ECLI:NL:RBOBR:2025:5842
Rechtbank Oost-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing gevorderde ontruiming in kort geding wegens geestelijke stoornis huurder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Vastenlanden Iresidence IV en een gedaagde partij die niet is verschenen. Vastenlanden vorderde ontruiming van een pand, stellende dat de huurovereenkomst was beëindigd door een huuropzegging van de gedaagde op 22 mei 2025. De gedaagde had echter niet opgeleverd en veroorzaakte overlast voor andere huurders. Tijdens de zitting op 11 september 2025 werd vastgesteld dat de gedaagde, ondanks tijdige oproeping, niet was verschenen, en er werd verstek verleend. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde ontruiming niet kon worden toegewezen, omdat het zeer aannemelijk was dat de huuropzegging onder invloed van een geestelijke stoornis was gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat de ontruiming gebaseerd was op een mogelijk vernietigbare rechtshandeling. De kantonrechter benadrukte de grote terughoudendheid die in kort gedingprocedures moet worden betracht, vooral gezien de ingrijpende gevolgen van een ontruiming. De vordering van Vastenlanden werd afgewezen, en de proceskosten werden begroot op € 0,-, aangezien de gedaagde niet was verschenen.