ECLI:NL:RBOBR:2025:626

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
11384776
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en afwijzing voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 31 januari 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van een ontslag op staande voet door Polygon Nederland B.V. [verzoekster] was in dienst bij Polygon en had zich op 27 augustus 2024 ziekgemeld. Polygon heeft op 10 september 2024 het ontslag op staande voet gegeven, omdat [verzoekster] niet was komen opdagen voor een gepland gesprek en herhaaldelijk afspraken niet was nagekomen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter overwoog dat [verzoekster] zich op 2 september 2024 had betermeld en dat zijn verminderde bereikbaarheid niet voldoende was om een dringende reden voor ontslag te rechtvaardigen. Daarnaast werd het voorwaardelijke tegenverzoek van Polygon tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat ook hiervoor geen redelijke grond aanwezig was. Polygon werd veroordeeld tot betaling van het achterstallig salaris en de proceskosten, en moest [verzoekster] binnen 48 uur toelaten tot zijn werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer / rekestnummer: 11384776 \ EJ VERZ 24-648
Beschikking van 31 januari 2025
in de zaak van
[verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
procederend in persoon,
tegen
POLYGON NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Barneveld,
verwerende partij,
verzoekende partij in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
hierna te noemen: Polygon,
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 9,
- het verweerschrift met een voorwaardelijk tegenverzoek met producties 1 t/m 9.
1.2.
Op 10 januari 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. [verzoekster] is in persoon verschenen. Namens Polygon was [A] (HR-directeur) aanwezig en Polygon werd bijgestaan door haar gemachtigde. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van wat ter zitting besproken is. Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1990, is op 15 november 2023 in dienst getreden bij Polygon in de functie van ‘Medewerker Reconditionering III’ op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Per 15 juni 2024 is deze overeenkomst omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstelijk verdiende loon van [verzoekster] bedroeg € 16,34 bruto per uur (zijnde € 2.690,65 bruto per maand).
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.
2.3.
Op 27 augustus 2024 heeft [verzoekster] zich ziekgemeld.
2.4.
Polygon heeft [verzoekster] op 30 augustus 2024 een officiële waarschuwing gegeven per (zakelijke) e-mail en via AFAS, omdat zowel de arbodienst als zijzelf [verzoekster] na zijn ziekmelding niet kon bereiken.
2.5.
De leidinggevende van [verzoekster] , [B] , heeft op 1 september 2024 per Whatsapp aan [verzoekster] medegedeeld dat hij zich de volgende dag om 10:00 uur op de vestiging [plaats] moest melden. [verzoekster] is niet verschenen op deze afspraak.
2.6.
Op 2 september 2024 heeft Polygon geconstateerd dat [verzoekster] tijdens zijn ziekte gebruik heeft gemaakt van de bedrijfsbus. Omdat zij ook naar aanleiding van de eerste officiële waarschuwing nog geen contact met [verzoekster] heeft kunnen krijgen, heeft zij op 2 september 2024 het loon van [verzoekster] stopgezet en heeft zij de bedrijfsbus teruggevorderd. Polygon heeft vervolgens zonder medeweten van [verzoekster] de bedrijfsbus opgehaald.
2.7.
Op 5 september 2024 heeft [verzoekster] telefonisch contact gehad met [C] (HR-adviseur). In dit telefoongesprek is afgesproken dat tussen hen de volgende dag een Teams-gesprek zou plaatsvinden, waarbij ook [B] zou aansluiten. De uitnodiging voor dit gesprek is naar de zakelijke e-mail van [verzoekster] verstuurd. Hierin staat vermeld dat het gesprek op 6 september 2024 om 9:00 uur zou plaatsvinden.
2.8.
[verzoekster] heeft de volgende dag niet ingebeld voor het Teams-gesprek. Om 9:20 uur heeft [C] [verzoekster] daarom (tevergeefs) telefonisch proberen te bereiken. Naar aanleiding van deze gemiste oproep heeft [verzoekster] om 9:54 uur per Whatsapp aan [C] gevraagd op welk tijdstip het gesprek die dag zou plaatsvinden. Hierop heeft zij gereageerd dat een nieuwe afspraak ingepland moet worden.
2.9.
Polygon heeft [verzoekster] door middel van een aangetekende brief op 10 september 2024 laten weten dat hij op staande voet is ontslagen. Als reden noemt Polygon dat [verzoekster] niet is komen opdagen op het gesprek, herhaaldelijk afspraken niet is nagekomen en dat hij weigert contact op te nemen. Omdat [verzoekster] in de periode van 9 september tot 23 september 2024 wegens verlof in het buitenland verbleef, heeft hij van deze brief pas later kennisgenomen.

3.Het verzoek en het verweer

Het verzoek
3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • het ontslag van 10 september 2024 te vernietigen;
  • te bepalen dat Polygon ten onrechte het salaris van [verzoekster] heeft stopgezet dan wel heeft opgeschort per 2 september 2024;
  • Polygon te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van deze beschikking over te gaan tot onvoorwaardelijke en volledige toelating van [verzoekster] tot het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden;
  • Polygon te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van het achterstallig salaris van € 2.690,45 bruto per maand over de periode vanaf 2 september 2024 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit loon en deze verhoging, vanaf de opeisbaarheid van de loontermijnen en (wat de rente over de verhoging betreft) vanaf de opeisbaarheid van de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7:625 BW tot de dag van algehele voldoening;
  • Polygon te veroordelen om over de periode vanaf 2 september 2024 aan [verzoekster] de salarisspecificaties te verstrekken die zij ingevolge artikel 7:626 BW moet verstrekken binnen 7 dagen na betekening van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat zij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00;
  • Polygon te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking.
3.2.
Aan zijn verzoeken heeft [verzoekster] – samengevat – ten grondslag gelegd dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zodat dit ontslag dient te worden vernietigd. Polygon heeft verweer gevoerd. Dit verweer strekt ertoe dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven, omdat hiervoor een dringende reden aanwezig was en zij de arbeidsovereenkomst als gevolg daarvan onverwijld heeft opgezegd onder onverwijlde mededeling van die dringende reden aan [verzoekster] .
Het (voorwaardelijke) tegenverzoek
3.3.
Polygon heeft een (voorwaardelijk) tegenverzoek ingediend. Uitsluitend in het geval dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden, verzoekt zij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 jo. 7:671b BW. Zij beroept zich daarbij op verschillende ontslaggronden, te weten verwijtbaar handelen (e-grond), een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), andere omstandigheden (h-grond) en de combinatiegrond (i-grond). Polygon legt hieraan ten grondslag dat [verzoekster] herhaaldelijk onbereikbaar is geweest, gemaakte afspraken niet is nagekomen en meermaals zonder toestemming de bedrijfsbus voor privédoeleinden heeft gebruikt. Ook is [verzoekster] tijdens zijn ziekteverlof zonder overleg met de arbodienst of zijn leidinggevende op vakantie gegaan, hetgeen in strijd is met de verzuimregeling. Gelet daarop kan het van Polygon niet gevergd worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] laat voortduren. Ook herplaatsing is niet mogelijk, omdat haar vertrouwen in [verzoekster] als werknemer volgens Polygon definitief is geschaad.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, verder worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of Polygon [verzoekster] terecht op staande voet heeft ontslagen. De kantonrechter overweegt dat dit niet het geval is en dat het ontslag op staande voet zal worden vernietigd. Ook is er geen sprake van een redelijke grond die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
In de zaak van het verzoek
Het juridische kader
4.2.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen op grond van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Een ontslag op staande voet is een uiterst redmiddel en is alleen gerechtvaardigd als van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij beoordeling of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet de aard en ernst van de door de werkgever aangevoerde dringende reden worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werkzaamheden heeft vervuld en overige persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
Er is geen sprake van een dringende reden
4.3.
Voor de beoordeling van de vraag of het aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan hem opgegeven redenen zoals vermeld in de ontslagbrief van 10 september 2024 maatgevend. Ten aanzien van het ontslag op staande voet wordt het geschil tussen partijen afgebakend door de in die brief genoemde redenen. Deze heeft Polygon als volgt geformuleerd: “
Het feit dat je zonder afmelding niet bent komen opdagen voor het geplande gesprek en de afspraken niet bent nagekomen, maakt dat wij genoodzaakt zijn om jouw contract per direct te ontbinden. Dit besluit nemen wij omdat je verwijtbaar handelt door te weigeren contact op te nemen en herhaalde afspraken niet na te komen.” Tussen partijen is daarbij niet in geschil dat met het geplande gesprek het Teams-gesprek van 6 september 2024 wordt bedoeld en dat met het herhaaldelijk niet nakomen van afspraken wordt gedoeld op zowel het gesprek van 2 september 2024 als dat van 6 september 2024.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat in het voorgaande geen dringende reden is gelegen die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Hiertoe wordt als volgt overwogen. Niet in geschil is dat [verzoekster] zich op 27 augustus 2024 heeft ziekgemeld. De kantonrechter stelt daarnaast vast dat [verzoekster] vervolgens op 28 en 29 augustus 2024 in ieder geval op zijn zakelijke telefoon en mail onbereikbaar is geweest voor Polygon en de arbodienst, waarna Polygon hem op vrijdag 30 augustus 2024 een officiële waarschuwing heeft gegeven wegens deze onbereikbaarheid, hoewel [verzoekster] de ontvangst daarvan betwist heeft. Op maandag 2 september 2024 – dus de eerstvolgende werkdag – heeft Polygon onder meer vanwege de onbereikbaarheid van [verzoekster] zijn loon stopgezet, hoewel [verzoekster] eveneens betwist dat hij deze brief eerder heeft ontvangen dan als bijlage bij de e-mailcorrespondentie over het ontslag. In ieder geval heeft [verzoekster] op 2 september 2024 telefonisch contact opgenomen met [B] , zoals ook volgt uit productie 7 van het verzoekschrift. Naar het oordeel van de kantonrechter is vast komen te staan dat [verzoekster] zich in dit telefoongesprek heeft betergemeld bij [B] . Polygon heeft deze stelling van [verzoekster] onvoldoende gemotiveerd betwist. Weliswaar heeft zij aangevoerd dat [verzoekster] deze stelling voor het eerst op de mondelinge behandeling heeft ingenomen, maar hierin kan Polygon niet worden gevolgd. In zijn e-mail aan [A] op 30 september 2024 (door Polygon overgelegd in productie 9 van het verweerschrift) schrijft [verzoekster] immers al dat hij zich beter heeft willen melden in het telefoongesprek met [B] , maar dat deze aangaf eerst een gesprek met HR af te willen wachten alvorens [verzoekster] zijn werkzaamheden zou kunnen hervatten. Niet alleen maakt de kantonrechter hieruit op dat Polygon in ieder geval op 30 september 2024 bekend was met de stelling dat [verzoekster] zich wil betermelden op 2 september 2024, maar hieruit volgt ook dat [verzoekster] eenduidig over de inhoud van het telefoongesprek op 2 september 2024 heeft verklaard. Nu Polygon de stelling van [verzoekster] onvoldoende heeft weersproken – bijvoorbeeld door het overleggen van een afwijkende verklaring van [B] aangaande de inhoud van het telefoongesprek – wordt [verzoekster] in zijn verklaring gevolgd. Het enkele feit dat [verzoekster] zich niet ook in AFAS heeft betergemeld, hoewel dit volgens de verzuimregeling wel had moeten gebeuren, maakt dit niet anders.
4.5.
Uitgaande van de betermelding op 2 september 2024 betekent dit concreet dat [verzoekster] gedurende zijn ziekteverlof in totaal 3 werkdagen onbereikbaar zou zijn geweest voor Polygon en de arbodienst (te weten: 28, 29 en 30 augustus 2024). [verzoekster] heeft echter gemotiveerd weersproken dat hij volledig onbereikbaar was. Hij heeft aangevoerd dat hij uitsluitend onbereikbaar is geweest op zijn werktelefoon omdat zijn oplader defect was, maar dat hij op zijn privételefoon wel steeds bereikbaar is geweest. Deze laatste stelling is voldoende onderbouwd. Zo heeft [verzoekster] [B] op 2 september 2024 na een gemiste oproep op zijn privételefoon diezelfde dag nog teruggebeld (zie productie 7 bij het verzoekschrift). Ook na een contactpoging van [C] van HR op 5 september 2024 op zijn privételefoon heeft [verzoekster] diezelfde dag teruggebeld (hetgeen volgt uit productie 4 bij het verweerschrift). Toen [verzoekster] op 6 september 2024 door [C] om 9:20 uur is gebeld, heeft hij om 9:54 uur een bericht teruggestuurd. Dat Polygon [verzoekster] in de periode van 28 tot en met 30 augustus 2024 ook op zijn privételefoon heeft proberen te bereiken, wordt door [verzoekster] betwist en is voor deze dagen niet vast komen te staan, hoewel onweersproken is aangevoerd dat dit telefoonnummer op dat moment al wel bij Polygon bekend was. Uit de verklaring van [A] (productie 8 van het verweerschrift) volgt dat zij slechts op 9 september 2024, dus na de betermelding, tevergeefs naar het privénummer van [verzoekster] heeft gebeld. Dat de correspondentie aanvankelijk uitsluitend via de werktelefoon van [verzoekster] verliep, heeft er volgens [verzoekster] toe geleid dat hij de officiële waarschuwing van 30 augustus 2024 (verstuurd naar de zakelijke mail van [verzoekster] en opgenomen in AFAS en zijn personeelsdossier) niet heeft gelezen en dat hij het Whatsapp-bericht van [B] van 1 september 2024 dat hij zich de volgende dag op locatie moest melden voor een gesprek te laat heeft gezien. Hoewel zijn verminderde bereikbaarheid [verzoekster] in zekere zin kan worden aangerekend en van hem verwacht mocht worden dat hij dit beter had georganiseerd, is dit in de gegeven omstandigheden van onvoldoende gewicht om een dringende reden voor ontslag op staande voet te vormen.
4.6.
Hetzelfde geldt voor de afwezigheid van [verzoekster] bij het Teams-gesprek van 6 september 2024. Dat [verzoekster] niet heeft ingebeld, is niet in geschil. Vast staat ook dat [verzoekster] de dag voorafgaand aan het Teams-gesprek hierover wel met [C] telefonisch contact heeft gehad op zijn privételefoon. Weliswaar heeft [C] verklaard dat in dit telefoongesprek ook het tijdstip van de afspraak op 6 september 2024 is benoemd, maar dit is door [verzoekster] betwist. Dat de uitnodiging vervolgens naar zijn zakelijke mail is verstuurd, hoewel hij op zijn privételefoon werd gebeld, hoefde [verzoekster] naar het oordeel van de kantonrechter niet te verwachten. Wel kan het hem worden aangerekend dat hij het tijdstip van de afspraak niet heeft geverifieerd en dat hij deze daardoor heeft gemist, maar dit is – zowel afzonderlijk als in samenhang met de overige gronden die Polygon aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd – onvoldoende om een dringende reden aan te nemen voor een ontslag op staande voet, hetgeen immers een uiterst redmiddel hoort te zijn.
Tussenconclusie
4.7.
Nu is overwogen dat geen sprake is van een dringende reden, is dit reeds voldoende om het ontslag op staande voet te vernietigen, zodat de overige vereisten voor een ontslag op staande voet geen bespreking behoeven. De vordering van [verzoekster] die strekt tot vernietiging van het op 10 september 2024 gegeven ontslag op staande voet is toewijsbaar.
Loonvordering
4.8.
Voor de beoordeling van de loonvordering van [verzoekster] is het van belang te beoordelen of Polygon rechtsgeldig het loon op 2 september 2024 heeft gestaakt. Ter zitting heeft Polygon desgevraagd expliciet toegelicht dat zij hiermee een loonstop heeft beoogd in de zin van artikel 7:629 lid 3 BW en geen loonopschorting als bedoeld in het 6e lid van dat artikel. Vooropgesteld wordt dat een loonstop uitsluitend kan worden ingezet als sprake is van de in artikel 7:629 lid 3 BW genoemde gevallen. Dat van een van de genoemde gronden in dit specifieke geval sprake is, is bij gebreke van enige feitelijke onderbouwing door Polygon niet vast komen te staan, zodat de loonstop ten onrechte aan [verzoekster] is opgelegd en geen stand kan houden. Nu het ontslag op staande voet zal worden vernietigd en er geen sprake is van een rechtsgeldige loonstop, heeft dit tot gevolg dat de loonvordering van [verzoekster] zal worden toegewezen zoals gevorderd. Omdat Polygon niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan, is zij bovendien de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over zowel het loon als de wettelijke verhoging verschuldigd geworden, zodat ook deze vorderingen toewijsbaar zijn.
Loonspecificaties
4.9.
Ook de vordering om Polygon te veroordelen om over de periode vanaf 2 september 2024 aan [verzoekster] de salarisspecificaties te verstrekken binnen 7 dagen na betekening van deze beschikking, zal worden toegewezen zoals gevorderd. Het enkele feit dat de verplichting hiertoe reeds volgt uit artikel 7:626 BW staat niet aan toewijzing in de weg, nu Polygon aan deze verplichting nog niet heeft voldaan. De gevorderde dwangsom is ook toewijsbaar. De kantonrechter ziet geen aanleiding om over te gaan tot matiging van (het maximum van) de dwangsom.
In de zaak van het (voorwaardelijk) tegenverzoek
4.10.
Omdat het ontslag op staande voet zal worden vernietigd, is de voorwaarde vervuld waaronder het tegenverzoek is gedaan, zodat de kantonrechter toekomt aan het beoordelen hiervan. In het tegenverzoek heeft Polygon verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Vooropgesteld wordt dat een arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. Wat als een redelijke grond beschouwd moet worden, is bepaald in artikel 7:669 lid 3 BW. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.11.
Polygon heeft meerdere ontslaggronden ten grondslag gelegd aan haar tegenverzoek. Zo beroept zij zich op verwijtbaar handelen door [verzoekster] (e-grond), een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), andere omstandigheden (h-grond) en de combinatiegrond (i-grond). De redenen die zij reeds heeft aangevoerd om het ontslag op staande voet te onderbouwen, legt zij ook ten grondslag aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast verwijt Polygon [verzoekster] dat hij ongeoorloofd gebruik heeft gemaakt van de bedrijfsbus en dat hij tijdens zijn ziekte zonder overleg met de arbodienst en zijn leidinggevende op vakantie is gegaan (en gedurende deze periode evenmin bereikbaar was). De kantonrechter overweegt dat deze omstandigheden geen redelijke grond met zich meebrengen die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, zodat het tegenverzoek van Polygon zal worden afgewezen. Dit oordeel zal hieronder per ontslaggrond afzonderlijk worden toegelicht.
Verwijtbaar handelen (e-grond)
4.12.
Primair heeft Polygon ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op grond van verwijtbaar handelen. Overwogen wordt dat de verminderde bereikbaarheid van [verzoekster] en het missen van de afspraken op 2 september 2024 en 6 september 2024 geen redelijke grond opleveren waardoor van Polygon geen voortzetting van de arbeidsovereenkomst gevergd kan worden. Hetgeen hierover eerder reeds is overwogen, vindt ook hier toepassing. [verzoekster] had er wellicht voor kunnen zorgen dat hij zijn verminderde bereikbaarheid beter met Polygon had gecommuniceerd, maar uit de stukken volgt dat [verzoekster] zodra hij op zijn privételefoon werd gecontacteerd steeds in een kort tijdsbestek contact met Polygon heeft opgenomen. De mate waarin [verzoekster] wel onbereikbaar is geweest, is in de gegeven omstandigheden van onvoldoende gewicht om verwijtbaar handelen aan te nemen. Ook de andere door Polygon aangevoerde omstandigheden zijn, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende om tot de conclusie te komen dat van Polygon door verwijtbaar handelen van [verzoekster] niet gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst voortzet. Ten aanzien van het privégebruik van de bedrijfsbus wordt als volgt overwogen. Polygon verwijt [verzoekster] onder meer dat hij op 1 september 2024 tijdens zijn ziekte eenmalig (privé)gebruik heeft gemaakt van de bedrijfsbus en bij een controle op 10 september 2024 heeft zij geconstateerd dat [verzoekster] ook tijdens zijn aanwezigheid viermaal ongeoorloofd privégebruik heeft gemaakt van de bedrijfsbus, hoewel in de leaseovereenkomst is vermeld dat dit niet is toegestaan. Vast staat echter dat [verzoekster] ten aanzien van dit laatste gebruik geen waarschuwing heeft ontvangen. Daarbij komt dat [verzoekster] ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat het beleid is dat medewerkers jaarlijks 500 kilometer privé mogen rijden, dat iedereen binnen Polygon weleens de bus privé gebruikt en dat dit privégebruik door de medewerker in kwestie in het systeem geregistreerd dient te worden. Weliswaar erkent [verzoekster] dat hij nog niet aan deze registratieverplichting heeft voldaan, maar dit is erin gelegen dat hij dit systeem aanvankelijk slechts op zijn zakelijke telefoon kon raadplegen en dat hij daartoe op dat moment geen toegang had. Het enkele feit dat [verzoekster] de ritten nog niet had geregistreerd, maakt niet dat hij daarmee verwijtbaar gehandeld heeft. Ook het verwijt dat [verzoekster] tijdens zijn ziekte zonder overleg met de arbodienst of zijn leidinggevende van 9 tot en met 23 september 2024 naar het buitenland is gegaan voor vakantie kan geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen wegens verwijtbaar handelen. Zo heeft [verzoekster] ter zitting gemotiveerd betwist dat hij tijdens zijn vakantieverlof nog ziek was. Nu reeds is overwogen dat Polygon dit onvoldoende heeft weersproken, had [verzoekster] na zijn betermelding niet langer de verplichting om zijn verlof met de arbodienst af te stemmen en gedurende zijn verlof voor hen bereikbaar te zijn. Voor zover Polygon ter zitting nog heeft bedoeld aan te voeren dat [verzoekster] – voor zover hij zich op 2 september 2024 heeft betergemeld – zich daarna ten onrechte niet beschikbaar heeft gesteld voor werk, geldt dat zij daarin niet wordt gevolgd door de kantonrechter. Immers heeft [verzoekster] voldoende gemotiveerd aangevoerd dat [B] hem tijdens het telefoongesprek van 2 september 2024 heeft medegedeeld dat [verzoekster] eerst het gesprek met HR zou moeten afwachten voordat hij zijn werkzaamheden kon hervatten. Dit gesprek zou aanvankelijk plaatsvinden op 6 september 2024 en is vervolgens, nadat [verzoekster] daarbij niet aanwezig was, niet meer opnieuw ingepland voordat [verzoekster] op 9 september 2024 met verlof ging, waarna [verzoekster] de dag daarop op staande voet ontslagen is. Al met al kan geen van de door Polygon aangedragen omstandigheden – niet afzonderlijk en ook niet in onderlinge samenhang bezien – leiden tot een voldragen e-grond.
Verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)
4.13.
Polygon heeft verder aangevoerd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond). Om een arbeidsovereenkomst op deze grond te kunnen ontbinden, moet sprake zijn van een dusdanig ernstig verstoorde verhouding dat van Polygon als werkgever niet gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst voort laat duren [1] . Van de werkgever mag alvorens hiertoe overgegaan wordt verwacht worden dat hij zich inzet voor het herstel van de verstoorde verhouding, bijvoorbeeld door mediation. Als dit niet mogelijk is of wanneer dit in redelijkheid niet van de werkgever gevergd kan worden, kan pas een beëindiging op grond van een verstoorde arbeidsverhouding aan de orde zijn.
4.14.
De kantonrechter oordeelt dat hiervan in deze situatie geen sprake is. Daarbij weegt zij mee dat [verzoekster] op 15 juni 2024 nog een vaste aanstelling heeft gekregen en dat in ieder geval op dat moment nog geen sprake was van een bekoelde arbeidsverhouding. In feite is er – behoudens een gestelde eenmalige discussie met [B] – niets tussen partijen voorgevallen totdat [verzoekster] zich heeft ziekgemeld. Mede gelet op het voortvarende handelen van Polygon, is het conflict tussen partijen vervolgens in een betrekkelijk korte periode geëscaleerd (tussen de ziekmelding van 27 augustus en het ontslag op staande voet van 10 september 2024 zit exact 2 weken). Hoewel Polygon ter zitting terecht heeft aangevoerd dat een arbeidsverhouding ook in een korte periode ernstig verstoord kan raken, is naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake van een zodanig arbeidsconflict dat de onderlinge relatie (op termijn) niet meer hersteld kan worden. Daar is meer voor nodig. Bovendien mocht van Polygon, zeker gelet op de voorgeschiedenis, verwacht worden dat zij zich zou inspannen om te onderzoeken of herstel van de arbeidsverhouding nog mogelijk was. In dat verband heeft zij onvoldoende gedaan. Dat [A] op de zitting heeft verklaard dat zij rondom 20 september 2024 nog een gesprek met [verzoekster] heeft geïnitieerd om de recente gebeurtenissen te bespreken, maar dat hij ook hier zonder afmelding afwezig was, maakt dit niet anders. Weliswaar kan zijn afwezigheid [verzoekster] worden aangerekend, maar ook als hij wel bij dit gesprek aanwezig was geweest, heeft te gelden dat de insteek van dit gesprek niet het herstel van de arbeidsverhouding was, maar uitsluitend het karakter had van een exitgesprek. Dit kan al met al niet tot het oordeel leiden dat Polygon voldoende heeft gedaan om te onderzoeken of de arbeidsrelatie tussen partijen op termijn kon worden hersteld, zodat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding niet toewijsbaar is.
Andere omstandigheden (h-grond)
4.15.
De h-grond vormt een restcategorie bestemd voor omstandigheden die niet in artikel 7:669 lid 3 sub a tot en met g BW zijn genoemd, maar zodanig van aard zijn dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet kan worden gevergd van de werknemer. De wetgever heeft tijdens de parlementaire behandeling als voorbeelden onder meer detentie of illegaliteit van de werknemer en het niet beschikken van een tewerkstellingsvergunning door de werkgever genoemd. Daarnaast heeft de wetgever benadrukt dat de h-grond niet mag worden gebruikt om een (tekortschietende) onderbouwing van een andere ontslaggrond te repareren. Verder geldt dat, als sprake is van verschillende gronden die op zichzelf onvoldoende ‘redelijke grond’ opleveren, deze niet samengenomen als h-grond (alsnog) een redelijke grond kunnen vormen (zie Kamerstukken II 2013-2014, 33818, nr. 7, p. 130). Dat sprake zou zijn van andere omstandigheden zoals bedoeld onder h, is door Polygon onvoldoende onderbouwd, zodat deze grond niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan leiden.
De combinatiegrond (i-grond)
4.16.
De i-grond is bedoeld voor gevallen waarin voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden en waarbij de werkgever dat niet kan baseren op omstandigheden uit één enkele ontslaggrond, maar dit wel kan motiveren en onderbouwen met omstandigheden uit meerdere ontslaggronden tezamen. Nu uit het voorgaande blijkt dat geen van de aangevoerde afzonderlijk ontslaggronden (bijna) voldragen is, levert ook de i-grond geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op.
In de zaak van het verzoek en tegenverzoek
Proceskostenveroordeling
4.17.
Omdat Polygon in zowel de zaak van het verzoek als het tegenverzoek ongelijk krijgt, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. [verzoekster] is tot aan de mondelinge behandeling bijgestaan door een professioneel gemachtigde, zodat aan hem hiervoor salaris gemachtigde toekomt. Voor de hoogte daarvan wordt aangesloten bij de ‘Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz’. De proceskosten van [verzoekster] worden begroot op:
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
814,00
(tarief gemiddelde zaak)
- nakosten
0,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.062,00
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
In de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
5.1.
vernietigt het ontslag op staande voet van 10 september 2024,
5.2.
bepaalt dat Polygon ten onrechte het salaris van [verzoekster] heeft stopgezet per 2 september 2024,
5.3.
veroordeelt Polygon om binnen 48 uur na betekening van deze beschikking over te gaan tot onvoorwaardelijke en volledige toelating van [verzoekster] tot het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden,
5.4.
veroordeelt Polygon tot betaling aan [verzoekster] van het achterstallig salaris van € 2.690,45 bruto per maand over de periode vanaf 2 september 2024 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit loon en deze verhoging, vanaf de opeisbaarheid van de loontermijnen en, wat de rente over de verhoging betreft, vanaf de opeisbaarheid van de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7:625 BW, tot de dag van algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt Polygon om over de periode vanaf 2 september 2024 aan [verzoekster] de salarisspecificaties te verstrekken die zij ingevolge artikel 7:626 BW moet verstrekken binnen 7 dagen na betekening van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat zij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00,
5.6.
veroordeelt Polygon in de proceskosten van € 1.062,00, te vermeerderen met de eventuele kosten van de betekening van deze beschikking,
5.7.
veroordeelt Polygon tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2013/14, 33 818, nr. 3 p. 46).