ECLI:NL:RBOBR:2025:5821

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
11759466 CV EXPL 25-4593
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hersteld ter beschikking stellen van brandbeschadigde woning en vervangende woonruimte

In deze zaak heeft [eiseres] een kort geding aangespannen tegen De Stichting WOONSTICHTING THUIS, omdat haar woning door brand onbewoonbaar is geworden. [eiseres] huurt sinds 8 april 2024 een woning van Thuis, die aangepast is op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, omdat zij rolstoelafhankelijk is. Na een ziekenhuisopname in februari 2025 is er brand uitgebroken in haar woning, waardoor deze niet meer bewoonbaar is. [eiseres] vordert dat Thuis de woning binnen vier maanden herstelt en vervangende woonruimte ter beschikking stelt tot haar woning weer bewoonbaar is. Thuis betwist echter het spoedeisend belang van de vordering en stelt dat [eiseres] geen bewijs heeft geleverd van haar noodzaak om snel terug te keren naar de woning.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2025 is gebleken dat [eiseres] langer in het ziekenhuis moet blijven dan aanvankelijk verwacht, wat haar vordering verder ondermijnt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is, omdat [eiseres] nog minimaal twaalf weken in het ziekenhuis zal verblijven en het vonnis in de bodemprocedure binnenkort zal volgen. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 678,00.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11759466 \ CV EXPL 25-4593
Vonnis in kort geding van 18 september 2025
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij in kort geding,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.C. van der Weele,
tegen
De Stichting WOONSTICHTING THUIS,
gevestigd in Eindhoven,
gedaagde partij in kort geding,
hierna te noemen: Thuis,
gemachtigde: mr. W.J. Aardema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juli 2025 met producties (genummerd 1 tot en met 4),
- producties 1 tot en met 10 aan de zijde van Thuis,
- producties 5 tot en met 7 aan de zijde van [eiseres] ,
- het verzoek van [eiseres] om digitaal deel te nemen aan de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 14 augustus 2025 heeft de mondelinge behandeling in deze zaak plaatsgevonden. Op deze dag heeft ook de mondelinge behandeling in de bodemprocedure bekend onder zaaknummer 11598609 CV EXPL 25-2051 tussen partijen plaatsgevonden. De kantonrechter heeft beide zaken gelijktijdig behandeld, waarbij de afspraak is gemaakt dat de standpunten die door partijen zijn ingenomen in beide procedures zal worden meegenomen. Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis in kort geding wordt gewezen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] huurt sinds 8 april 2024 een woning van Thuis aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). De woning is destijds aangepast op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat [eiseres] rolstoelafhankelijk is. In februari 2025 heeft [eiseres] een tijd in het ziekenhuis verbleven. In deze periode is brand uitgebroken in de woning van [eiseres] . De woning is hierdoor niet meer bewoonbaar en de woning is nog niet hersteld. Op dit moment verblijft [eiseres] in het ziekenhuis voor een operatie en een daaropvolgend revalidatietraject. [eiseres] is deze procedure begonnen met het oog op de terugkeer naar de woning.
2.2.
De woning maakt deel uit van een complex met meerdere appartementen. Thuis heeft het appartementsrecht ten aanzien van een deel van de appartementen. De appartementsgerechtigden zijn lid van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De VvE heeft voor het complex een opstalverzekering afgesloten.
1.3.
De aannemer heeft een plan van aanpak gemaakt voor de uit te voeren werkzaamheden aan de woning. De kosten van deze werkzaamheden zijn nog niet bekend. De opstalverzekeraar heeft nog geen akkoord gegeven voor de werkzaamheden.
Wat wordt gevorderd?
2.2.
[eiseres] vordert in kort geding – kortgezegd – dat Thuis binnen vier maanden de woning aan de [adres] in [woonplaats] hersteld ter beschikking stelt aan [eiseres] op straffe van een dwangsom. En aan [eiseres] vervangende woonruimte ter beschikking te stellen vanaf het moment dat zij wordt ontslagen uit de revalidatiekliniek totdat haar eigen woning aan de [adres] hersteld en bewoonbaar is. Een en ander met een veroordeling van Thuis in de proceskosten.
2.3.
Thuis is het hier niet mee eens. Op de eerste plaats betwist Thuis dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij deze procedure. Daarbij merkt zij ook op dat [eiseres] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt wanneer [eiseres] dient te vertrekken uit de revalidatiekliniek. Ook kan [eiseres] vervangende woonruimte vinden bij [A] , locatie [straat] in [woonplaats] , aldus Thuis. Tenslotte benadrukt Thuis dat het vonnis in de bodemprocedure, waarin duidelijk wordt of de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden dan wel alsnog wordt ontbonden, kort na de uitspraak in kort geding volgt. Verder heeft Thuis aangevoerd dat de kosten van de noodzakelijke werkzaamheden aan de woning op dit moment nog niet zijn vast te stellen c.q. in te schatten, maar gelet op de in het plan van aanpak genoemde noodzakelijke werkzaamheden wel aanzienlijk zullen zijn, en dat de verzekeraar nog geen akkoord heeft gegeven voor de werkzaamheden.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Wie krijgt gelijk?
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat Thuis in deze procedure gelijk krijgt. Zij licht hieronder toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

Het spoedeisend belang ontbreekt
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Indien dat het geval is, moet de kantonrechter in dit kort geding beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Het spoedeisend belang moet worden beoordeeld op het moment van dit vonnis, uitgaande van datgene wat op de mondelinge behandeling door partijen naar voren is gebracht.
3.2.
[eiseres] heeft uitgelegd dat zij een spoedeisend belang heeft bij de ingestelde vorderingen, omdat zij op 25 juni 2025 is geopereerd en bij voldoende herstel niet terug kan keren naar haar woning, omdat de woning nog niet bewoonbaar en hersteld is. Als haar woning of vervangende woonruimte, nadat zij het ziekenhuis heeft verlaten, niet beschikbaar is, doet zich een noodtoestand voor, aldus [eiseres] . [eiseres] kan namelijk, gezien haar beperkingen niet verblijven in een daklozenopvang en klinische zorgplekken zijn niet beschikbaar. Bij aanvang van de kort geding procedure was de verwachting dat [eiseres] eind augustus 2025 voldoende hersteld zou zijn om het ziekenhuis te verlaten.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat de omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor zij een langere periode in het ziekenhuis dient te verblijven. De uitgevoerde operatie is niet naar verwachting verlopen. Er dient een nieuwe operatie plaats te vinden, maar wanneer deze operatie gaat plaatsvinden heeft [eiseres] niet exact vermeld. [eiseres] heeft wel toegelicht dat er in elk geval drie weken wordt afgewacht en dat na de operatie een revalidatietermijn van negen weken volgt.
3.4.
Thuis stelt zich op het standpunt dat het spoedeisend belang in deze zaak ontbreekt, omdat [eiseres] nog minimaal twaalf weken buitenshuis zal verblijven. Daarbij komt dat het vonnis in de bodemprocedure binnen afzienbare termijn wordt uitgesproken.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] op dit moment geen spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen. [eiseres] heeft namelijk op zitting toegelicht dat zij in elk geval nog minstens twaalf weken in het ziekenhuis zal moeten verblijven. Maar ook als geoordeeld zou worden dat wel sprake is van een spoedeisend belang geldt dat het belang van Thuis om de noodzakelijke werkzaamheden aan de woning nu niet te hoeven verrichten, prevaleert boven het belang van [eiseres] bij toewijzing van haar vorderingen, omdat op dit moment nog niet duidelijk is of, wanneer en in hoeverre de opstalverzekering tot uitkering zal komen en wat de kosten van de noodzakelijke werkzaamheden aan de woning zijn, terwijl [eiseres] in ieder geval de komende maanden nog in het ziekenhuis zal verblijven.
3.6.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
3.7.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Thuis vastgesteld op € 678,00 aan proceskosten (€ 543,00 salaris gemachtigde + € 135,00 nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Thuis tot op heden vastgesteld op € 678,00, te betalen binnen veertien dagen en - als [eiseres] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet - te vermeerderen met de kosten van betekening,
4.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Weij en in het openbaar uitgesproken op
18 september 2025.