ECLI:NL:RBOBR:2025:6360

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
C/01/412618 / FA RK 25/569
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voornaamswijziging op basis van artikel 1:4 lid 4 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de voornamen van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Koppelmans-de Goeij, verzocht de rechtbank om de geboorteakte van haar dochter te verbeteren door een eerder geregistreerde voornaam te schrappen. De vader, die ook belanghebbende was, was niet verschenen op de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 19 september 2025 heeft plaatsgevonden. De moeder baseerde haar verzoek op artikel 1:27 en artikel 1:24a van het Burgerlijk Wetboek, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in de registratie van de voornamen. De rechtbank wees het primaire en subsidiaire verzoek af, maar oordeelde dat er wel een zwaarwichtig belang was voor het meer subsidiaire verzoek om de voornamen te wijzigen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van de moeder toe te wijzen en de voornamen van de minderjarige te wijzigen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/412618 / FA RK 25/569
Uitspraak : 14 oktober 2025
Beschikking in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Koppelmans-de Goeij,
over

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

[belanghebbende] ,

wonende op een voor de rechtbank onbekend adres in [land] ,
hierna te noemen: de vader.
De rechtbank merkt als belanghebbende ten aanzien van het primaire en subsidiaire verzoek aan:
de
ambtenaar van de burgerlijke standvan de
gemeente [X], hierna te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand.
De kinderrechter merkt als informant ten aanzien van het meer subsidiaire verzoek aan:
de
[gecertificeerde instelling], statutair gevestigd in [plaats] , hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 3 februari 2025;
  • een F9-formulier van mr. Koppelmans-de Goeij van 6 juni 2025;
  • het verweerschrift van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ontvangen op 13 juni 2025.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 september 2025.
Verschenen zijn:
  • de moeder en haar advocaat,
  • [vertegenwoordiger gemeente] namens de gemeente [X] .
De vader is opgeroepen in de Staatscourant. Hij is niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
[de minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de rechter. Zij heeft niet op deze uitnodiging gereageerd.

De feiten

De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 27 oktober 2022 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. Die beschikking is op 31 maart 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
[de minderjarige] woont bij de moeder. De ouders hebben samen het gezag over haar. De ouders hebben samen nog twee kinderen: [kind 1] en [kind 2] .
Bij beschikking van 27 januari 2025 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 27 januari 2026.

Het verzoek

De moeder verzoekt:
  • primair: de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten het besluit van 17 januari 2025 te wijzigen in die zin dat de ambtenaar de geboorteakte als volgt zal verbeteren: “ [eerste voornaam minderjarige] ” wordt geschrapt waardoor enkel de voornamen “ [gewenste voornamen minderjarige] ” op de geboorteakte staan;
  • subsidiair: de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de geboorteakte te verbeteren in die zin dat “ [eerste voornaam minderjarige] ” wordt geschrapt waardoor enkel de voornamen “ [gewenste voornamen minderjarige] ” op de geboorteakte staan;
  • meer subsidiair: de voornamen te wijzigen in “ [gewenste voornamen minderjarige] ”, waarna de beschikking dient te worden toegevoegd aan de geboorteakte van [de minderjarige] .

De beoordeling

Het primaire verzoek
De moeder baseert haar primaire verzoek op artikel 1:27 en artikel 1:24a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
In artikel 1:27 BW staat dat een belanghebbende een verzoek bij de rechtbank kan indienen als de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geweigerd aan een verrichting mee te werken. Dat verzoek moet binnen zes weken na de verzending van het besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand worden ingediend.
Het besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand, dat is overgelegd als productie 5, dateert van 17 januari 2025. De moeder heeft haar verzoek bij de rechtbank ingediend op 3 februari 2025. Zij is daarom ontvankelijk in haar verzoek. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het primaire verzoek.
Op grond van artikel 1:24a BW kan de ambtenaar van de burgerlijke stand kennelijke schrijf- of spelfouten en kennelijke misslagen in een akte ambtshalve verbeteren.
De vraag is of van zo’n kennelijke fout of misslag sprake is. De rechtbank vindt dat niet het geval. De moeder stelt wel dat sprake is van een kennelijke misslag, omdat het de bedoeling van de ouders was om [de minderjarige] een andere voornaam te geven. Uit de Kamerstukken [1] blijkt echter het volgende:

Onder “kennelijk” dient te worden verstaan “rechtstreeks uit de stukken kenbaar”. Leiden de stukken die op het opmaken van de akte betrekking hebben niet aanstonds tot de gevolgtrekking dat van een misslag sprake is, maar berust die conclusie op bijvoorbeeld een nadere verklaring van een van de partijen, dan behoort de verbeteringsprocedure te worden gevolgd.”
Dit standpunt is nog eens herhaald in Kamerstukken uit 2009. [2]
De moeder heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een kennelijke misslag. De rechtbank neemt op basis van de verklaringen van de moeder wel aan dat de ouders altijd de bedoeling hebben gehad om [eerste voornaam minderjarige] niet als roepnaam op te nemen op de geboorteakte, maar dat is niet “rechtstreeks uit de stukken kenbaar”. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft daarom terecht geweigerd de geboorteakte te verbeteren op grond van artikel 1:24a BW. De rechtbank wijst het primaire verzoek van de moeder dan ook af.
Het subsidiaire verzoek
Subsidiair verzoekt de moeder de geboorteakte te verbeteren op grond van artikel 1:24 BW.
Het moet dan gaan om een akte die onvolledig is of een misslag bevat. Ook hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De vader heeft immers de namen van de minderjarige doorgegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en zijn handtekening onder de akte gezet. Daarover bestaat ook geen discussie. Dat de vader volgens de moeder een andere voornaam had moeten doorgeven, maar dat niet heeft gedaan, levert geen misslag op in de zin van artikel 1:24 BW.
De rechtbank wijst daarom ook het subsidiaire verzoek af.
Het meer subsidiaire verzoek
De rechtbank komt vervolgens toe aan het meer subsidiaire verzoek.
Op grond van artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechtbank wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of van zijn wettelijk vertegenwoordiger(s). Bij zo’n wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan.
De rechtbank stelt voorop dat het verzoek om de roepnaam van [de minderjarige] te verwijderen uit haar officiële voornamen een enigszins ongebruikelijk verzoek is. De rechtbank ontvangt doorgaans juist verzoeken om aan de officiële voornaam de in het dagelijks leven gehanteerde roepnaam toe te voegen, omdat de betrokken persoon zich met die roepnaam identificeert en er bij officiële gelegenheden tegenaan loopt dat deze niet als officiële voornaam geregistreerd staat. De rechtbank heeft dit ter zitting ook aan de moeder voorgehouden. Zij heeft haar verzoek gehandhaafd. De rechtbank heeft hierover niet met [de minderjarige] gesproken en betwijfelt of zij vanwege haar jonge leeftijd kan overzien wat toewijzing van het verzoek in de praktijk voor haar betekent.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat de ouders altijd de bedoeling hebben gehad hun dochter als eerste voornaam de naam “ [tweede voornaam minderjarige] ” te geven, zonder daarbij de roepnaam “ [eerste voornaam minderjarige] ” op te nemen. Dat blijkt uit de eenduidige uitleg die de moeder daarover heeft gegeven en uit het door de vader getekende instemmingsformulier. De moeder heeft dit kort na de geboorte ook kenbaar gemaakt bij de gemeente en op een later moment bij haar toenmalige advocaat. Zij heeft hierover altijd hetzelfde verklaard, namelijk dat de vader per abuis ook de roepnaam van [de minderjarige] heeft laten registreren, terwijl dat niet de bedoeling van de ouders was.
Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een voldoende zwaarwichtig belang op bij wijziging van de voornamen van [de minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen.

De beslissing

De rechtbank:
gelast de wijziging van de voornamen van de minderjarige van “ [oorspronkelijke eerste voornaam minderjarige] ” in: “ [gewenste voornamen minderjarige] ”.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 14 oktober 2025.
Conc: db
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1990/91, 21847, nr. 3, p. 30.
2.Kamerstukken II 2009/10, 32444, nr. 3, p. 26.