ECLI:NL:RBOBR:2025:6150
Rechtbank Oost-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot herstel huurwoning na brand in kort geding
In deze zaak heeft de huurster, hierna te noemen [eiser], in kort geding gevorderd dat haar huurwoning, die door brand onbewoonbaar is geworden, binnen vier maanden hersteld ter beschikking wordt gesteld. De huurster is rolstoelafhankelijk en verblijft momenteel in het ziekenhuis voor een operatie en revalidatie. De kantonrechter heeft op 18 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vordering van [eiser] is afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van [eiser] ontbreekt, omdat zij nog minimaal twaalf weken in het ziekenhuis zal verblijven en het vonnis in de bodemprocedure, waarin de huurovereenkomst wordt beoordeeld, binnen afzienbare tijd zal worden uitgesproken. De kantonrechter heeft ook overwogen dat het belang van de verhuurder, Thuis, om de noodzakelijke werkzaamheden aan de woning niet te hoeven verrichten, zwaarder weegt dan het belang van [eiser]. De proceskosten zijn voor rekening van [eiser], die in totaal € 678,00 aan Thuis moet betalen.