ECLI:NL:RBOBR:2025:6319

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
01.057851.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van een gewapende overval op een tankstation met bedreiging van een medewerker

Op 13 oktober 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een tankstation. De overval vond plaats op 18 februari 2025 te Heesch, gemeente Bernheze, waarbij de shopmedewerker door een mededader met een vuurwapen werd bedreigd. De verdachte heeft samen met een ander een grote hoeveelheid rookwaar weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit en heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een ambulante behandeling en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 5 juni, 21 augustus en 29 september 2025, waarbij de verdachte heeft bekend. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging in haar oordeel betrokken en heeft de straf lager vastgesteld dan door de officier was geëist, maar voldoende om de ernst van het feit te weerspiegelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer vordering: 01.090984.23 Parketnummer: 01.057851. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.057851.25
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 01.090984.23
Datum uitspraak: 13 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in P.I. Grave te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2025, 21 augustus 2025 en 29 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij, op of omstreeks 18 februari 2025 te Heesch, gemeente Bernheze tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, shag en/of sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] te richten en/of gericht te houden,en/of- voornoemde [slachtoffer 3] onder bedreiging van voornoemd voorwerp in het magazijn te manen op zijn knieën te gaan zitten;( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
T.a.v. feit 1 subsidiair
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 februari 2025 te Uden, gemeente Maashorst, shag, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.090984.23 is aangebracht bij vordering van 17 april 2025. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2023. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gezien de bekennende verklaring van verdachte wat betreft de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft het hem primair tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met onderstaande opsomming van bewijsmiddelen, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 februari 2025, PL2100-2025036183-4 inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] (p. 135-141);
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juni 2025, OB1R025022-199 inhoudende de verklaringen van aangever [slachtoffer 3] (p. 143-145);
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2025, OB1R025022-204 inhoudende de verklaringen van aangever [slachtoffer 3] (p. 146-149).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 februari 2025 te Heesch, gemeente Bernheze
tezamen en in vereniging met een ander,
shag en sigaretten, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] te richten en gericht te houden, en
- voornoemde [slachtoffer 3] onder bedreiging van voornoemd voorwerp in het magazijn te manen op zijn knieën te gaan zitten.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij zouden de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport d.d. 9 september 2025 moeten worden opgelegd, met uitzondering van het locatieverbod (zonder elektronische monitoring).
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur dient te worden beperkt tot maximaal twee jaar. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman gewezen op de relatief beperkte rol van verdachte en uitspraken in soortgelijke zaken. Eventuele voorwaarden kunnen ook worden gesteld in het kader van een voorlopige invrijheidstelling.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval van een tankstation, waarbij de medewerker van de shop door die ander werd bedreigd met een vuurwapen, althans minst genomen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. De herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan.
Verdachte is weliswaar niet degene die het slachtoffer heeft bedreigd met het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), maar hij heeft zijn mededader er niet van weerhouden een grote inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en diens lichamelijke integriteit aan te tasten. De verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van dit voorwerp, acht de rechtbank overigens ongeloofwaardig. De overval heeft een grote indruk op het slachtoffer gemaakt, hetgeen is gebleken uit de door hem afgelegde verklaring. Dit is te wijten aan het handelen van verdachte en zijn medeverdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf en acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Uit het uittreksel justitiële documentatie ten aanzien van verdachte, blijkt dat hij niet voor het eerst met justitie in aanraking komt voor een vermogensdelict. Ook is gebleken dat in het verleden problemen zijn geweest met het gebruik van middelen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om de proeftijd op drie jaar te stellen om op die manier het recidiverisico in te perken en ervoor te zorgen dat de bijzondere voorwaarden voor langere tijd gelden. De door de verdediging bepleite mogelijkheid van het opleggen van voorwaarden in het kader van de voorlopige invrijheidstelling zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het inperken van het recidiverisico, in het bijzonder gelet op de beperkte duur waarvoor deze dan zouden gelden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Voor de rechtbank valt deze overval in de categorie overval van een winkel met daarbij ‘licht geweld/bedreiging’, terwijl sprake is van de strafverzwarende omstandigheid dat dit in vereniging is gepleegd met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.090984.23.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf op:
T.a.v. feit 1 primair:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
12 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 3 jaren.
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen 5 werkdagen tussen 09:00 en 12:00 uur telefonisch bij Reclassering Nederland via 088-8041504 (Eekbrouwersweg 6 te 's-Hertogenbosch ). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door Novadic Kentron en/of een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding via IFZO en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen.
De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
geeft de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch , opdracht toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2023, gewezen onder parketnummer 01.090984.23, te weten:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
één week.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. A. van der Hilst en mr. J.H.M. Bloebaum, leden,
in tegenwoordigheid van C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 13 oktober 2025.