ECLI:NL:RBOBR:2025:5842

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
11852167 \ CV EXPL 25-4685
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing gevorderde ontruiming in kort geding wegens geestelijke stoornis huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Vastenlanden Iresidence IV en een gedaagde partij die niet is verschenen. Vastenlanden vorderde ontruiming van een pand, stellende dat de huurovereenkomst was beëindigd door een huuropzegging van de gedaagde op 22 mei 2025. De gedaagde had echter niet opgeleverd en veroorzaakte overlast voor andere huurders. Tijdens de zitting op 11 september 2025 werd vastgesteld dat de gedaagde, ondanks tijdige oproeping, niet was verschenen, en er werd verstek verleend. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde ontruiming niet kon worden toegewezen, omdat het zeer aannemelijk was dat de huuropzegging onder invloed van een geestelijke stoornis was gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat de ontruiming gebaseerd was op een mogelijk vernietigbare rechtshandeling. De kantonrechter benadrukte de grote terughoudendheid die in kort gedingprocedures moet worden betracht, vooral gezien de ingrijpende gevolgen van een ontruiming. De vordering van Vastenlanden werd afgewezen, en de proceskosten werden begroot op € 0,-, aangezien de gedaagde niet was verschenen.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 11852167 \ CV EXPL 25-4685
Vonnis in kort geding van 12 september 2025
in de zaak van
VASTENLANDEN IRESIDENCE IV,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Vastenlanden,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding van 30 augustus 2025 met 4 producties. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2025. Namens Vastenlanden is verschenen [A] , werkzaam als technisch manager bij de vastgoedbeheerder van Vastenlanden, samen met de gemachtigde.
[gedaagde] is ondanks dat hij behoorlijk en tijdig voor de zitting is opgeroepen, niet verschenen. Aan hem is verstek verleend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, dat bij vervroeging wordt uitgesproken op 12 september 2025.

2.Het geschil

2.1.
Vastenlanden vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat de huur is opgezegd en [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis, tot ontruiming van het pand aan [adres] te [plaats] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.2.
Vastenlanden legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft op 22 mei 2025 een huuropzeggingsformulier ondertekend en ingediend, waardoor de huurovereenkomst op 1 juli 2025 is geëindigd. Hij heeft het gehuurde echter niet opgeleverd en maakt daar nu zonder recht of titel gebruik van. Vastenlanden heeft een spoedeisend belang bij haar vordering omdat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt. Hij is erg verward en laat zich bedreigend en intimiderend uit tegen andere huurders. Vastenlanden kan deze huurders geen ongestoord woongenot verschaffen, terwijl zij daar wel toe verplicht is. Deze huurders kunnen aanspraak maken op huurprijsvermindering zodat Vastenlanden ook een financieel belang bij haar vordering heeft.
2.3.
Van [gedaagde] is geen verweer bekend.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het originele exploot van dagvaarding is gebleken dat [gedaagde] correct voor de zitting van 11 september 2025 is opgeroepen. Aangezien ook de overige bij wet voor-geschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zal tegen [gedaagde] verstek worden verleend.
3.2.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Vastenlanden af. Hierna zal dit oordeel worden uitgelegd.
Verklaring voor recht
3.3.
Vastenlanden vordert een verklaring voor recht. Dat is niet mogelijk in een kort geding, omdat het geen voorlopige maatregel betreft. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
Ontruiming gehuurde
3.4.
Een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is een maatregel, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
3.5.
Vastenlanden heeft aan de gevorderde ontruiming ten grondslag gelegd dat [gedaagde] op 22 mei 2025 de huur heeft opgezegd, waardoor de huurovereenkomst op 1 juli 2025 is geëindigd. Ter zitting heeft Vastenlanden uiteengezet dat zij inmiddels contact heeft gehad met de vader van [gedaagde] . Die heeft aan haar verklaard dat [gedaagde] op dit moment gedwongen is opgenomen in een instelling voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz).
Uit de overgelegde processtukken, waaronder de meldingen van omwonenden, blijkt dat [gedaagde] al enkele maanden, en dus ook ten tijde van de huuropzegging, in een psychische noodtoestand verkeerde. Gelet op die omstandigheden acht de kantonrechter het zeer aannemelijk dat [gedaagde] de huuropzegging onder invloed van een geestelijke stoornis heeft gedaan. Dat betekent dat het eveneens zeer aannemelijk is dat Vastenlanden de gevorderde ontruiming baseert op een mogelijk vernietigbare rechtshandeling van [gedaagde] .
De kantonrechter is daarom voorshands van oordeel dat de gevorderde ontruiming moet worden afgewezen. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat niet is gebleken dat er feiten en/of omstandigheden zijn waardoor uit hoofde van onverwijlde spoed een ontruiming is vereist. Op dit moment is [gedaagde] gedwongen opgenomen, zodat er geen overlast door hem in het gehuurde wordt veroorzaakt. Ook heeft Vastenlanden verklaard dat de vader van [gedaagde] garant staat voor het betalen van de huur. Het belang van Vastenlanden bij een onmiddellijke voorziening is dus beperkt, terwijl de gevolgen van een ontruiming voor [gedaagde] ingrijpend en onomkeerbaar zijn.
3.6.
Vastenlanden krijgt in deze procedure ongelijk. Omdat [gedaagde] niet in de procedure is verschenen, worden de proceskosten van [gedaagde] begroot op € 0,-.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van Vastenlanden af,
4.2.
veroordeelt Vastenlanden in de proceskosten van [gedaagde] , begroot op € 0,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.