ECLI:NL:RBOBR:2025:6193

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
C/01/419205 / FA RK 25-3760
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging na zelfbindingsverklaring in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 september 2025 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene met een psychische stoornis die een zelfbindingsverklaring heeft opgesteld. Deze verklaring stelt de betrokkene in staat om in een goede periode te bepalen welke zorg hij wenst in een slechte periode. De rechtbank oordeelt dat, ondanks de zelfbindingsverklaring, een zorgmachtiging noodzakelijk is wanneer de omstandigheden die in de verklaring zijn beschreven zich voordoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich niet aan afspraken houdt, drugs gebruikt en de hulpverlening afhoudt. Dit leidt tot de conclusie dat verplichte zorg noodzakelijk is om de veiligheid van de betrokkene en zijn omgeving te waarborgen. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/419205 / FA RK 25-3760
Datum uitspraak: 18 september 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.W.M. Verberne uit Eindhoven.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 september 2025.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2025. Daarbij zijn gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
  • [naam 1] , zorgverantwoordelijke/verpleegkundig specialist;
  • [naam 2] , verpleegkundig specialist in opleiding.
De advocaat heeft ter zitting toegelicht dat betrokkene niet zelf aanwezig wilde zijn bij de mondelinge behandeling. Betrokkene was wel op de hoogte van de zitting en van het feit dat zijn advocaat namens hem het woord voerde.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden na aanleiding van een zelfbindingsverklaring.

3.De beoordeling

3.1.
Betrokkene heeft samen met zijn zorgverantwoordelijke een zelfbindingsverklaring opgesteld, vergezeld van een zorgplan. De zelfbindingsverklaring is op 20 mei 2025 ondertekend door betrokkene, de zorgverantwoordelijke en de geneesheer-directeur en geldig tot 2 april 2026.
3.2.
Op 20 mei 2025 heeft [naam 3] een verklaring op grond van artikel 4:1 lid 6 Wvggz opgesteld, waaruit blijkt dat betrokkene ten tijde van het opstellen van de zelfbindingsverklaring tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat was.
3.3.
In de zelfbindingsverklaring staat beschreven onder welke omstandigheden verplichte zorg dient te worden verleend, telkens voor een maximale duur van zes maanden:
“Wanneer het slecht met mij gaat. En op het moment dat ik psychisch heel onstabiel ben en totaal niet meer in de samenwerking ben en het contact met de ggz uit de weg ga en me niet meer aan afspraken houd, vind ik het belangrijk dat er verplichte zorg aan mij wordt verleend.”
3.4.
De advocaat bepleit afwijzing van het verzoek primair omdat de vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast op basis van de zelfbindingsverklaring, subsidiair omdat betrokkene zich vrijwillig houdt aan de vormen van zorg en meer subsidiair omdat de zorgmachtiging een te zwaar middel is.
3.5.
De zelfbinding maakt het mogelijk voor een persoon met een psychische stoornis om in een goede periode te bepalen wat er in een slechte periode met hem moet gebeuren. De zelfbindingsverklaring maakt de aanvraag van een zorgmachtiging niet overbodig (zie
art. 5:17 lid 5 Wvggz (http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0040635&artikel=5:17&g=2025-07-01)). Wanneer de omstandigheden die zijn beschreven in de zelfbindingsverklaring zich voordoen, moet een zorgmachtiging worden aangevraagd. Hoewel de wet dit niet expliciet vermeldt, is aannemelijk dat hiermee kan worden afgeweken van art. 6:4 lid 1 jo. 3:3 Wvggz. De zelfbindingsverklaring is immers (ook) bedoeld om eerder, dus nog voordat sprake is van ernstig nadeel, te kunnen ingrijpen met een zorgmachtiging.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden beschreven in de zorgmachtiging zich thans voordoen: betrokkene houdt zich niet aan de afspraken met de [GGZ-instelling] en gebruikt drugs. In de afgelopen periode heeft betrokkene de contacten met de hulpverlening, zoals het Gebiedsteam van de [GGZ-instelling] en woonbegeleiding van Stichting Door afgehouden. Wanneer ze toch contact met betrokkene kunnen krijgen lijken bij hem waanideeën aanwezig te zijn. Sinds geen sprake meer is van verplichte zorg heeft betrokkene al twee keer geweigerd zijn depotmedicatie te nemen en weigert hij woonbegeleiding. Betrokkene heeft nu twee mensen bij hem inwonen (in de medische verklaring wordt in dit verband gesproken over drugs-gerelateerde contacten) en de woningbouw heeft signaal gekregen dat betrokkene in het openbaar masturbeert. Betrokkene loopt daardoor het risico zijn woning te verliezen. Momenteel is het niet duidelijk wat het drugsgebruik inhoudt omdat betrokkene hier geen inzicht in geeft, maar omdat (zo wordt genoemd in de medische verklaring) dagelijks drugsdealers bij hem thuis komen is er het vermoeden dat sprake is van drugsgebruik.
3.7.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden, nu er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.8.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
  • het toedienen van medicatie;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • controleren op aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Deze vormen van verplichte zorg zijn ook genoemd in de eerder genoemde zelfbindingsverklaring. De verplichte vorm “aanbrengen van beperkingen in de vrijheid (..)” ziet er ook op dat betrokkene verplicht is afspraken met ambulante hulp- en zorgverleners na te komen en met hen contact te onderhouden.
3.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging voor [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wat inhoudt dat de maatregelen die in r.ov. 3.8 staan kunnen worden toegepast;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 maart 2026.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025 door mr. M.F.M.T. Franke, rechter, in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 18 september 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.