4.3.Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Omdat [eiser 2] niet afzonderlijk naast [eiser 1] griffierecht heeft betaald en beide eisers gezamenlijk procederen met één gemachtigde, zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door [eiser 1] betaalde griffierecht moet vergoeden en zal de rechtbank de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vaststellen op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 april 2024;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.A. Maarschalkerweerd, rechter, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
g. houtopstand te vellen of te doen vellen.
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.11, tweede lid, draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project. In afwijking van de eerste volzin en onverminderd artikel 2.5 kan, indien één van die onlosmakelijke activiteiten een activiteit is als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor die activiteit voorafgaand aan en los van de overige onlosmakelijke activiteiten een aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend.
Artikel 2.18
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Bijlage II
Artikel 2.2aa
Als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, worden tevens aangewezen:
a. het realiseren van een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen 2.9, eerste en tweede lid, of 9.4, eerste, achtste of negende lid, van die wet, artikel 9, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding of artikel 13, achtste lid, van de Tracéwet, voor zover dat project, onderscheidenlijk die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en voor zover voor dat project geen vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming is aangevraagd of verleend;
b. het verrichten van een handeling als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 of 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen 3.3, tweede of zevende lid, 3.8, tweede of zevende lid, 3.10, tweede of derde lid, of 3.31, eerste lid, voor zover die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en voor zover voor die handeling geen ontheffing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, 3.8, eerste lid of 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste lid, is aangevraagd of verleend.
Verordening fysieke leefomgeving Heusden 2022 (Verordening)
Artikel 3.74, eerste lid Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een boom te kappen of houtopstand te vellen.
Artikel 3.76 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een aanduiding van de te kappen boom of te vellen houtopstand op een kaart, foto of tekening;
b. de reden voor het kappen van de boom of vellen van de houtopstand;
c. de mogelijkheid tot herbeplanten en, als het voornemen tot herbeplanten bestaat, de locatie daarvan, het aantal en de soorten.
Artikel 3.77 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend:
a. als de belangen van de boom of houtopstand op een andere manier - dan door het in stand houden hiervan - worden geborgd of
b. vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen.
Artikel 3.78 Weigeringsronden
De omgevingsvergunning kan worden geweigerd op grond van:
de natuurwaarde van de houtopstand;
de landschappelijke waarde van de houtopstand;
de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
e beeldbepalende waarde van de houtopstand;
de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Artikel 3.79 Bijzondere vergunningvoorschriften; herplanten, storting gemeentelijke reserve ‘Rood voor Groen’
1. Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat herplant moet plaatsvinden. Het college geeft hiervoor een termijn en aanwijzingen voor het aantal en de manier waarop.
2. Als niet ter plaatse, op hetzelfde perceel of in de nabije omgeving kan worden herplant met een of meerdere bomen van vergelijkbare waarde, kan als voorschrift worden opgenomen dat een financiële bijdrage in de gemeentelijke reserve ‘Rood voor Groen’ moet worden gestort. Deze bijdrage is 20% van de monetaire waarde van de boom.
3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald dat wanneer de herplant niet aanslaat, dat deze binnen één jaar moet worden vervangen op de aangegeven manier.
Bestemmingsplan Nieuwkuijk
Artikel 20 Algemene aanduidingsregels