ECLI:NL:RBOBR:2025:6883

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
01.058536.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, vrijspraak voor feit 3 en gedeeltelijke toewijzing schadevergoeding

Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, dat op het moment van de feiten 13 jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een 38v-maatregel opgelegd, bestaande uit een contact- en locatieverbod voor 5 jaren, dat dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank sprak de verdachte vrij van feit 3, omdat niet kon worden vastgesteld dat de seksuele handelingen ook na 1 juli 2024 hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als voldoende geacht om tot een bewezenverklaring van feit 1 en 2 te komen, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.058536.25
Datum uitspraak: 24 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2022 tot en met 30 juni 2024 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2010] ,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] ,
te weten het duwen/brengen en/of houden en of (heen en weer) bewegen van zijn hand en/of vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ,
terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
T.a.v. feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juni 2022 tot en met 30 juni 2024 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2010] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
meermalen, althans eenmaal,
- het betasten/aanraken van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het knijpen in de borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of het betasten/aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten/aanraken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en/of
- het zich aftrekken, terwijl die [slachtoffer 1] dit kon zien en/of het tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 1] ,

terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;

T.a.v. feit 3:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 9 december 2024 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, althans in Nederland,
met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] ,
een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
meermalen, althans eenmaal,
- het betasten/aanraken van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven over en/of betasten/aanraken van het (boven)been van die [slachtoffer 1] ,

terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a en/of b, omschreven omstandigheden, te weten jegens een aan de zorg, waakzaamheid en/of opleiding van verdachte toevertrouwd kind en/of een aan verdachte ondergeschikt kind.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle drie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de in de pleitnota genoemde gronden integrale vrijspraak bepleit van feit 1 en feit 3. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het
‘zich laten aftrekken’door [slachtoffer 1] , het
‘zich aftrekken’terwijl [slachtoffer 1] dit kon zien en de
‘zorg en/of waakzaamheid’.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Vrijspraak feit 3.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 3 ten laste is gelegd, te weten dat de seksuele handelingen ook in de periode na 1 juli 2024 hebben plaatsgevonden.
Tijdens het informatieve gesprek heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de laatste ontuchtige handelingen in juni 2024 zouden hebben plaatsgevonden. De verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie en ter terechtzitting sluiten daar bij aan, waar hij heeft verklaard dat er na juni 2024 geen ontuchtige handelingen meer hebben plaatsgevonden. Het dossier bevat bij deze stand van zaken naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigende ijkpunten om met voldoende zekerheid vast te stellen dat de door verdachte gepleegde handelingen ook nog na juni 2024 hebben plaatsgevonden zodat hij van het derde feit zal worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2. Dat volgt uit de feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de hieronder uitgewerkte bewijsmiddelen. Na de weergave van de bewijsmiddelen zal de rechtbank nog enkele bijzondere overwegingen wijden aan het bewijs.
1. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 19 december 2024, p. 13, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Informatie over het gesprek
Informatief gesprek met: [slachtoffer 1] (vrouw), geboren op [2010] te Helmond, nationaliteit Nederlandse, [adres 1]
Rol gesprekspartner: Aangever
Datum en tijd gesprek: Op donderdag 19 december 2024 tussen 13:05 uur en 14:00 uur
Feiten en omstandigheden
Tijdens het intake gesprek vertelde [slachtoffer 1] ons het volgende:
Dat ze 13 jaar was toen er een feestje was van haar zus in de schuur. Dat hij met zijn hand onder haar shirt was gegaan.
Dat het ging om haar oom [verdachte] . Dat is de man of vriend van haar tante [getuige 1] .
Hij pakte bij haar tieten ook onder het shirt. Als hij dat deed dat duwde hij haar altijd weg.
Dat het vaker gebeurde. Dat hij ook aan haar flamoes (vagina) zat. Een keer op en een keer onder haar kleding. Dat ze ook een keer door hem was gevingerd. Hij was met zijn vinger in haar gaatje gegaan. Dat was in de woning van haar nicht [persoon 2] . Ze lag toen op de bank onder een dekentje en [persoon 2] lag er ook bij. Ze waren een film aan het kijken. [persoon 2] was even iets gaan pakken en toen kwam [verdachte] naast haar zitten onder het zelfde dekentje. [verdachte] heeft haar toen gevingerd.
Het aanraken was ook 1 x gebeurd bij haar vader thuis in Bakel, 1 x bij de visvijver. Ze was toen met [verdachte] en met [persoon 2] en haar neef en zusje bij de visvijver. Ze dacht dat ze met de groep bij elkaar zouden blijven maar de anderen renden weg en toen was ze nog alleen met [verdachte] . Toen was [verdachte] onder haar bh gegaan met zijn hand.
In juni 2024 was de laatste keer dat er iets was gebeurd tussen haar en [verdachte] . Toen lag ze samen op bed met [persoon 2] en lag [verdachte] er ook bij. Ze had een filmpje gemaakt dat [verdachte] toen aan haar zat in de buurt van haar geslachtsdeel over haar kleding.
[verdachte] ging in de deuropening staan en liet zijn blote stijve piemel zien. [slachtoffer 1] lag toen bij haar nichtje in bed. Dat [slachtoffer 1] toen 13 of 14 jaar was.
Waar is het gebeurd: [adres 2] .
2) Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 24 december 2024, p. 26, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] vertel eens wanneer het seksueel misbruik door oom [verdachte] is begonnen?
-Alles gebeurde tussen de leeftijd van 13 en 14 jaar. Ik ben in juni 2024 14 jaar geworden.
Welke keer weet je nog wel?
-Bij de visvijver en toen ik in bed lag met mijn nichtje en bij een feestje. Ook op de bank toen ik een film aan het kijken was.
Vertel eens over de keer bij de visvijver?
- We zijn naar de visvijver gegaan.
Wat is daar verder gebeurd?
-Toen ze aan het vissen waren ging ik daar zitten. Mijn neefje en zus waren dichtbij de vijver. [persoon 2] stond bij mij maar was met haar telefoon bezig. Ik zat op een bankje en [verdachte] zat naast mij. Hij zat steeds met zijn vingers over mijn been te wrijven.
En verder?
-Verder niks, daar is het bij gebleven. Hij ging wel steeds hoger richting mijn vagina.
Heeft hij hierbij jouw vagina geraakt?
-Ja een beetje wel. Het was over de kleding.
Waar was die visvijver?
-In Bakel
Vertel eens over het feestje?
-We hadden een verjaardagsfeestje bij ons thuis maar ik weet niet meer wie er jarig was. Het was bij papa thuis in Bakel. We waren in de schuur aan het stoeien.
Wie waren er bij?
- [persoon 3] , [persoon 4] volgens mij, ik en volgens mij ook [persoon 2] en [verdachte] .
Vertel eens over het stoeien?
- [verdachte] deed mee met stoeien en hij pakte heel veel mij. Hij ging op een moment onder mijn kleding onder mijn BH en raakte mijn borst aan.
Hoe ging dat aanraken?
-Vol met zijn hand naar mijn borst toe en hij kneep erin en toen liet hij weer los.
Vertel eens over de keer dat je op bed lag?
-Ik lag met [persoon 2] in bed. [persoon 2] lag op haar buik op bed met haar hoofd naar het voeteneind. Toen kwam [verdachte] en hij ging op dezelfde manier liggen op het bed als [persoon 2] naast [persoon 2] . [verdachte] ging toen met zijn hand naar achter en hij streelde over mijn been en vervolgens ook over mijn vagina.
Hoe ging dat strelen?
-Hetzelfde als de keer ervoor. Recht naar boven en zo ging dat de hele tijd door.
Van mijn knie tot aan mijn vagina. Ik heb hier een filmpje van dat jullie al hebben. Je ziet ook op het filmpje dat ik steeds mijn been ervoor houd om het te laten stoppen. Het strelen was over de kleding.
Je vertelde ook iets over film kijken op de bank?
-Ja, ik was met [verdachte] en [persoon 2] . We keken samen op de bank een film. Er was maar 1 deken. Ik lag onder het deken. Ik zat tussen [verdachte] en [persoon 2] in. Eerst had ik een deken samen met [persoon 2] en later toen [persoon 2] weer terug was van drinken halen zei [verdachte] dat hij het koud had en vroeg om het deken. Hij legde toen het deken over zichzelf en over mij heen.
Hij legt het deken over jullie heen en dan?
-Hij begon weer over mijn been te strelen en daarna ging hij me vingeren.
Hoe ging dat dan?
-Mijn pyjama heeft een kort broekje en dat had ik aan. Het zit niet strak maar beetje wijd. Bovenin zat een elastiek. Eerst streelde hij over het broekje over mijn vagina en daarna ging hij via de broekspijp met zijn hand naar mijn vagina en ging hij mij vingeren.
En wat doet hij dan precies?
-Met zijn vingers in mijn vagina onder mijn string.
Wat doet hij met zijn vingers?
-Hij deed 2 vingers in mijn vagina en maakte op en neergaande bewegingen van boven naar beneden.
opmerking verbalisant?
-Getuige laat zien wat hij met zijn vingers deed en ze maakt een beweging met de handpalm naar boven en met 2 vingers een beweging uitgestrekt en dan naar binnen.
Hoe weet je dat het 2 vingers waren?
-Omdat je dat voelt.
Maar hoe voelde je dan dat het 2 vingers waren?
-Ik voelde het aan de dikte en dat er een lijn tussen de vingers zit.
Hoe lang heeft het geduurd?
-Niet zo lang ik denk 5 minuten misschien iets korter.
Zijn er nog meer dingen gebeurd?
-Ja hij heeft mijn hand naar zijn piemel getrokken.
Had jij zijn piemel wel eens vaker gezien?
-Ja die keer ervoor in het gangetje.
3) Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 7 januari 2025, p. 35, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2024 (de rechtbank leest december) vroeg ik aan [verdachte] : “Moet je niet iets vertellen?” en “Heb jij aan ons [slachtoffer 1] gezeten?” Ik bedoelde [slachtoffer 1] . Ik vroeg wat er was gebeurd. Hij gaf aan dat hij haar aan de borsten had betast en dat hij ook tweemaal achter het broekje is geweest.
Heeft hij(de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] )
gezegd wat daar toen gebeurde?
-Ja. [persoon 2] en [slachtoffer 1] lagen op de bank. [verdachte] is tussen de meiden gaan inzitten. [slachtoffer 1] pakte de hand van [verdachte] en legde die op haar kruis.
En de keer ervoor erin hoe ging dat?
-Dat was een moment op de bank samen film kijken. Ze zaten toen onder een deken. Ze waren elkaar aan het kriebelen. Gewoon zo over de arm. [verdachte] en [slachtoffer 1] waren elkaar aan het kriebelen. Hij ging daarbij ook kriebelen over haar borsten en ook over haar benen. Daar is hij ook ergens met zijn hand achter haar broekje gekomen. Hij zei dat hij hier een paar seconden achter is geweest. Hij zei ik heb kort met haar clitje gespeeld.
4) Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 24 februari 2025, p.66, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Wat heb je tegen haar (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] ) verteld?
-Ik heb tegen haar hetzelfde verteld. Dat ik een keer of acht haar borsten heb aangeraakt en twee keer in haar broekje ben geweest.
5) De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2025, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
De seksuele handelingen met [slachtoffer 1] zijn begonnen in de zomer van 2023. Er was toen een feestje bij [persoon 1] thuis. Ik had daar in de schuur een stoeipartij met [slachtoffer 1] en ik heb daarbij haar borsten aangeraakt. Dit was de eerste keer.
Het volgende moment was toen wij gingen vissen bij een visvijver. Ik en [slachtoffer 1] zaten naast elkaar. Ik heb haar been aan de binnenkant gekriebeld en ik heb daarna haar kruisstreek aangeraakt. Dat was over de kleding. Ik prikte met mijn vingers in de zijkant van haar bost.
Daarna zijn wij naar huis gegaan. [slachtoffer 1] ging bij ons logeren. Mijn vrouw [getuige 1] moest toen werken. Ik was alleen met mijn minderjarige dochter [persoon 2] en [slachtoffer 1] thuis. Ik was dus de enige volwassene op dat moment. Wij keken met zijn drieën een film op de bank. Ik heb haar bij haar voeten en onderbenen gekriebeld. Ze kwam recht naast me zitten. Ik heb daarna haar arm en buik gekriebeld. Vervolgens heb ik haar shirtje omhoog gedaan en haar borsten gestreeld. Daarna heb ik mijn hand boven haar kruis gelegd en op en rond haar kruis gestreeld en gekriebeld. Zij ging op mijn broek kriebelen en toen heb ik haar vagina vastgepakt en soortgelijke bewegingen gemaakt en gemasseerd.
Later die avond stond ik in de badkamer met mijn ontblote piemel bij de deur.
Een andere keer moest ik naar het toilet en [slachtoffer 1] liep achter mij in het gangetje van de woning. Ik draaide me om en ik streelde haar buik en de bovenkant van haar vagina.
Verder is [slachtoffer 1] één keer in mijn broek geweest. Zij legde haar hand op mijn broek en heeft daar gekriebeld. Ik tilde mijn broeksband op zodat zij erin kon en zij kneep toen in mijn geslachtsdeel. De seksuele handelingen zijn gestopt rond mei of juni 2024. Van de laatste keer zou zij een video hebben gemaakt.

De bewijsoverwegingen.

Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich vaak kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de ten laste gelegde seksuele handelingen. Vaak is het ook zo dat de verklaring van het slachtoffer tegenover de verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er meestal niet. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal.
In deze zaak wordt de verklaring van slachtoffer en aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) op belangrijke en specifieke punten ondersteund door de verklaring van verdachte. Verdachte heeft namelijk bekend dat hij op verschillende momenten de borsten van [slachtoffer 1] heeft betast, dat hij haar schaamstreek en vagina heeft gestreeld en dat zij zijn penis heeft betast.
Feit 1
Betrouwbaarheid
Op het punt van het binnendringen van haar lichaam met de vingers door verdachte wijkt de verklaring van [slachtoffer 1] af van de verklaring die de verdachte hierover heeft afgelegd. Hij stelt dat dit nooit is gebeurd. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 1] en acht deze betrouwbaar. De rechtbank overweegt daartoe dat zij uitgebreid, gedetailleerd, consistent en consequent heeft verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Ze heeft gedetailleerd verklaard over wezenlijke elementen, zoals de plek waar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en de manier waarop dit is gebeurd. Zo heeft zij de bewegingen die verdachte maakte beschreven en wat zij daarbij voelde. Tegenover zijn partner [getuige 1] heeft verdachte gezegd dat hij aan de clitoris van aangeefster heeft gezeten. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster dan ook zonder meer betrouwbaar.
De raadsman heeft op gronden in zijn pleitnota betoogd dat de verklaring van getuige [getuige 1] van 7 januari 2025 onvoldoende betrouwbaar is. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De getuige geeft in haar eerste verklaring gedetailleerd weer wat zij rechtstreeks van verdachte heeft vernomen toen zij hem vroeg of en zo ja wat er was voorgevallen. In haar verklaring van 10 februari 2025 stelt zij dat ze woorden gebruikt heeft die “hij niet gebruikt heeft”. Dit maakt haar verklaring van 7 januari 2025 naar het oordeel van de rechtbank niet onbetrouwbaar. Naast de mate van detaillering van haar januari-verklaring weegt daarbij mee dat ze daar niet uit zichzelf op terugkomt maar pas als zij daarover een maand later opnieuw door de politie over wordt bevraagd.
Derhalve kan ook haar verklaring - naast zoals genoemd de deels bekennende verklaring van verdachte - worden aangemerkt als steunbewijs.
De rechtbank acht mitsdien bewezen dat de ontuchtige handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] .
Feit 2
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de vagina en borsten van [slachtoffer 1] heeft betast, zijn penis aan haar heeft getoond en zij zijn penis heeft betast. Hij heeft echter stellig ontkend dat hij zich door [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken en zich heeft afgetrokken terwijl [slachtoffer 1] dit kon zien.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is, vindt deze met betrekking tot het aftrekken onvoldoende steun in de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Nu er ten aanzien van deze specifieke ontuchtige handelingen geen andere verklaringen zijn, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat deze hebben plaatsgevonden.
Dit betekent dat de rechtbank verdachte partieel moet vrijspreken van voornoemde handelingen.
Periode feit 1 en 2
Bij de bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 gaat de rechtbank uit van een kortere periode dan is ten laste gelegd, omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de tenlastegelegde handelingen vóór de zomer van 2023 al plaatsvonden. Om die reden zal de rechtbank 1 juni 2023 als startdatum van de pleegperiode nemen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1
in de periode van 1 juni 2023 tot en met 30 juni 2024 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2010] ,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] ,
te weten het duwen/brengen en houden en (heen en weer) bewegen van zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ,
terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
T.a.v. feit 2
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2023 tot en met 30 juni 2024 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2010] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten/aanraken van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het knijpen in de borst(en) van die [slachtoffer 1] en het betasten/aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en
- het laten betasten/aanraken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en
- het tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 1] ,

terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, gekoppeld aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met als aanvulling daarop een locatieverbod voor het dorp Bakel (in de door de rechtbank te bepalen vorm) en met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het aantal dagen dat verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur passend acht, dan dient deze in voorwaardelijke vorm te worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en met een proeftijd van drie jaren, eventueel gecombineerd met een taakstraf van door de rechtbank te bepalen duur.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer één jaar schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, waarbij éénmaal ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte was ten tijde van de gepleegde feiten 47 jaar oud en heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd van zijn nichtje en het vertrouwen dat zij in hem, als oom, stelde. Zij had dezelfde leeftijd als de dochter van verdachte en was haar vriendin. In bijna alle gevallen was [slachtoffer 1] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd. Zij zal moeten leven met het feit dat haar eerste seksuele ervaring met haar oom is geweest. Verdachte heeft daarmee niet alleen een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit, hij heeft ook de normale seksuele ontwikkeling van [slachtoffer 1] doorkruist. Hij heeft met zijn handelen het welzijn en de ontwikkeling van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens zonder rekening te houden met de geestelijke ontwikkeling van [slachtoffer 1] en de geringe mate waarin zij op dat moment in staat was de gevolgen van de haar opgedrongen seksuele handelingen te overzien. De ontucht vond plaats op diverse plekken en tweemaal in het huis van verdachte, waar het slachtoffer op dat moment logeerde. Dit had een plek moeten zijn waar zij zich veilig en geborgen had moeten kunnen voelen. Uit de verklaring die de moeder van het slachtoffer namens haar ter terechtzitting heeft voorgelezen volgt dat zij nu nog altijd last heeft van het handelen van verdachte. Hieruit blijkt dat het handelen van verdachte ook op de familie van [slachtoffer 1] een grote impact heeft gehad en nog steeds heeft. Dit alles neemt de rechtbank verdachte kwalijk en rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in de justitiële documentatie van verdachte gezien dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 24 juni 2025.
Uit dit rapport volgt dat er met name problemen zijn met het psychosociaal/seksueel functioneren van verdachte en zijn partner- en familiecontacten. Er is reeds een traject bij de Rooyse Wissel gestart. Op basis van het ingeschatte risico, de aanwezige risicofactoren en het ontbreken van gedragsdeskundige diagnostiek acht de reclassering het nodig dat het reclasseringstoezicht wordt voortgezet. Om de risico’s te beperken, is continuering van behandeling noodzakelijk. Bovendien heeft het toezicht een positief effect op het aangaan en structureren van sociaal contact en op de wijze waarop verdachte hiermee omgaat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en hier een aantal voorwaarden aan te koppelen, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en diagnostiek, een contactverbod met het slachtoffer en het vermijden van contact met minderjarigen (behoudens zijn minderjarige kinderen).
Ook houdt de rechtbank rekening met hetgeen de deskundige E. de Vries, GZ-psycholoog, in haar tussentijdse evaluatie van 25 september 2025 naar voren heeft gebracht. De deskundige komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en vermijdende trekken. Om de kans op recidive te verkleinen, is een forensische ambulante behandeling aangewezen, met als doel het versterken van emotieregulatie, het vergroten van zelfinzicht en het ontwikkelen van gezonde relationele vaardigheden.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank uit een oogpunt van vergelding en ter bescherming van de maatschappij en in verband met een juiste normhandhaving, een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Een korter onvoorwaardelijk strafdeel zou geen recht doen aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De tijd die door verdachte in hechtenis is doorgebracht komt hierop in mindering.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van feit 3, wat betreft feit 1 en feit 2 een kortere periode bewezen verklaart en bepaalde ontuchtige handelingen niet bewezen heeft geacht. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de houding van verdachte op zitting veranderd is ten opzichte van zijn houding tijdens het verhoor bij de politie, in die zin dat verdachte nu wel zijn verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn gedrag en de ontuchtige handelingen die hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, met uitzondering van het vermijden van contact met minderjarigen en een contactverbod met [slachtoffer 1] . Voor het opleggen van de bijzondere voorwaarde om contact met minderjarigen te vermijden, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier. De rechtbank zal verder reeds een contactverbod met [slachtoffer 1] opleggen als maatregel ex. artikel 38v Sr en ziet daarom geen aanleiding om dit tevens als bijzondere voorwaarde op te nemen.
De bijzondere voorwaarden dienen niet alleen ter bevordering van stabiliteit in het leven van verdachte, maar zullen naar verwachting ook bijdragen aan het verminderen van de kans op nieuwe strafbare feiten. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat het behandeltraject van verdachte (na zijn vrijlating) wordt voortgezet. Zij zal langer dan geadviseerd, een proeftijd van drie jaren koppelen aan de bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
38v-maatregel
In het belang van de beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten vindt de rechtbank aanleiding om aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Deze maatregel bestaat uit een contact- en locatieverbod.
Het contactverbod houdt in dat verdachte gedurende vijf jaren geen direct of indirect contact mag hebben met slachtoffer [getuige 1] .
Het locatieverbod houdt in dat verdachte zich gedurende vijf jaren tijdens de weekenden die vallen in de weeknummers die eindigen op een oneven getal, niet zal bevinden in het dorp Bakel. Om verdachte ertoe te zetten zich aan deze verboden te houden, zal de rechtbank bepalen dat zeven dagen hechtenis wordt toegepast voor elke overtreding van het contactverbod, met een maximum van zes maanden. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vader van [slachtoffer 1] op dit moment in Bakel woont, dichtbij het huis waar [getuige 1] (de ex-partner van verdachte) woont. Verdachte heeft nog contact met [getuige 1] en zijn kinderen en is daarom ook vaak in Bakel. De advocaat van de benadeelde partij heeft ter zitting aangevoerd dat [slachtoffer 1] en haar familie het belangrijk vinden dat dit contact niet wordt belemmerd. Om die reden zal de rechtbank het locatieverbod in beperkte vorm opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Daarom zal de rechtbank deze maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende maar reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Inleiding.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 8.000,- ingediend vanwege immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en volledig moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht het gevorderde immateriële schadebedrag te matigen en hierbij gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid.
Beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien het strafdossier en gelet op de onderbouwing van de vordering, vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde immateriële schade heeft geleden. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer grote gevolgen heeft voor de geestelijke gezondheid van de benadeelde partij. Gelet op het voornoemde acht de rechtbank komen vast te staan dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van deze schade heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Alles afwegende acht de rechtbank in deze zaak het gevorderde bedrag van € 5.000,- redelijk en zal de schade dus ook op dat bedrag vaststellen en vergoeding van dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 (de einddatum van de pleegperiode) tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 245 (oud), 247 (oud), 248 (oud) Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder 1 en onder 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Ten aanzien van feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen

en

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt hiervoor op de volgende straf en maatregelen:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
5 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank stelt daarbij de volgende voorwaarden.
Als algemene voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088-8041504. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. Veroordeelde werkt mee aan verdiepingsdiagnostiek en daaruit volgende ambulante behandeling, mits de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
De rechtbank geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Legt op een maatregel tot beperking van de vrijheid voor de duur van
5 jaren, bestaande uit een
contactverbod, inhoudende dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [2010] ,
en
een
locatieverbod,inhoudende dat veroordeelde zich gedurende 5 jaren tijdens de weekenden die vallen in de weeknummers die eindigen op een oneven getal, niet zal bevinden in het dorp Bakel, gelegen in de gemeente Gemert-Bakel, Noord-Brabant.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank heft het tegen verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 5.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 1] , van een bedrag van 5.000,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.H.M. Bloebaum, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Durmuş, griffier,
en is uitgesproken op 24 oktober 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, team Zeden, met proces-verbaalnummer PL2100-2024271532, afgesloten op 24 februari 2025, pag. 1 tot en met pag. 70.