Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
hierna: [betrokkenen] ). Een van de betrokkenen bij de retraites was verdachte. Uit de eigen verklaring van verdachte blijkt dat hij in ieder geval voor [betrokkenen] werkzaam was als beheerder van de woning in Eersel en dat hij veel weet heeft van de werking en herkomst van de middelen die in de ceremonies van [betrokkenen] werden gebruikt, zoals ayahuasca, kambo en bufo. Dit blijkt ook uit de foto’s die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen. Die foto’s lijken verband te houden met het gebruik en de bereiding van iboga en ayahuasca. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte (“ [verdachte] ”) als ‘facilitator’ bij ceremonies aan [betrokkenen] verbonden was. Dat met “ [verdachte] ” in het dossier als de persoon die werkzaam was voor [betrokkenen] verdachte is bedoeld, leidt de rechtbank af uit de verklaringen van de getuigen en medeverdachten in het dossier. Uittenbroek heeft verdachte herkend op de getoonde foto van verdachte als [verdachte] en getuige [getuige 1] beschrijft [verdachte] als een Italiaanse man van ongeveer 25 jaar oud, wat overeenkomt met het signalement van verdachte. Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat in de betreffende woning een andere [verdachte] dan verdachte aanwezig is geweest.
[medeverdachte 1] , de verklaring van getuige [getuige 1] , dat verdachte hem de thee met ayahuasca aanreikte, de aangetroffen foto’s en notitie op de telefoon van verdachte, en de whatsappberichten van 3 maart 2019 blijkt dat hij in de ten laste gelegde periode deelnemers in het huis ontving, dat hij aanwezig was bij en toezicht hield tijdens de sessies, dat hij ayahuasca heeft bereid, dat hij ayahuasca heeft verstrekt aan deelnemers en dat hij aanwezig was bij de ceremonie. Verdachte heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de eerste ten laste gelegde periode een significante, wezenlijke bijdrage van voldoende gewicht geleverd om als medepleger aangemerkt te kunnen worden.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit en de verdachte.
Oplegging van straf.
3 september 2019 (datum inverzekeringstelling) en het eindvonnis van vandaag. Van bijzondere omstandigheden die een overschrijding van deze termijn zouden kunnen rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank constateert dat er sprake is van een overschrijding van meer dan vier jaar. Overeenkomstig de jurisprudentie van de Hoge Raad zal de rechtbank op grond van deze mate van overschrijding bij de strafoplegging handelen naar bevind van zaken.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
gevangenisstraf voor de duur van
2 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht