ECLI:NL:RBOBR:2025:647

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
01.324162.24, 03.141899.24 en 18.150438.2
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, bedreigingen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling, bedreigingen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak betreft geweldshandelingen tegen de ex-vriendin van de verdachte, die ook de moeder van zijn zoon is. Het slachtoffer heeft onder andere een gebroken kaak opgelopen door de mishandelingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een contactverbod van 5 jaar. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele mishandelingen wegens gebrek aan bewijs. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij ter hoogte van € 7.325,23. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf en maatregelen passend zijn gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummers: 01.324162.24, 03.141899.24 en 18.150438.24 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.324162.24, 03.141899.24 en 18.150438.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 06 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2025.
Op de zitting van 23 januari 2025 heeft de rechtbank de tegen de verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 13 december 2024.
Nadat de tenlasteleggingen met de parketnummers 01.324162.24 en 03.141899.24 op de terechtzitting van 23 januari 2025 zijn gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
01.324162.24 feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 te Eindhoven
aan [slachtoffer] (zijn levensgezel)
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] tegen haar hoofd te slaan en/of te schoppen;
01.324162.24 feit 2:
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Eindhoven en/of Maastricht, althans in Nederland,
[slachtoffer] (zijn levensgezel) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] :
- berichten (via WhatsApp) te sturen met de teksten:
'Dalijk haal je het ziekenhuis niet meer, nu ik dit weet.',
'Dus of je lost het nu met mij op, of ik los niks meer op en ga impulsief reageren',
'Ga je nog opnemen, vriendin is echt oorlog nu, als je het niet oplost nu met mij.',
'Ik hoef geen grote te zijn om mensen te pakken, Dus je bent zelf weer spelletjes aan het spelen en de hele tijd mij aan het beledigen vriendin jij met je 22 jaar.',
'Weet nog niet wat er nu achter je aan gaat komen, en die hele kk familie van jou erbij eh viezie kkkkkkk hoertje.',
'Neem op, nu is klaar heb schijt nou, dan maar echt alles kwijt.',
'neem nou maar op in plaats van andere er meteen bij te gaan halen nu, want jou pa klap k ook ze kk tanden uit ze bek als het moet.',
'Nu lach je nog, je wilde naar je moeder toch, ik ga je helpen, voor deze actie.’,
'En jou gaan ze niet voor altijd kunnen beschermen, heb schijt aan nu.',
'Zweer het [slachtoffer] , je gaat je moeder snel zien, als je hier zo in doorzet, zweer het op alles wat ik nog heb.',
'Vanaf nu hoor je zeker niks meer van min, tot ik keer voor je neus sta en die kk familie van je ook, een voor een.'
en/of
(telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik moord heel je kankerfamilie uit, je oma is de eerste die daar achter komt, schijnheilige kuthoer.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
01.324162.24 feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2022 tot en met 18 november 2002 en/of op of omstreeks 25 mei 2024 te Soerendonk en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland,
[slachtoffer] (zijn levensgezel),
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal,
- op of omstreeks 12 augustus 2022 bij haar keel te grijpen en/of haar keel dicht te knijpen en/of
- op of omstreeks 21 oktober 2022 tegen haar knie te trappen en/of bij haar haren te pakken, aan haar haren overeind te trekken en/of aan haar haren mee te trekken en/of
- op of omstreeks 18 november 2022 op haar oog te slaan en/of
- op of omstreeks 25 mei 2024 op haar (geopereerde) kaak en/of
- haar te steken en/of snijden in haar armen en/of benen.
03-141899-24 feit 1:
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- Ik word een terrorist. Jij en jouw vriendinnetjes daar die gaan zien, kinderen daar, begeleiding daar, politie daar.
- Wacht maar, ik ga kapotgeschoten worden door de politie. Nu gaan jullie allemaal zien in die huis
- Ik ga je naar je moeder brengen. Wacht maar. Ik zweer het op [naam] . Ik ga je brengen naar je moeder, hoogstpersoonlijk. Dan laat ik je moeder ook je
vriendinnetjes zien. Dan kunnen jullie samen aan de thee daar
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
03.141899.24 feit 2:
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een poort, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Moeder Kind Huis, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
18.150438.24:
hij, op of omstreeks 7 maart 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,87 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Parketnummer 01.324162.24 feit 3.
Aangeefster heeft verklaringen afgelegd over mishandelingen door de verdachte op 12 augustus 2022, 21 oktober 2022, 18 november 2022 en 25 mei 2024. De verdachte heeft ontkend de mishandelingen te hebben gepleegd. Geen derden zijn getuigen geweest van de mishandelingen. Aangeefster heeft foto’s gemaakt van letsel dat haar bij gelegenheid van de betreffende mishandelingen is toegebracht. Deze foto’s zijn aan het strafdossier toegevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er teveel twijfels om deze foto’s met letsel te kunnen koppelen aan de ten laste gelegde mishandelingen op voormelde data. De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging bekomen dat de mishandelingen door de verdachte op de ten laste gelegde data zijn gepleegd.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01.324162.24 onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Parketnummer 03.141899.24 onder feit 2.
Dat verdachte of een medeverdachte de poort van het Moeder Kind Huis heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen. Daarvoor ontbreekt wettig bewijs. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de telefonische bedreiging die onder parketnummer 01.324162.24 onder feit 2, laatste drie regels, is ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen geacht en heeft voor de motivering en de bewijsmiddelen verwezen naar het schriftelijke requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
01.324162.24 feit 1.
De verdediging heeft op verschillende gronden, vermeld in de pleitnota, aangevoerd dat de verklaring van aangeefster steeds wisselend en daarmee onbetrouwbaar en onbruikbaar is.
Bovendien ontbreekt volgens de verdediging het steunbewijs voor het verwijt dat de verdachte aangeefster zwaar heeft mishandeld. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op 11 mei 2024 in de buurt van aangeefster was. Ter terechtzitting van 23 januari 2025 heeft de verdachte verklaard dat hij in Winschoten was op 11 mei 2024.
01.324162.24 feit 2.
Ondanks het feit dat de verdachte het sturen van de berichten heeft erkend, kan volgens de verdediging in dit concrete geval niet de conclusie worden getrokken dat de berichten in redelijkheid vrees voor zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood bij aangeefster hebben kunnen opleveren.
Met betrekking tot de telefonische bedreiging in de laatste drie regels van onder, heeft de verdediging vrijspraak bepleit omdat steunbewijs ontbreekt en aan het bewijsminimum aldus niet is voldaan.
03.141899.24 feiten 1.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de bedreigingen.
Er is aangevoerd dat niet vaststaat dat de verdachte de gebruiker is van de telefoon waarmee de berichten zijn verstuurd. Volgens de verdediging kan niet worden vastgesteld dat de berichten “op of omstreeks 15 juli 2023” zijn verstuurd en ontvangen. Ook kan met betrekking tot de geuite bewoordingen in dit concrete geval niet de conclusie worden getrokken dat deze in redelijkheid vrees voor zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood bij aangeefster hebben kunnen opleveren..
18.150438.24.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte onrechtmatig is aangehouden omdat hij op 7 maart 2024 voor de tweede maal voor hetzelfde strafbare feit is aangehouden. Ook was er op 7 maart 2024 geen redelijk vermoeden van schuld voor het plegen van een overtreding van de Opiumwet, zodat de staandehouding onrechtmatig was. Een en ander heeft geleid tot een onrechtmatige insluitingsfouillering van verdachte. De vondst van een hoeveelheid cocaïne bij verdachte tijdens deze fouillering dient te worden uitgesloten van het bewijs en de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde drugsbezit, omdat het wettige bewijs ontbreekt.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage 1 bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Het oordeel van de rechtbank.
01.324162.24 feit 1.
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] in voldoende mate wordt ondersteund en dat aan het wettelijke bewijsminimum is voldaan. De verklaring van aangeefster, die de rechtbank betrouwbaar acht, wordt ondersteund door de medische gegevens in het dossier en de verklaring van de zus van aangeefster. Daarnaast wordt de aangifte ondersteund door foto’s van het opgezwollen gezicht van aangeefster en van de binnenkant van haar mond.
De rechtbank acht voor een bewezenverklaring tevens redengevend hetgeen de verdachte op 4 juli 2024 via Whatsapp aan aangeefster heeft geschreven, namelijk: “jou pa klap ik ook ze kk tanden uit ze bek als het moet”. Daarnaast wordt de overtuiging van de rechtbank gesterkt door de reactie van verdachte in diezelfde Whatsapp-berichten. Wanneer verdachte aangeefster sommeert hem midden in de nacht te bellen en aangeefster hem terugschrijft “ff naar de wc lopen om met jou te gaan praten ’s nachts de reden waarom ik in het ziekhuis lig” is de reactie van verdachte “dadelijk haal je het ziekenhuis niet meer – nu ik dit weet”. Verdachte weerspreekt in zijn reactie de beschuldiging aan zijn adres niet. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting, dat hij in Winschoten was ten tijde van het plegen van het feit, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Uit de medische gegevens in het dossier blijkt dat het letsel van aangeefster bestaat uit een gebroken onderkaak. Aan de breuk is aangeefster meermalen geopereerd, waarbij schroeven en stalen platen in de kaak zijn geplaatst. Daarvoor is aangeefster meermalen in het ziekenhuis opgenomen geweest. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit letsel van aangeefster zwaar lichamelijk letsel.
01.324162.24 feit 2.
Verdachte heeft bekend dat hij op 4 juli 2024 de Whatsapp-berichten die in de tenlastelegging zijn opgenomen heeft verstuurd.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. De rechtbank is gelet op de inhoud van de uitlatingen die de verdachte in zijn WhatsApp-berichten heeft gedaan, in samenhang met de context waarbinnen die uitlatingen zijn gedaan (namelijk de omstandigheid dat aangeefster op dat moment voor de tweede maal was opgenomen in het ziekenhuis om geopereerd te worden aan de gebroken kaak die verdachte haar had toegebracht), van oordeel dat bij de aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte de daad bij het woord zou voegen en dat zij door toedoen van de verdachte het leven zou kunnen verliezen. Dat volgens de verdediging communicatie tussen verdachte en aangeefster vaker op stevige wijze verliep en aangeefster op verschillende momenten verbaal tegen verdachte opgewassen leek doet daaraan niet af. Het bewijsverweer wordt verworpen.
03.141899.24 feit 1.
De rechtbank acht bewezen dat het de verdachte was die de berichten die in de tenlastelegging zijn opgenomen op 15 juli 2023 aan aangeefster heeft gestuurd. De screenshots van de berichten die aangeefster op haar telefoon heeft ontvangen tonen “ [verdachte] ” met een hartje als afzender. De voornaam van de verdachte is [verdachte] . Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 15 juli 2023 bij het Moeder Kind Huis was en in de achtertuin is geweest en bij [slachtoffer] heeft gekeken. De rechtbank leidt uit de inhoud van de berichten af dat de schrijver zich op dat moment in de nabije omgeving van aangeefster bevindt en haar ziet. Ook de overige inhoud van de berichten, met name met betrekking tot de zoon die aangeefster en verdachte samen hebben, en “hotel de benno” waar zij eerder samen verbleven, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte de berichten aan aangeefster heeft gestuurd. Zoals hierboven al overwogen, is voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Wat betreft de gebezigde woorden, in onderling en samenhang bezien, is hiervan naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak sprake. Met name gelet op de context dat de moeder van aangeefster in 2021 is overleden is de rechtbank van oordeel dat bij de aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte de daad bij het woord zou voegen en dat zij door toedoen van de verdachte het leven zou kunnen verliezen. De bewijsverweren worden verworpen.
18.150438.24.
De stelling van de verdediging dat de staandehouding op 7 maart 2024 onrechtmatig was, is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf juist. De door de verbalisanten geschetste gebeurtenissen waren zonder nadere duiding onvoldoende om te kunnen spreken van een redelijk vermoeden van schuld. voor het plegen van een Opiumwet-feit.
De rechtbank verbindt hieraan geen rechtsgevolg, mede gelet op de beperkte inbreuk (te weten, het moeten tonen van zijn identiteitsbewijs) die het directe gevolg was van de onrechtmatige staandehouding. Na controle van het identiteitsbewijs bleek dat verdachte gesignaleerd stond ter aanhouding voor de onder het parketnummer 03.141899.24 ten laste gelegde feiten. Dat, naar achteraf blijkt, die signalering niet meer correct was, was voor de verbalisanten ter plaatse niet kenbaar. Gelet op die omstandigheid kan niet worden gezegd dat de aanhouding en de daaropvolgende insluitingsfouillering onrechtmatig waren. De rechtbank zal volstaan met de constatering dat sprake was van een vormfout bij de staandehouding.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de vondst van de cocaïne moet worden uitgesloten van het bewijs.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang gezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
01.324162.24 feit 1:
in de periode van 11 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 te Eindhoven
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] tegen haar hoofd te slaan en te schoppen;
01.324162.24 feit 2:
op 4 juli 2024 te Eindhoven in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] :
- berichten via WhatsApp te sturen met de teksten:
'Dalijk haal je het ziekenhuis niet meer, nu ik dit weet.',
'Dus of je lost het nu met mij op, of ik los niks meer op en ga impulsief reageren',
'Ga je nog opnemen, vriendin is echt oorlog nu, als je het niet oplost nu met mij.',
'Ik hoef geen grote te zijn om mensen te pakken, Dus je bent zelf weer spelletjes aan het spelen en de hele tijd mij aan het beledigen vriendin jij met je 22 jaar.',
'Weet nog niet wat er nu achter je aan gaat komen, en die hele kk familie van jou erbij eh viezie kkkkkkk hoertje.',
'Neem op, nu is klaar heb schijt nou, dan maar echt alles kwijt.',
'neem nou maar op in plaats van andere er meteen bij te gaan halen nu, want jou pa klap k ook ze kk tanden uit ze bek als het moet.',
'Nu lach je nog, je wilde naar je moeder toch, ik ga je helpen, voor deze actie.’,
'En jou gaan ze niet voor altijd kunnen beschermen, heb schijt aan nu.',
'Zweer het [slachtoffer] , je gaat je moeder snel zien, als je hier zo in doorzet, zweer het op alles wat ik nog heb.',
'Vanaf nu hoor je zeker niks meer van min, tot ik keer voor je neus sta en die kk familie van je ook, een voor een.', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
03-141899-24 feit 1:
op 15 juli 2023 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- Ik word een terrorist. Jij en jouw vriendinnetjes daar die gaan zien, kinderen daar, begeleiding daar, politie daar.
- Wacht maar, ik ga kapotgeschoten worden door de politie. Nu gaan jullie allemaal zien in die huis
- Ik ga je naar je moeder brengen. Wacht maar. Ik zweer het op [naam] . Ik ga je brengen naar je moeder, hoogstpersoonlijk. Dan laat ik je moeder ook je vriendinnetjes zien. Dan kunnen jullie samen aan de thee daar,

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

18.150438.24:
op 7 maart 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,87 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38z Sr).
  • een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (art. 38v Sr), inhoudende een contactverbod voor de duur van 5 jaar, waarbij de duur van de vervangende hechtenis 7 dagen bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van zes maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage 2).
Het standpunt van de verdediging.
Uitgaande van de bepleite vrijspraak voor de zware mishandeling, heeft de verdediging bepleit dat geen langere vrijheidsstraf dan de al ondergane voorlopige hechtenis passend is. De raadsman heeft in dat geval om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis verzocht.
De verdediging heeft bepleit dat geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38z Sr) wordt opgelegd. Bij vrijspraak van de zware mishandeling wordt bovendien niet aan de wettelijke vereisten voor oplegging voldaan.
Namens verdachte is tot slot aangevoerd dat een langdurig contactverbod een inperking zal zijn voor de mogelijkheden van de verdachte om omgang te krijgen en te hebben met zijn zoon.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en maatregelen die aan de verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Hij heeft zijn ex-partner dermate zwaar mishandeld dat zij een gebroken kaak heeft opgelopen en hij heeft haar meermalen ernstig bedreigd. De verdachte heeft daarnaast een hoeveelheid cocaïne in zijn bezit gehad.
De verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, de moeder van zijn zoon, en heeft haar lichamelijke integriteit aangetast. In plaats van haar het gevoel van veiligheid en geborgenheid te geven waarvan in het geval van een jong stel met een pasgeboren kind sprake zou moeten zijn, heeft de verdachte haar zwaar mishandeld en ernstig bedreigd. De bedreigingen en het geweld hebben een grote indruk op het slachtoffer gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Het vertrekpunt bij een zware mishandeling waarbij is geschopt tegen het hoofd, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het vertrekpunt bij bedreigingen is een geldboete, maar wanneer deze bedreigingen zich afspelen in het kader van huiselijke relaties kan tot strafverzwaring worden besloten.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 10 december 2024. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van de bewezen verklaarde zware mishandeling herhaaldelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten en in 2023 ook voor geweld tegen aangeefster. Deze eerdere veroordelingen waren ten tijde van de bewezen verklaarde zware mishandeling onherroepelijk. De veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De ernst van het gepleegde huiselijk geweld, het letsel en de impact van dit alles voor het slachtoffer zijn voor de rechtbank redenen om tot de oplegging van een hogere gevangenisstraf te komen dan het uitgangspunt van 6 maanden. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de bedreigingen heel ernstig en angstaanjagend zijn. Deze bedreigingen kleuren het toegepaste geweld.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De op te leggen straf brengt mee dat de rechtbank het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal afwijzen.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de vordering om aan de verdachte de maatregel van een contactverbod met aangeefster (art. 38v Sr) op te leggen. Waar het gaat om de eventuele omgang met de zoon van het slachtoffer en de verdachte, zullen hierop uitzonderingen mogelijk zijn. Maar dan zal het contact enkel zijn toegestaan door tussenkomst van een advocaat en/of een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming en/of Jeugdzorg/Jeugdbescherming.
De oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38z Sr) acht de rechtbank op dit moment in deze strafzaak niet passend.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij integraal toewijsbaar en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde bedrag met vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
In verband met de bepleite vrijspraken, heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Voor zover de gevorderde immateriële schade ziet op bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht, heeft de verdediging eveneens verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat in zoverre de aantasting in persoon op andere wijze onvoldoende is onderbouwd.
Voor zover de gevorderde materiële schade ziet op andere mishandelingen dan de zware mishandeling van feit 1 onder parketnummer 01.324162.24, heeft de verdediging ook verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat in zoverre het rechtstreekse verband tussen de schade en die overige mishandelingen ontbreekt.
Indien de rechtbank de zware mishandeling bewezen zal verklaren, heeft de verdediging verzocht de hoogte van het smartengeld te matigen tot een bedrag van € 500,00.
De verdediging heeft ook verzocht om de benadeelde partij in dat geval niet-ontvankelijk te verklaren in de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding en reiskosten (materiële schade), omdat onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt.
Niet-ontvankelijkverklaring dient volgens de verdediging ook te volgen wat betreft het gevorderde eigen risico dat ziet op ziekenhuisopnames van 22 en 23 januari 2024, omdat het rechtstreeks verband tussen die posten en een bewezen verklaard feit ontbreekt.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 01.324162.24 feit 1 bewezen verklaarde feit toegebrachte schade in de vorm van opgelopen lichamelijk en geestelijk letsel, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot het gevorderde bedrag van € 6.898,50 en materiële schadevergoeding voor de posten ziekenhuisopnames € 140,00, reiskosten € 57,97 en eigen risico in verband met de ziekenhuisopname 14 mei 2024 € 228,76.
Met betrekking tot het gevorderde smartengeld overweegt de rechtbank als volgt.
De aard en de ernst van de normschending van het onder 01.324162.24 feit 1 bewezen verklaarde brengen naar haar oordeel mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een bedrag aan immateriële schade passend is. De immateriële schade is verder onderbouwd met een onderliggend stuk dat ziet op de klachten van/psychische gevolgen voor de benadeelde en het geïndiceerde behandeltraject.
De rechtbank acht vergoeding van een bedrag van € 6.898,50, zoals gevorderd, billijk.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 januari 2025, de datum van ondertekening van de ingediende vordering, tot aan de dag der algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
11 mei 2024, de datum van de bewezen verklaarde zware mishandeling, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de post eigen risico met betrekking tot kosten gemaakt in januari 2024. Het vereiste rechtstreekse verband tussen deze kostenposten en een bewezen verklaard feit ontbreekt.
De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indiende verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
27, 36f, 38v, 57, 63, 285, 302,van het Wetboek van Strafrecht
2, 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

acht hetgeen onder parketnummer 01.324162.24 feit 3 en parketnummer 03.141899.24 feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder parketnummer 01.324162.24 feiten 1 en 2, parketnummer 03.141899.24 feit 1 en parketnummer 18.150438.24 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
01.324162.24 feit 1: zware mishandeling
01.324162.24 feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
03.141899.24 feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
18.150438.24: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf en maatregelen:
( ten aanzien van 01-324162-24 feit 1, feit 2, 03-141899-24 feit 1, 18-150438-24 feit 1:)
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
(ten aanzien van 01-324162-24 feit 1, feit 2, 03-141899-24 feit 1:)
 een
contactverbodvoor de duur van
5 jaren.
De rechtbank beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Het contactverbod houdt in dat de veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect, anders dan door tussenkomst van een advocaat en/of een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming en/of Jeugdzorg/Jeugdbescherming, in het belang van de omgang met zijn zoon - contact zal opnemen, zoeken of hebben met: [slachtoffer] , geboren op [2002] .
Beveelt dat
deze maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaaris.
(ten aanzien van 01-324162-24 feit 1:)
 legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 7.325,23.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 70 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 426,73 materiële schade en € 6.898,50 immateriële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe
en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 7.325,23, bestaande uit € 6.898,50 aan immateriële schade en € 426,73 aan materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op de post eigen risico met betrekking tot kosten gemaakt in januari 2024 niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De veroordeelde is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank
wijst afhet verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. C.S.M. Morel en mr. A.P.M. van Weegen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 06 februari 2025.