Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
“Ok kan je morgen 1 pan soep maken, de nieuwe ingrediënten liggen boven in de trap in Aldi tas”, in juli 2023:
“Als je het gisteren heb gemaakt is prima, zondag maak ik het wel”, op 3 oktober 2023:
“Maak 1 soep alsjeblieft”en op 8 oktober 2023:
“(…) Hoef geen soep, kom morgen even langs”. Op 17 juli 2023 bericht verdachte aan ‘ [persoon 2] ’:
“Beesjes in de soep”, waarop ‘ [persoon 3] ’ direct reageert met:
“Ok kom morgen even langs, hoef niks te doen”. De verklaring van verdachte dat deze berichten gaan over de soep die hij als chef-kok maakt, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Deze berichten hebben naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar betrekking op hennepteelt. Over de hele eerste verdieping bevonden zich voorwerpen die passen bij hennepteelt. In de badkamer zijn meerdere jerrycans aangetroffen met voeding en insectenbestrijdingsmiddelen en op de waterton die in de gang stond, lag een handgeschreven briefje met een instructie voor het toedienen van een voedingsmiddel. Dit sluit naadloos aan op de situatie waarin soep codetaal is voor hennep. De rechtbank leidt uit deze berichten bovendien af dat verdachte een actieve bijdrage heeft verricht aan de hennepteelt.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
taakstrafvoor de duur van
130 urensubsidiair 65 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , van een bedrag van
37.260,25 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] , van een bedrag van 37.260,25 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 221 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
1.029,83 euro, ter vergoeding van de kosten van de vernietiging van beslag en bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 20 dagen.