ECLI:NL:RBOBR:2025:5932

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
01/197436-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen

Op 22 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 juni 2024 in Uden opzettelijk een ontploffing teweegbracht. De verdachte heeft bij de voordeur van een woning vuurwerk en brandbare vloeistof gebruikt, wat leidde tot een brand en gemeen gevaar voor de woning en de daarin aanwezige inboedel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, wat hij ook heeft bekend. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 18 maanden had gevorderd, niet gevolgd en heeft in plaats daarvan een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met middelengebruik en de noodzaak van reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de zaak is behandeld op tegenspraak na meerdere zittingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01-197436-24
Datum uitspraak: 22 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen: P.I. Grave,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 februari 2025, 16 mei 2025 en 8 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juni 2024 te Uden, gemeente Maashorst opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de voordeur van de woning [adres] aan een fles met brandbare vloeistof bevestigd vuurwerk en/of een explosief te ontsteken (waardoor er een vuur/brand is ontstaan bij die voordeur van die woning), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning en/of de daarin aanwezige inboedel en/of een in die woning aanwezige hond te duchten was.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring voor het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

De bewijsmiddelen.

Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 16 juni 2024, p. 72;
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2024, p. 55;
Een proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2024, p. 100;
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 augustus 2025.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 15 juni 2024 te Uden, gemeente Maashorst opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de voordeur van de woning [adres] aan een fles met brandbare vloeistof bevestigd vuurwerk en/of een explosief te ontsteken (waardoor er een vuur/brand is ontstaan bij die voordeur van die woning), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning en/of de daarin aanwezige inboedel en/of een in die woning aanwezige hond te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest. Volgens de officier van justitie is er in deze zaak een voorwaardelijk strafdeel niet nodig, aangezien er al bijzondere voorwaarden lopen in het kader van een eerdere veroordeling in een andere strafzaak.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht bij de strafbepaling in sterke mate rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is kwetsbaar en hij kampte jaren met een heroïneverslaving. Daarbij dient in het voordeel van verdachte te worden meegewogen dat zijn proceshouding is gewijzigd en nu wel verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Uit het reclasseringsrapport van augustus 2024 komt naar voren dat hij al langere tijd zeer gemotiveerd was om leven zonder delicten te leiden. De verdediging heeft betoogd dat om die redenen de eis van de officier van justitie te hoog is. Volgens de verdediging dient te worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan die van het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel. Hieraan kunnen de door de reclassering in 2024 geadviseerde en later ook aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Ten slotte heeft de verdediging verzocht rekening te houden met artikel 63 Sr.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het teweeg brengen van een ontploffing door een vuurwerk(brand)bom bij de voordeur van de woning van aangever [slachtoffer] te plaatsen. De ontploffing had een harde knal, vuur en materiële schade tot gevolg. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Hoewel er op dat moment geen personen in de woning aanwezig waren, heeft verdachte die mogelijkheid voor lief genomen door het feit te plegen terwijl de lampen in de woning aan waren, op een tijdstip in de avond waarop bewoners normaal gesproken thuis zijn. Verdachte had er dus rekening mee moeten houden dat de bewoners ook nu thuis waren. Bovendien is een dergelijke aanslag uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de getroffen woning. Ook leidt zo’n ontploffing voor omwonenden en ook in meer algemene zin in de samenleving tot onrust en begrijpelijke gevoelens van angst en onveiligheid. Dit blijkt in deze zaak ook uit de getuigenverklaringen van personen die een harde knal hadden gehoord en daarmee getuige zijn geworden van de ontploffing. Dit alles rekent de rechtbank verdachte stevig aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in de justitiële documentatie van verdachte gezien dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte kampt met problemen op diverse leefgebieden, zoals huisvesting en schulden. In het bijzonder geldt dat verdachte een verleden heeft van ernstig middelengebruik, waardoor schulden zijn ontstaan die volgens verdachte tot het plegen van het feit aanleiding hebben gegeven. Het lijkt nu beter te gaan met het middelengebruik, en de daaruit ontstane schulden lijken te zijn opgelost. Deze en andere problemen worden beschreven in het (door de verdediging overgelegde) reclasseringsrapport van 26 augustus 2024. Hoewel dit rapport ziet op een andere strafzaak en dateert van bijna één jaar geleden, ziet de rechtbank desalniettemin aanleiding om hier ook in deze zaak rekening mee te houden. Bovengenoemde problemen deden zich immers destijds al voor en lijken, in elk geval deels, nog steeds aan de orde te zijn.
In augustus 2024 adviseerde de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en hier bijzondere voorwaarden aan te koppelen, te weten een meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding. Deze bijzondere voorwaarden werden aan verdachte bij vonnis van de rechtbank Zeeland West-Brabant van 7 januari 2025 en later door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 1 november 2024 opgelegd. Verdachte loopt nu nog steeds in dit reclasseringstoezicht.
Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank uit een oogpunt van vergelding en ter bescherming van de maatschappij en in verband met een juiste normhandhaving, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Een korter onvoorwaardelijk strafdeel zou geen recht doen aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De tijd die door verdachte in hechtenis is doorgebracht komt hierop in mindering.
Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de eerder door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Deze bijzondere voorwaarden zijn reeds van kracht, maar zullen anders in november 2026 (door het eindigen van de proeftijd) verlopen. De rechtbank acht het, gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte, van belang dat deze voorwaarden ook daarna nog kunnen worden voortgezet, en zal deze voorwaarden daarom woordelijk overnemen (vindplaats ECLI:NL:GHSHE:2024:3444, niet gepubliceerd). Dit dient niet alleen ter bevordering van stabiliteit in het leven van verdachte, maar zal naar verwachting ook bijdragen aan het verminderen van de kans op nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande dus een iets andere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 63, 157 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan
8 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank stelt daarbij de volgende voorwaarden.
Als algemene voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Novadic-Kentron verslavingsreclassering op het adres Jan Wierhof 14, 5017 JD Tilburg. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de verslavingsreclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. veroordeelde zich laat behandelen door Novadic Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start reeds na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. veroordeelde verblijft bij het RIBW, Unitio of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na aanmelding. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
5. veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en staat open voor hulp ten aanzien van dit leefgebied;
6. veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om inzicht te krijgen in eventueel middelengebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd
7. veroordeelde meewerkt aan ambulante begeleiding gericht op de praktische leefgebieden. Veroordeelde wordt begeleid door Humanitas Homerun of een soortgelijke forensische zorgaanbieder zolang de reclassering nodig acht.
De rechtbank geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. C.F.N. van Schaijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Durmuş, griffier,
en is uitgesproken op 22 augustus 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District 's-Hertogenbosch, met onderzoeksnummer OB1R024079, onderzoeksnaam Rebekka, afgesloten op 15 april 2025, pag. 1 tot en met pag. 164.