ECLI:NL:RBOBR:2025:6576

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
01.072459.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en beschadigen van elektriciteitswerk in Helmond

In deze strafzaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt in zijn eigen woning, het illegaal afnemen van elektriciteit en het beschadigen van een elektriciteitswerk. De verdachte werd beschuldigd van drie feiten: het telen van 160 hennepplanten in zijn woning, het stelen van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij en het beschadigen van de veiligheidsmaatregelen van het elektriciteitswerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 130 uren en een maatregel tot kostenverhaal van € 1.029,83. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de illegaal afgenomen elektriciteit, werd volledig toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.072459. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.072459.24 (strafzaak)
Datum uitspraak: 16 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1959] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Helmond
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres 1] ),
een hoeveelheid van (ongeveer) 160 hennepplanten, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
t.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 23 januari 2024 te Helmond (in perceel [adres 1] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van de verzegeling van de (hoofd)aansluitkast in de meterkast van genoemd perceel;
t.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 23 januari 2024 te Helmond in een woning ( [adres 1] ) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk enig elektriciteitswerk heeft vernield, althans beschadigd, althans onbruikbaar geeft gemaakt, althans een stoornis in de werking van dat werk heeft veroorzaakt en/of althans ten opzichte van dat werk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld,
althans dat het aan zijn,verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat enig elektriciteitswerk werd vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk ontstond en/of dat een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel werd verijdeld,
hebbende hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) een hennepkwekerij aangelegd in genoemde woning ten behoeve waarvan hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) buiten de elektriciteitsmeter en/of de aardlekschakelaar om middels een (illegale) elektriciteitskabel elektriciteit afgetapt,
terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten was en/of daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstond;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, inclusief het medeplegen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden als verwoord in zijn schriftelijke pleitnota integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 23 januari 2024 werd op de eerste verdieping van de flatwoning van verdachte, gelegen aan de [adres 1] in Helmond, een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Eén kamer was geheel ingericht als kweekruimte. In die kweekruimte stonden 160 hennepplanten. Aan de wand waren meerdere transformatoren gemonteerd. Boven de hennepplanten hingen in totaal 13 assimilatielampen van 600 watt. De kweekruimte was geïsoleerd en de luchtverversing en -afvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Op de gang, naast de toegang tot de kweekruimte, stond een grote waterton. Vanuit deze waterton liep een tuinslang naar de badkamer en was daar aangesloten op de kraan van de douche. Vanuit de kweekruimte liep er een luchtafvoerslang naar de naastgelegen kamer. Vanaf de gang liepen er twee stroomdraden naar de kweekruimte.
Daarnaast was in de meterkast sprake van een illegale aftakking ten behoeve van de stroomvoorziening van de kweekruimte. De fraude-inspecteur van netwerkbeheerder [benadeelde partij 1] heeft geconstateerd dat door de illegale aftakking gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
Verdachte was ten tijde van de inval door de politie de feitelijk huurder en gebruiker van de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Hij was op die dag alleen in het pand aanwezig en heeft de politie de toegang tot het pand verleend.
Verdachte is meerdere keren door de politie gehoord en heeft daarbij in grote lijnen het volgende verklaard. Hij huurt al 13 jaar de woning aan het [adres 1] in Helmond en stond als enige ingeschreven op dit adres. Verdachte was vaak van huis vanwege zijn werk als chef-kok in het buitenland. Verdachte zou bij een bakker door een man genaamd ‘ [persoon 1] ’ (bijnaam [persoon 1] ) zijn aangesproken met de vraag of verdachte een deel van zijn woning wilde onderverhuren. Daar is verdachte op ingegaan en heeft vanaf september 2023 een kamer verhuurd aan [persoon 1] . De huur bedroeg € 500,- per maand, die hij slechts één keer zou hebben gekregen. Verdachte zag eind september 2023, toen hij na een paar dagen thuiskwam van werk in Duitsland, dat er een hennepkwekerij was geïnstalleerd in de woning. Sindsdien was verdachte wegens bedreigingen min of meer gedwongen om zijn woning ter beschikking te stellen ten behoeve van de hennepkwekerij. Hij heeft geen bemoeienis gehad met de kwekerij, anders dan het uiteindelijk beschikbaar stellen van zijn woning, en kan niet exact aangeven wanneer de kwekerij daadwerkelijk in werking is gesteld. Verdachte had geen toegang tot de kweekruimte, omdat de deur op slot zat. Hij is onder druk gezet door voornoemde ‘ [persoon 1] ’ en een man genaamd ‘ [persoon 2] ’ (bijnaam [persoon 2] ). Verdachte had niet gezien dat er op illegale wijze stroom werd afgetapt.
Ter terechtzitting heeft verdachte min of meer hetzelfde verklaard, zij het dat zijn verklaring op een aantal punten afwijkt van zijn verklaringen bij de politie. Zo wisselt verdachte in zijn verklaring onder meer over wanneer hij voor het eerst zou hebben gezien dat er een hennepkwekerij in zijn woning was geïnstalleerd, wanneer hem duidelijk was dat er een oogst had plaatsgevonden en wanneer de bedreigingen zijn begonnen. Volgens verdachte valt dit te verklaren doordat zijn geheugen inmiddels door gezondheidsproblemen is aangetast. Ook is verdachte niet consistent daar waar hij eerst heeft verklaard dat hij de kweekruimte niet heeft gezien omdat de deur altijd op slot was, terwijl hij ter zitting heeft verklaard dat hij in het geheel niet op de hele eerste verdieping mocht komen. In ieder geval laten beide verklaringen zich er moeilijk mee verenigen dat verdachte naar eigen zeggen eind 2023 al hennepplanten in zijn woning heeft gezien (zoals hij bij de politie en ter zitting heeft verklaard).
Daar komt bij dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat die de verklaringen van verdachte zou kunnen onderbouwen. Evenmin heeft verdachte zijn verklaringen voldoende geconcretiseerd of verifieerbaar gemaakt. Verdachte heeft slechts verklaard dat deze onbekende personen de voornamen ‘ [persoon 1] ’ en ‘ [persoon 2] ’ en bijnamen ‘ [persoon 1] ’ en ‘ [persoon 2] ’ zouden dragen. Verdere gegevens die tot identificatie van deze onbekende personen zouden kunnen leiden, heeft verdachte niet verstrekt.
Ook zijn in de telefoon van verdachte WhatsApp-gesprekken aangetroffen die dateren van 16 juni 2023 tot en met 9 oktober 2023 met een contact ‘ [persoon 3] ’. Het berichtenverkeer beperkt zich hoofdzakelijk tot het door ‘ [persoon 3] ’ aankondigen van zijn komst en het maken van soep. Zo stuurt ‘ [persoon 3] ’ op 20 juni 2023:
“Ok kan je morgen 1 pan soep maken, de nieuwe ingrediënten liggen boven in de trap in Aldi tas”, in juli 2023:
“Als je het gisteren heb gemaakt is prima, zondag maak ik het wel”, op 3 oktober 2023:
“Maak 1 soep alsjeblieft”en op 8 oktober 2023:
“(…) Hoef geen soep, kom morgen even langs”. Op 17 juli 2023 bericht verdachte aan ‘ [persoon 2] ’:
“Beesjes in de soep”, waarop ‘ [persoon 3] ’ direct reageert met:
“Ok kom morgen even langs, hoef niks te doen”. De verklaring van verdachte dat deze berichten gaan over de soep die hij als chef-kok maakt, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Deze berichten hebben naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar betrekking op hennepteelt. Over de hele eerste verdieping bevonden zich voorwerpen die passen bij hennepteelt. In de badkamer zijn meerdere jerrycans aangetroffen met voeding en insectenbestrijdingsmiddelen en op de waterton die in de gang stond, lag een handgeschreven briefje met een instructie voor het toedienen van een voedingsmiddel. Dit sluit naadloos aan op de situatie waarin soep codetaal is voor hennep. De rechtbank leidt uit deze berichten bovendien af dat verdachte een actieve bijdrage heeft verricht aan de hennepteelt.
De verklaring van verdachte dat hij geen toegang tot de kweekruimte zou hebben gehad en daarom geen actieve rol kón hebben met betrekking tot de teelt, schuift de rechtbank terzijde, omdat er op de dag van de inval een sleutel op de deur naar de kweekruimte zat en verdachte zich dus wel degelijk de toegang daartoe kon verschaffen.
Ten slotte dragen de verbruiksgegevens van [benadeelde partij 1] (waarover hierna meer), waaruit volgt dat in de woning van verdachte al sinds in ieder geval 17 oktober 2020 een in werking zijnde hennepkwekerij bevindt, bij aan de ongeloofwaardigheid van de verklaring van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen, in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen, leidt de rechtbank af dat verdachte concrete uitvoeringhandelingen heeft verricht in de hennepkwekerij en dat tussen verdachte en ‘ [persoon 3] ’ een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan die was gericht op het telen van hennep. De alternatieve verklaring van verdachte dat zijn bijdrage aan de hennepkwekerij slechts heeft bestaan uit het (onder druk) ter beschikking stellen van zijn woning, is naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat het gebruikelijk is om de stroom voor een hennepkwekerij illegaal af te tappen, zeker bij professionele kwekerijen. Van een professionele kwekerij is ook in deze zaak sprake. Gelet op het verband tussen het telen van hennep – en de rol die verdachte daarbij speelde – en de diefstal van de voor die hennepteelt gebruikte elektriciteit, komt de rechtbank tot het oordeel dat (het niet anders kan zijn dan dat) ook de diefstal van elektriciteit en het manipuleren van de elektriciteitsmeter ten behoeve van de hennepkwekerij onderdeel uitmaakte van de hiervoor genoemde nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader.
Voor wat betreft de periode waarover verdachte illegaal stroom heeft weggenomen en de elektriciteitsmeter heeft gemanipuleerd, overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat er (ten minste) veertien oogsten hebben plaatsgevonden. In de woning zijn niet alleen vele indicatoren voor eerdere oogsten aangetroffen, ook de analyse van de verbruiksgegevens van [benadeelde partij 1] duidt op veertien eerdere oogsten. Anders dan de verdediging, acht de rechtbank de hieraan ten grondslag liggende berekeningsmethodiek valide en ziet geen reden om hieraan te twijfelen. In de meetgegevens van het elektriciteitsstation (afbeelding 1a, p. 141) is vanaf 17 oktober 2020 tot en met 23 januari 2024 veertien keer een 12-uursverbruikspatroon te zien dat duidt op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Op het elektriciteitsstation zijn 297 panden aangesloten. Om te bepalen vanaf welke hoofdkabel het patroon afkomstig was, is een netmeting uitgevoerd (afbeelding 1b, p. 141). Op de positief gemeten hoofdkabel waren twintig panden aangesloten, waaronder het [adres 1] in Helmond. Tussen de meetgegevens en de in de woning van verdachte aangetroffen hennepkwekerij bestaat een aantal overeenkomsten. Allereerst blijkt uit de analyse dat het 12-uursverbruikspatroon alleen zichtbaar was op fase 3. Dit is dezelfde fase als waarop de illegale aftakking ten behoeve van de stroomvoorziening van de kweekruimte in de woning van verdachte was aangesloten. Daarnaast is er sinds de dag van de inval (23 januari 2024) geen verbruikspatroon meer gemeten. Tot slot komt het totaalvermogen van de in de hennepkwekerij aangetroffen verlichting vrijwel overeen met het verhoogde gebruik dat in alle kweekperiodes is gemeten. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat in een van de andere negentien aangesloten panden 1) in dezelfde periode een hennepkwekerij aanwezig was, 2) waarbij dezelfde apparatuur is gebruikt, 3) die op dezelfde tijden is ingeschakeld en 4) op hetzelfde moment is gestopt.
De verdediging heeft nog gewezen op het verhoogde verbruik eind 2023 / begin 2024 (afbeelding 2, p. 141), dat zou passen bij de verklaring van verdachte dat er pas vanaf september 2023 een hennepkwekerij in zijn woning aanwezig was. De rechtbank overweegt dat [benadeelde partij 1] heeft toegelicht dat er sprake is van extra verbruik dat oploopt tijdens koude periode en wordt veroorzaakt door elektrische verwarmingssystemen, welk verbruik recent in totaliteit is toegenomen in verband met de energietransitie. Daar komt bij dat de eerdergenoemde chatberichten, die naar het oordeel van de rechtbank zien op hennepteelt, dateren van vóór september 2023. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank komt daarom op basis hiervan en de indicatoren uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel tot de conclusie dat de veertien gemeten kweken op het adres van verdachte hebben plaatsgevonden.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten samen met een ander heeft begaan. Ten aanzien van feit 3 geldt dit ten aanzien van de gehele tenlastegelegde periode.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
omstreeks 23 januari 2024 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan het [adres 1] ), een hoeveelheid van 160 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 2:
in de periode van 1 januari 2024 tot en met 23 januari 2024 te Helmond (in perceel [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid elektriciteit, die aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking van de verzegeling van de (hoofd)aansluitkast in de meterkast van genoemd perceel;
t.a.v. feit 3:
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 23 januari 2024 te Helmond in een woning ( [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk enig elektriciteitswerk heeft beschadigd en ten opzichte van dat werk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader een hennepkwekerij aangelegd in genoemde woning ten behoeve waarvan hij, verdachte, en zijn mededader buiten de elektriciteitsmeter en de aardlekschakelaar om middels een (illegale) elektriciteitskabel elektriciteit afgetapt, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 130 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte de maatregel kostenverhaal zoals bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet op te leggen voor een bedrag van € 1.029,83.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsman gepleit voor de oplegging van een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijk deel, bijvoorbeeld twee weken waarvan elf dagen voorwaardelijk. Een taakstraf is volgens de raadsman niet realistisch, gelet op de fysieke omstandigheden van verdachte (hart- en diabetespatiënt).
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt in zijn eigen woning (feit 1). Hennep kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Het telen van hennep gaat bovendien gepaard met andere, ook zware vormen van criminaliteit, waarbij geweld, intimidatie en bedreiging lang niet altijd worden geschuwd.
Daarnaast heeft verdachte zich met een ander schuldig gemaakt aan het beschadigen van een elektriciteitswerk en verijdelen van de veiligheidsmaatregelen daarvan (feit 3) en hebben zij ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom weggenomen (feit 2). Diefstallen getuigen in zijn algemeenheid van het ontbreken van respect voor andermans eigendom en ze veroorzaken overlast en schade. De illegale afname van elektriciteit door manipulatie in de meterkast ten behoeve van hennepteelt roept bovendien een (brand)gevaarlijke situatie in het leven door een verhoogd risico op oververhitting en kortsluiting. Nu de illegale stroomvoorziening is aangebracht in flatwoning, liepen ook aangrenzende woningen en mensen die daar wonen of verblijven potentieel gevaar. Dit was zeker het geval in deze kwekerij, omdat de aardedraad was ontkoppeld.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en hij heeft zich niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van zijn keuzes en gedrag. Hij heeft met zijn proceshouding niet laten blijken dat hij – zowel toen als nu – inzicht heeft in de strafwaardigheid van zijn handelen.
Persoon van verdachte
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte kampt met gezondheidsproblemen. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld in Nederland.
Op te leggen straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor feiten 2 en 3 bestaan geen oriëntatiepunten, maar voor feit 1 wel. Voor een hennepkwekerij met 100 tot 500 hennepplanten gaan de oriëntatiepunten uit van een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden aanleiding om af te wijken van dit oriëntatiepunt.
Alles afwegende acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een taakstraf van 130 uren met aftrek van het voorarrest een passende sanctie. Volstaan met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman is verzocht, zou geen recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Op te leggen maatregel
Ten aanzien van de maatregel tot kostenverhaal merkt de rechtbank op dat artikel 13d van de Opiumwet het mogelijk maakt dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid en er ten aanzien van die voorwerpen de maatregel van onttrekking aan het verkeer wordt opgelegd of had kunnen worden opgelegd, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
Bij de stukken bevindt zich een rekening voor de fysieke ruiming van de hennepkwekerij, de vernietiging van hennepresten en bij de kweek gebruikte apparatuur, grondstoffen en meststoffen. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 1.029,83. De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat in de woning van verdachte hennepplanten en gerelateerde goederen zijn aangetroffen die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid. De rechtbank stelt vast deze goederen in beslag zijn genomen en dat zij de maatregel van onttrekking aan het verkeer ten aanzien van deze goederen had kunnen opleggen. Dat betekent dat aan de eisen van artikel 13d van de Opiumwet is voldaan.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel kostenverhaal opleggen ter vergoeding van
€ 1.029,83.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een civiele vordering ingediend van in totaal € 37.260,25, bestaande uit € 27.817,27 illegaal afgenomen elektriciteit, € 469,97 administratiekosten, € 246,00 uurtarief fraude-inspecteur (3 uur), en € 8.727,01 capaciteitstarief, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente. Aan verdachte moet geen schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, omdat de benadeelde partij een rechtspersoon is.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om afwijzing van de vordering benadeelde partij. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld de schade moet worden beperkt tot hoogstens één kweek.
Beoordeling.
Zoals hiervoor is overwogen, kan op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat er (ten minste) veertien oogsten hebben plaatsgevonden op het adres van verdachte. Daarmee staat de gevorderde schade in voldoende rechtstreeks verband tot het bewezenverklaarde onder feit 2. Verdachte is civielrechtelijk aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank acht de vordering dan ook in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Dat de benadeelde partij een rechtspersoon is, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen rechtens relevante reden om de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De wettelijke rente wordt vermeerderd vanaf 23 januari 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 161bis, 311 Wetboek van Strafrecht
3, 11, 13d Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder b, van de Opiumwet gegeven verbod
t.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
t.a.v. feit 3:
medeplegen van opzettelijk enig electriciteitswerk beschadigen en een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Een
taakstrafvoor de duur van
130 urensubsidiair 65 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
t.a.v. feit 2, feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , van een bedrag van
37.260,25 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] , van een bedrag van 37.260,25 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 221 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel kostenverhaal:
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
1.029,83 euro, ter vergoeding van de kosten van de vernietiging van beslag en bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Bartels, voorzitter,
mr. W.M.T. Keukens en mr. R.J. Heuft, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 16 oktober 2025.