ECLI:NL:RBOBR:2025:5784
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van h-grond afgewezen wegens gebrek aan redelijke grond
In deze zaak verzoekt de werkgever, De Lage Landen International B.V. (DLL), om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, hierna te noemen [verweerder], op basis van de h-grond, omdat de arbeidsovereenkomst volgens DLL inhoudsloos is geworden. De kantonrechter heeft het verzoek van DLL afgewezen, omdat er op dat moment geen sprake was van een voldragen h-grond. De procedure begon met een verzoekschrift van DLL, dat op 8 juli 2025 bij de rechtbank werd ingediend. Tijdens een mondelinge behandeling op 19 augustus 2025 zijn de standpunten van beide partijen besproken. DLL stelde dat de werknemer zijn functie had neergelegd en dat er geen andere passende functie voor hem beschikbaar was binnen de organisatie. De werknemer verweerde zich door te stellen dat DLL niet aan haar herplaatsingsverplichting had voldaan en dat er geen dringende reden was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat DLL onvoldoende had aangetoond dat de arbeidsovereenkomst feitelijk inhoudsloos was geworden. De rechter wees erop dat de werknemer, ondanks zijn wens om te rouleren binnen de organisatie, zich voldoende had ingespannen om een nieuwe functie te vinden. Bovendien had DLL niet adequaat gereageerd op de situatie van de werknemer en had zij onvoldoende ondersteuning geboden in zijn zoektocht naar een nieuwe rol. De kantonrechter concludeerde dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van DLL af. DLL werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 949,00 werden begroot.