Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 september 2025 in de zaken tussen
het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel, het waterschap,
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
- Eiseres 1 is eigenaar van de locatie. De locatie grenst aan de Dommel, een A-watergang in beheer van het waterschap.
- Op de locatie stond de voormalige zuivelfabriek St. Oda uit 1916 die is aangemerkt als een rijksmonument. Eiseres 1 heeft dit gebouw verbouwd tot een logiesgelegenheid voor toeristen die wordt geëxploiteerd door eiseres 2. Op de locatie is ook een restaurant met verhoogd terras aan de Dommel gebouwd en er is een stalen trap naar de Dommel aangelegd met een aanlegplaats voor rondvaarten en kano’s. Eiser 3 is enig bestuurder van eiseres 1 en geeft (samen met anderen) leiding aan eiseres 2.
- Voor de realisering van het project heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad (B&W) op 25 januari 2022 een omgevingsvergunning verleend. Eiseres 1 is begonnen met de verbouwing nadat deze omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden.
- Bij de verbouwing is afgeweken van de omgevingsvergunning. Zo is de nieuwbouw (met de bar en het restaurant) achter het bestaande pand breder uitgevoerd dan is vergund en ligt deze nieuwbouw dichter bij de Dommel. Eiseres 1 heeft hiervoor een omgevingsvergunning gevraagd aan B&W. B&W heeft de vergunning geweigerd op 27 augustus 2023 en dit besluit gehandhaafd in de beslissing op bezwaar van 20 augustus 2024. Dit besluit is onherroepelijk. B&W is inmiddels voornemens om handhavend op te treden maar heeft nog geen handhavingsbesluit genomen en wacht hiermee tot de rechtbank in deze beroepen uitspraak heeft gedaan.
- Een toezichthouder van het waterschap heeft de locatie in april 2023 bezocht en een aantal obstakels en bouwwerken geconstateerd die al wel waren gerealiseerd maar waarvoor geen vergunning op grond van de Waterwet (een watervergunning) was verleend. Eiseres 1 heeft op 4 mei 2023 een watervergunning aangevraagd. Het waterschap heeft op 21 juni 2023 de watervergunning geweigerd. In het besluit op bezwaar van 23 februari 2024 is het waterschap bij dit besluit gebleven. Dit besluit is onherroepelijk.
- Op 12 juni 2024 heeft de toezichthouder van het waterschap een bezoek gebracht aan de locatie waarbij veertien overtredingen zijn geconstateerd. Op 9 oktober 2024 heeft het waterschap een vooraankondiging van een last onder dwangsom toegezonden aan eisers.
50.000,00
150.000,00
Daarnaast merkt de rechtbank op dat werken 1, 2 en 14 ook liggen op een gedeelte van de locatie waar het waterschap meende dat uitsluitend het PVVR lag (buiten de zone waarin de beschermingszone en het (niet aanwezige) PVVR elkaar overlappen). Het waterschap heeft niet onderbouwd waarom handhavend wordt opgetreden tegen deze werken voor zover ze uitsluitend in het (niet aanwezige) PVVR liggen. De rechtbank is om deze redenen van oordeel dat de bestreden besluiten met betrekking tot werken 1, 2 en 14 reeds daarom onvoldoende zijn gemotiveerd.
- De beschoeiing (werk 4) ligt in de beschermingszone bij een a-water en is, gelet op artikel 2.54, eerste lid van de Wsv vergunningplichtig. Er gelden geen algemene regels.
- De reconstructie van het talud (5) in de beschermingszone is een handeling in een beschermingszone bij een a-water en is vergunningplichtig gelet op artikel 2.2, eerste lid van de Wsv.
- De borders (8) liggen geheel in de beschermingszone en gedeeltelijk in het (niet aanwezige) PVVR waar dat de beschermingszone overlapt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het waterschap terecht vastgesteld dat sprake is van een ophoging. De borders zijn dus vergunningplichtig op basis van artikel 2.2, eerste lid van de Wsv. Voor zover de borders buiten de beschermingszone liggen zijn ze vergunningsvrij maar in dit geval kan het waterschap uitsluitend handhaven op overtreding van artikel 2.2, eerste lid van de Wsv.
- De stalen trap (9) is een werk in de beschermingszone en is vergunningplichtig gelet op artikel 2.2, eerste lid van de Wsv.
- De beplanting (10) is niet aan te merken als het aanbrengen, behouden of verwijderen van gras of eenjarige gewassen in een a-water of in de daarbij behorende beschermingszone en is vergunningplichtig gelet op artikel 2.2, eerste lid en 2.91 van de Wsv.
- Het worteldoek (11) in de beschermingszone is een handeling in een beschermingszone bij een a-water en is vergunningplichtig gelet op artikel 2.2, eerste lid en 2.59 van de Wsv.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. S. Hindriks, leden, in aanwezigheid van mr.H.J. van der Meiden, griffier.