien naar voren komt dat delict gedrag herhaaldelijk, indien bewezen, ontstond binnen een partnerrelatie. Ook wordt geadviseerd de ouders bij de behandeling te betrekken als positieve hulpbronnen (en gezien zijn werk op de markt wat mede afhankelijk is van ouders). Tevens is het van belang dat betrokkene leert hulp te vragen bij problemen en niet alles op eigen houtje op wil knappen. Voor behandeling zal wel motivatie ontwikkeld moeten worden. Betrokkene heeft nog nauwelijks behandeling gekregen en lijkt zich ook geen beeld te kunnen vormen waar behandeling behulpzaam bij kan zijn en kijkt er vanuit zijn (jeugd)ervaringen negatief tegen aan. Hij zal “voorbereid moeten worden” alvorens behandeling van start kan gaan. Voor deze voorbereiding, voor het opstellen van een passend behandelplan en eventueel aanvullende diagnostiek naar neurobiologische factoren, wordt in eerste instantie een forensisch klinische opname geadviseerd. Te zijner tijd is het opstellen van een delictanalyse van belang. Het zorg- en beveiligingsniveau van een FPA is volgens rapporteurs toereikend. Een klinische opname die voortgezet kan worden in een ambulante (dag)behandeling indien de randvoorwaarden hiervoor duidelijk zijn neergezet en geformuleerd. Een start met een ambulante behandeling wordt niet geadviseerd. In de ambulante situatie zal betrokkene al weer snel erg druk zijn met werk en het georganiseerd houden van zijn dagelijks leven en zich aan behandelafspraken gaan onttrekken. Tenslotte: betrokkene wordt verdacht van een ernstig zedendelict. Indien bewezen is zedenbehandeling aangewezen voor recidive vermindering. Waarbij ook gedacht kan worden aan de Klinische Behandeling bij van der Hoeven of bij GGZ Drenthe. Ook ontkennende mensen veroordeeld voor een zedendelict kunnen bij van der Hoeven behandeld worden.(…) De beschreven
behandeling en begeleiding kan worden gerealiseerd binnen de maatregel tbs met voorwaarden. Alhoewel betrokkene een slechte naam heeft wat betreft het zich houden aan regels en voorwaarden schat rapporteur in dat dit kader, als flinke stok achter de deur, passend is om betrokkene gemotiveerd te krijgen en te houden voor het bovenbeschreven interventieadvies en zich te houden aan de voorwaarden. (…) Om zijn motivatie, en de
haalbaarheid van het advies te toetsen wordt nader onderzoek door de reclassering geadviseerd om de haalbaarheid van dit kader in te schatten. Indien mogelijk, is het advies de TBS met voorwaarden aan te vullen met een gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) om hem -ook als de forensische behandeling binnen TBS kader afgerond is- langdurig via toezicht te kunnen monitoren op bijvoorbeeld het integreren van het geleerde uit de (zeden) behandeling in zijn dagelijks leven, het aandacht blijven houden voor van risicofactoren, en met name relaties, het uitbouwen en onderhouden van beschermende factoren en wanneer nodig opnieuw (zeden)behandeling of ondersteuning aan te kunnen bieden, om recidive te voorkomen.”
De psycholoog S.P.H. Lahaije komt in het rapport d.d. 14 maart 2025 tot soortgelijke bevindingen als de psychiater. Over het interventie-advies en het juridisch kader staat in het rapport het volgende:
“Gezien het hoge recidiverisico wordt geadviseerd om de bovenstaande behandeling op te leggen in het kader van een TBS. Hierbij kan gedacht worden aan een TBS met dwangverpleging of een TBS met voorwaarden. (…) Daarom is een strikter kader noodzakelijk, zodat hij in een klinische setting mogelijk meer inzicht kan geven in zijn innerlijke belevingswereld. Na bespreking van deze mogelijkheden gaf betrokkene aan enigszins gemotiveerd te zijn voor klinische behandeling via een TBS met voorwaarden. Betrokkene geeft aan dat zijn motivatie is om het besproken patroon te doorbreken. Ondanks de problemen door zijn leven heen, heeft betrokkene nog nooit een klinische behandeling genoten. Hij lijkt in contacten met reclassering in staat zich aan de gestelde voorwaarden te houden, ondanks dat hij een eerste afspraak eerder heeft gemist. Ook heeft hij tijdens een eerdere detentie (ISD) laten zien twee wekelijks met verlof te zijn gegaan en te zijn gaan werken. Voor zover bekend hebben zich hier geen bijzonderheden in voorgedaan. Het TBS met voorwaarden kader kan als flinke stok achter de deur dienen om hem voldoende te motiveren om aan te haken aan de nodige behandeling. Er wordt echter nader haalbaarheidsonderzoek door de reclassering geadviseerd om de daadwerkelijke haalbaarheid te onderzoeken. Het beveiligingsniveau van een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) lijkt hierbij ook voldoende. Het risico op onttrekking wordt als laag ingeschat, evenals de kans op intramurale agressie.”
In het reclasseringsrapport, opgemaakt door mevr. N.A.A. van Veggel d.d. 19 september 2025, is voor zover relevant, onder meer het volgende opgenomen:
“Wij adviseren negatief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een tbs met voorwaarden. De gedragsdeskundigen adviseren, bij een bewezenverklaring, een klinische behandeling waarbij de persoonlijkheidsstoornis wordt behandeld en de behandeling gericht is op zeden. Betrokkene wil zo snel mogelijk zijn leven hervatten, buiten de muren van detentie of een kliniek. Wij verwachten dat zijn wens tot autonomie niet strookt met de geadviseerde klinische behandeling. Tevens geeft de psychiater A. Gosker aan dat zijn motivatie voor behandeling verder ontwikkeld dient te worden. De huidige motivatie voor een klinische behandeling is gering en lijkt extern bepaald. Daarnaast heeft betrokkene onvoldoende probleeminzicht en ontkent hij de ten laste gelegde feiten, waardoor hij de noodzaak onvoldoende inziet voor een klinische behandeling. Samenwerking met de reclassering is van essentieel belang bij een tbs met voorwaarden. Echter gaf betrokkene bij rapporteur aan wel medewerking te zullen verlenen maar hiervan niet de meerwaarde
te zien. Uit het verleden blijkt dat er diverse reclasseringstoezichten negatief zijn geretourneerd, doordat betrokkene niet afsprakentrouw was en ook bijzondere voorwaarden overtrad, zoals overtreding van een contactverbod en zich niet behandelbaar opstelde bij een ambulante behandeling. Gedurende zijn laatste schorsingstoezicht rapporteerde de betreffende toezichthouder van betrokkene dat hij ongrijpbaar was waardoor enkel ingezet werd op risicomanagement. Indien bewezen, is betrokkene gerecidiveerd tijdens zijn toezicht in het kader van de schorsing van de preventieve hechtenis. Tevens liet betrokkene een sociaal wenselijke houding zien bij beide gedragsdeskundigen en rapporteur. De verwachting is dat betrokkene dezelfde houding zal laten zien gedurende een klinische behandeling waardoor stagnatie van de behandeling verwacht wordt. Door het bovenstaande wordt het afbreukrisico hoog ingeschat waardoor de kans op een eventuele
omzetting naar tbs dwangverpleging aanwezig zal zijn.”
Eendaadse samenloop.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop. Het gaat steeds om hetzelfde feitencomplex. Voor de bestraffing past de rechtbank daarom enkel de bepaling toe, waarop de zwaarste straf is gesteld, in dit geval artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen straf.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank acht het, ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van herhaling van ernstige delicten, noodzakelijk dat naast de gevangenisstraf aan verdachte ook de maatregel tbs met dwangverpleging wordt opgelegd. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Er is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten. Het bewezenverklaarde feit 1 betreft een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Tijdens het begaan van het feit was sprake van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens, zoals blijkt uit de hiervoor reeds genoemde psychiatrische en psychologische Pro Justitia rapportage. Er is sprake van een hoog recidiverisico, waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank heeft bij haar afweging of de maatregel moet worden opgelegd ook de veelvuldigheid en de ernst van eerdere veroordelingen van verdachte betrokken.
De rechtbank acht tbs met dwangverpleging noodzakelijk.
De gedragsdeskundigen hebben weliswaar een tbs met voorwaarden geadviseerd, maar hebben daarbij uitdrukkelijk het voorbehoud gemaakt dat door de reclassering nader onderzoek moet worden gedaan om de haalbaarheid hiervan te toetsen.
De reclassering geeft in haar rapportage, anders dan de raadsvrouw betoogt, heel duidelijk aan dat en waarom tbs met voorwaarden geen haalbare optie is. De rechtbank volgt de conclusies van de reclassering in dat verband.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dringend behandeling nodig heeft om recidive te voorkomen. Naar aanleiding van de adviezen die er liggen, is de rechtbank van oordeel dat het niet mogelijk is om de behandeling in het kader van tbs met voorwaarden vorm te geven, zodat de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om in aanvulling op (en aansluitend aan) de tbs-maatregel een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De doelen die met een dergelijke maatregel worden nagestreefd, worden voldoende gewaarborgd door de ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging, zodat de rechtbank onvoldoende toegevoegde waarde ziet in het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Voorwaardelijke verzoeken.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd en ziet zij daarom geen noodzaak om de door de verdediging bij voorwaardelijk verzoek verzochte getuigen te horen. Tevens ziet de rechtbank geen noodzaak tot het verstrekken van het reclasseringsdossier, noch tot het opdragen aan de reclassering om zorg te dragen voor de indicatiestelling. De rechtbank zal de verzoeken van de verdediging dan ook afwijzen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij, aangeefster [slachtoffer 1] , heeft een vordering tot immateriële schadevergoeding van € 10.000,- ingediend tegen verdachte, vanwege het lichamelijk en psychisch letsel, te weten PTSS, dat zij heeft overgehouden aan de door verdachte gepleegde feiten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, wegens de bepleite vrijspraak van feit 1 en de vordering enkel daarop betrekking lijkt te hebben. Mocht toch een vergoeding volgen voor de mishandeling, dan moet flink gematigd worden. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van verkrachting komt, heeft de raadsvrouw bepleit dat het bedrag gematigd dient te worden tot € 3.000,-, omdat het trauma niet voldoende is onderbouwd, er geen geweld is gebruikt en de feiten zich hebben afgespeeld binnen het ‘datingkader’.
Beoordeling.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk en wijst derhalve de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe. Zij veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 10.000,- , bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een telefoon (PL2100-2024027671-2264425), vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerp is gebruikt bij het begaan van feit 1.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een steekwapen (PL2100-2024027671-2264451) en een bijl (PL2100-2024027671-2264454), vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 55, 63, 242, 300 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
verkrachting
in eendaadse samenloop begaan met:
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1:
De maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 10.000,- bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 10.000,-.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn betalingsverplichtingen bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot betaling.
Beslag.
  • verklaart verbeurd:
  • Onttrekt aan het verkeer:
o 1 STK Steekwapen (PL2100-2024027671-2264451)
o 1 STK Bijl (PL2100-2024027671-2264454).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. S.A.E.M. Rampaart, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.P.A. Willems, griffier,
en is uitgesproken op 24 oktober 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, met onderzoeksnummer OBRBC24022, onderzoek Thalassa, sluitingsdatum 17 december 2024, aantal doorgenummerde pagina’s: 233.