De bewijsbeslissing.
1. een dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2022190559-1, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 maart 2023, aantal doorgenummerde pagina’s: 39.
Dit dossier bevat een verzameling processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden;
2. een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] van 22 januari 2025.
Inleiding.
Op 1 september 2022 heeft in Eindhoven een verkeersongeval plaatsgevonden op de Jeroen Boschlaan tussen een door de verdachte bestuurde personenauto en een door het slachtoffer bestuurde motor.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte heeft erkend dat zij de weg is opgereden waar dat niet was toegestaan. Het overige verkeer kon daarmee geen rekening houden en dit rijgedrag paste ook niet bij de verkeerssituatie ter plaatse.
Dat het slachtoffer mogelijk te snel heeft gereden, doet volgens de officier van justitie geen afbreuk aan de aanmerkelijke schuld van de verdachte.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, waarover het slachtoffer nog aanvullend is gehoord, voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zwaar te worden aangeduid.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 1 primair heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. In dat verband heeft hij aangevoerd dat het enkel negeren van het verkeersbord onvoldoende is voor het aannemen van schuld. Het ongeval is deels veroorzaakt door de verdachte en deels door de motorrijder, die veel te hard reed.
Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor zwaar lichamelijk letsel omdat een objectief bewijsmiddel daarvoor ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank.
1. proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgemaakt op 20 maart 2023, bron 1, dossierpagina 3, voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten:
Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden - gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven. Artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met bord D5.
2. proces-verbaal van bevindingen van 15 december 2022, bron 1, p. 20-21, voor zover inhoudende:Ik, [verbalisant 1] , liep naar de zwarte personenauto. Ik zag dat er twee mensen bij de auto stonden. Ik zag dat dit een man en een vrouw waren. Ik zag dat de vrouw hoog zwanger was. Ik hoorde dat de vrouw, wie later bleek te zijn [verdachte] , geboren op [1984] te [geboorteplaats] , had gereden. Ik vroeg aan [verdachte] wat er was gebeurd. Ik hoorde dat ze zei dat ze over de Crabethstraat in de richting van de Jeroen Boschlaan reed. Ik hoorde dat ze zei dat daar een verplichte rijrichting naar rechts geldt, die verkeer over de ventweg langs de Jeroen Boschlaan leidt. Ik hoorde dat ze zei dat ze niet rechtsaf de ventweg op was gedraaid, maar een stukje door was gereden en rechtsaf de rondweg, dus de hoofdrijbaan, opdraaide. De Jeroen Boschlaan bestaat uit een hoofdrijbaan met twee rijstroken. Parallel aan de Jeroen Boschlaan, aan de zijde van het winkelcentrum, bevindt zich een ventweg. Via deze ventweg kan het verkeer de wijk in. Later volgt er een mogelijkheid voor het verkeer op de ventweg om weer in te voegen op de hoofdrijbaan. De verkeerslichten op deze weg zijn afgesteld op overstekende fietsers en voetgangers bij het kruispunt, maar er wordt hierin geen rekening gehouden met verkeer dat onverwachts vanaf de Crabethstraat, via de ventweg, de hoofdrijbaan op draait omdat dit vanwege de verplichte rijrichting niet is toegestaan. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , begreep hieruit dat [verdachte] de verplichte rijrichting niet had gevolgd en de hoofdrijbaan is op gereden daar waar dit niet is toegestaan. Gezien het letsel van de motorrijder en de manoeuvre die [verdachte] had gemaakt vroeg ik, [verbalisant 1] , de Officier van Dienst ter plaatse. Ik, [verbalisant 2] , sprak met verdachte [verdachte] . Ik hoorde haar ongevraagd verklaren dat zij wist dat zij fout zat. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat zij zich niet aan de aangegeven rijrichting had gehouden en dat zodoende het ongeval was ontstaan.
(...)
Voertuig personenauto, Volvo V70, zwart, [kenteken 1]
Motor Honda Hornet, geel, [kenteken 2]
3. proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] van 24 januari 2023, bron 1, p. 26, voor zover inhoudende:Op donderdag 1 september 2022 reed ik, rond 15.15 uur, over de Insulindelaan in de richting van de Jeroen Boschlaan te Eindhoven. Ik ging stapvoets tussen de file door en kreeg groen bij het verkeerslicht bij het Kruispunt met de Tongelresestraat. Ik reed op dat moment bijna vooraan. Ik gaf toen gas, toen kon ik de laatste auto voorbij. Ik zag dat het kruispunt verder leeg was. Ik zag plotseling dat er een personenauto de 70-weg opgedraaid kwam. Ik wist dat dat niet is toegestaan om daar de rondweg op te rijden. (...) Omdat de personenauto vanuit de zijstraat, de Crabethstraat, de rondweg opdraaide met een hele lage snelheid, ik gok zo'n 10 kilometer per uur, had ik amper de tijd om te remmen.
(...)
Ik herinner me dat ik vervolgens achterop haar voertuig reed. (...) Toen zag ik dat mijn arm er heel slecht uitzag. Deze bleek uiteindelijk ook gebroken te zijn. Mijn ellepijp was door midden. Daarnaast waren mijn bekken gescheurd bleek later in het ziekenhuis. Daarnaast krijg ik nog steeds onderzoeken omtrent mijn testikels want die hebben een klap gehad door het ongeval.
4. schriftelijk bescheid, zijnde een aanvraagformulier medische informatie van 1 september 2022 over het slachtoffer [slachtoffer] , bron 1, p. 29, voor zover inhoudende:Uitwendig waargenomen letsel: breuk onderarm/pols, breuk bekken.
5. proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 september 2022, bron 1, p. 32 e.v., voor zover inhoudende:V: Uit politieonderzoek is gebleken dat u op 01-09-2022 omstreeks 15.00 uur, bij het
ongeval op de Insulindelaan in Eindhoven, als bestuurder van de zwarte Volvo V70
voorzien van het kenteken [kenteken 1] , optrad. Klopt dat?
A: Ja
(...)
V: Wat is er allemaal precies gebeurd?
A: Ik kwam van de parkeerplaats van de Albert Heijn af. Ik wilde de bocht maken. Ik heb toen nog stil gestaan om mensen er in te laten rijden. Toen zij gepasseerd waren, maakte ik de bocht. Kort daarna raakte ik in een botsing met de motorrijder. Ik zag dat hij over mijn auto vloog.
(...)
V: Heeft u het verkeersbord gezien welke aangeeft dat er een verplichte rijrichting geldt die u wijst naar de ventweg naast de Insulindelaan?
A: Niet bewust.
(...)
V: In hoeverre heeft u van uw spiegels en richtingaanwijzers gebruikt gemaakt, vlak voor het ongeval?
A: Ik gaf richting aan naar links, ik keek daarna in mijn spiegel en mijn dode hoek. Ik gaf aan dat ik wilde invoegen naar de linkerrijbaan.
(...)
V: Wat was uw precieze plaats op de weg, ten tijde van het ongeval?
A: Op de linkerrijbaan
(...)
V: Wat voor snelheid reed u ten tijde van het ongeval?
A: Langzaam, 15 of 20 misschien
V: Hoe weet u dat zeker?
A: Ik had net de bocht gemaakt dus dan gaat dat niet snel.
V: Waarom reed u deze snelheid?
A: vanwege de bocht.
(...)
0: Getuigen verklaarden dat u zich niet aan de aangegeven rijrichting hield.
V: Wat heeft u hierop te zeggen?
A: Ja, dat klopt. Dat had ik op dat moment alleen niet in de gaten. Het is een inrit en geen uitrit. Maar dat kwam niet aan op dat moment.
6. proces-verbaal van verhoor slachtoffer van 22 januari 2025, bron 2, voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van dit verkeersongeval heb ik mijn linkerarm gebroken. Het bot aan
de duimkant was volledig gebroken. Daar zit nu een stalen plaat in. Het bot aan de
pinkzijde stook uit, waardoor mijn hand in een scheve positie stond. (…)
Daarnaast heb ik mijn bekken gescheurd door de klap/val die ik heb gemaakt. Hierdoor
kon ik tijdelijk niet lopen. Door de klap die ik heb gehad op mijn geslachtsdeel is
één van de testikels kleiner geworden. (…). Dit zou eventuele gevolgen kunnen hebben voor de vruchtbaarheid.
(…)
In totaal heb ik 6 weken in het gips gezeten. Ik heb 3 weken volledig in het gips gezeten en 3 weken alleen mijn onderarm. (…)
Ik heb ongeveer 3 maanden niet kunnen werken. (…) Toen ik begon met werken, viel ik na een paar maanden weer uit omdat het werk te zwaar voor mij was. Toen heb ik weer een paar weken thuis gezeten. Vervolgens heeft mijn werkgever DAF een revalidatietraject voor mij opgestart waar ik onbelast werk kon uitvoeren. Uiteindelijk heeft het ongeveer anderhalf jaar geduurd, sinds het ongeval, voordat ik weer volledig inzetbaar was en mijn oorspronkelijke werk kon uitvoeren. Ik heb meerdere therapieën gevolgd (ergo, fysio en psycholoog).
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf als bedoeld in artikel 6 van de WVW moet kunnen worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Voor deze ‘schuld’ is een min of meer grove of aanmerkelijke schuld vereist. Deze vorm van schuld wordt wel aangeduid als (aanmerkelijke) onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of onoplettendheid. Deze onvoorzichtigheid moet bovendien verwijtbaar zijn. Het gaat bij ‘schuld’ in deze zin dus in de kern om een ‘aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid’. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Het gaat om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel of het rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een bestuurder van een motorvoertuig wordt geëist. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Of sprake is van een dergelijke mate van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De verdachte heeft erkend dat zij het verkeersbord heeft genegeerd dat aangeeft dat er een verplichte rijrichting geldt die haar wees naar de ventweg naast de Insulindelaan en dat zij, hoewel zij wist dat dit niet was toegestaan, de Jeroen Boschlaan is opgereden.
De rechtbank overweegt dat de maximaal toegestane snelheid op de Jeroen Boschlaan ter plaatse 70 km/u is. De verdachte heeft voorts verklaard dat zij de moeilijke bocht om de Jeroen Boschlaan op te rijden met lage snelheid heeft genomen en op de linker rijbaan terecht is gekomen. Met dit rijgedrag van de verdachte hoefde het overige verkeer, en dus ook het slachtoffer, geen rekening te houden.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de verdachte zich dermate aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen en met onvoldoende aandacht voor de (haar bekende) verkeerssituatie aldaar, dat het verkeersongeval aan haar schuld is te wijten. De omstandigheid dat het slachtoffer mogelijk te snel heeft gereden, doet aan deze schuld van de verdachte niets af.
De rechtbank beschouwt het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen als zwaar omdat dit letsel voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te beschouwen.
Er is immers sprake geweest van meerdere botbreuken (een scheur in het bekken is ook een botbreuk), het slachtoffer heeft in het ziekenhuis gelegen, heeft een aantal maanden niet kunnen werken en heeft een stalen plaat in zijn arm, hetgeen op een ondergane operatie wijst.
Het bewijsverweer van de raadsman dat onvoldoende bewijs voorhanden is om objectief vast te stellen dat het om zwaar lichamelijk letsel zou gaan, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan hetgeen het slachtoffer in het aanvullende proces-verbaal (bron 2) daarover heeft verklaard.