ECLI:NL:RBOBR:2025:5715

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
01/131395-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens verleiding van een minderjarige tot ontuchtige handelingen en bezit van kinderporno

Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verleiding van een minderjarige tot ontuchtige handelingen en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 95 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een dagvaarding op 28 juli 2021. De verdachte, die 37 jaar ouder was dan het slachtoffer, heeft het slachtoffer verleid tot het maken en versturen van seksueel getinte foto's en video's in ruil voor geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van kinderporno, aangezien op verschillende gegevensdragers foto's en video's van het slachtoffer waren aangetroffen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de curator van het slachtoffer, toegewezen, waarbij een schadevergoeding van €3.000,- werd opgelegd, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele specifieke afbeeldingen waarvan niet bewezen kon worden dat het om het slachtoffer ging. De rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lage kans op recidive.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.131395.21
Datum uitspraak: 11 september 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 juli 2021
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 augustus 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 december 2019 tot en met 1 juni 2021 te Waalre en/of Eindhoven , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
telkens een hoeveelheid afbeeldingen en/of video’s, - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen en/of video’s, te weten een MacBook Pro (goednummer 674889) en/of een Iphone 11 Pro (goednummer 674861) en/of een Ipad 5 (goednummer 674888) en/of een I pad (goednummer 674901)
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -
bestonden uit:
het met een penis en/of banaan en/of een bus deodorant en/of een aardbei oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
( - video 1 van [bestandsnaam] en/of
- foto 6,8 en/of video 2, 4, 7 van [bestandsnaam] en/of
- video 2, 4, 5, 7 van [bestandsnaam] en/of
- foto 13, 19, 20 en/of video 1, 2, 5, 6 van [bestandsnaam] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon
gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een
voorwerp en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij haar leeftijd past
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s)
nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze
persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(- foto 1 video 1 van [bestandsnaam] en/of
- foto 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en/of video 1, 2, 3, 4,
5,6,7 van [bestandsnaam] en/of
- foto 1, 2 en/of video 1 van [bestandsnaam] en/of
- foto 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en/of video 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
[bestandsnaam] en/of
- foto 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18,
19, 20, 21, 22 en/of video 1, 2, 3, 4, 5, 6 van
[bestandsnaam] );
Feit 2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 april 2019 tot en met 6 april 2021 te Eindhoven en/of Waalre, in elk geval in Nederland
door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door
- het geven en/of lenen en/of beloven van geld en/of
[slachtoffer] , geboren op [2003] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door (meermalen)
die [slachtoffer] (te beloven) geld te geven en/of lenen als zij seksueel getinte foto’s en/of filmpjes van zichzelf zou maken (al dan niet ten behoeve van de verkoop via Twitter) en/of aan hem, verdachte zou sturen waarop zij seksueel getinte poses aannam en/of seksueel getinte handelingen verrichtte, waarbij hij, verdachte meerdere malen aan heeft gegeven welke (seksuele) handelingen zij moest verrichten, waarna die [slachtoffer] die foto’s en/of filmpjes aan hem, verdachte, stuurde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de bewijsmiddelen in het dossier, gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 (met uitzondering van een aantal specifieke afbeeldingen waarvan onvoldoende duidelijk zou zijn dat het om slachtoffer [slachtoffer] gaat of omdat onvoldoende zeker is dat zij op het moment van het maken van de afbeelding minderjarig was) en onder 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan de bewezenverklaring van de rechtbank. Wel heeft de verdediging de rechtbank ten aanzien van feit 1 verzocht (de door de politie gemaakte omschrijving van) de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen kritisch te beoordelen. De verdediging heeft zich daarnaast ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat het dossier de mogelijkheid openlaat dat aangeefster verdachte heeft opgelicht. Aangeefster heeft verdachte immers door allerlei beloftes geldbedragen afhandig weten te maken welke bedragen zij – ondanks toezeggingen daartoe – niet heeft terugbetaald.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Op grond van die bewijsmiddelen is buiten redelijke twijfel vast komen te staan dat de 37 jaar oudere verdachte de destijds minderjarige aangeefster gedurende een lange periode geld heeft gegeven dan wel beloofd waardoor hij aangeefster heeft verleid om seksueel getinte foto’s en filmpjes van zichzelf te maken en aan hem te sturen. De verklaring van verdachte dat het geven van geld aan aangeefster losstond van het ontvangen van foto’s en filmpjes en dat hij daar niet om vroeg, wordt weerlegd door de inhoud van de chatgesprekken. Een aantal van de foto’s en filmpjes is ook op verschillende computers en telefoons van verdachte, die bij de doorzoeking van zijn woning in beslag zijn genomen, aangetroffen. Daarmee heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte zal worden vrijgesproken (partieel) ten aanzien van die afbeeldingen waarvan naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel staat dat daarop de minderjarige slachtoffer [slachtoffer] is te zien.
Voor zover er al gesproken zou kunnen worden van een door verdachte aan aangeefster verstrekte lening die niet door haar is terugbetaald, doet dat geen afbreuk aan het strafwaardige handelen van verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat er een relatie tussen aangeefster en verdachte bestond die zich kenmerkte door het principe ‘voor wat hoort wat’. Aangeefster stuurde verdachte seksuele content van zichzelf in ruil voor (geleend) geld van verdachte maar bijvoorbeeld ook in ruil voor hulp bij bijvoorbeeld het achterhalen van een telefoonnummer van de ex-vriendin van de toenmalige vriend van aangeefster. Daarbij komt dat ook geleend geld van waarde was voor aangeefster. Aangeefster werd – zo blijkt uit haar verklaringen – gedreven door de betalingen die zij van verdachte kreeg, omdat ze geld wilde voor zichzelf en om haar vriend financieel te helpen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
1.
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12december 2019 tot en met1 juni 2021 te Waalre
en/of Eindhoven ,althans in Nederland, meermalen, althans eenmaaltelkens een hoeveelheid afbeeldingen en/of video’s, - en/ofgegevensdragers, bevattende afbeeldingen en
/ofvideo’s, te weten een
MacBook Pro
(goednummer 674899
)en
/ofeen Iphone 11 Pro
(goednummer 674861
)en
/ofeen Ipad 5
(goednummer 674888
)en
/ofeen Ipad
(goednummer 674901
)van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken
of schijnbaar isbetrokkenheeft verworven,in bezit heeft gehad
en/of zich daartoe door middel van eengeautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van eencommunicatiedienst de toegang heeft verschaftwelke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -
bestonden uit:
het met een penis en
/ofbanaan en
/ofeen bus deodorant en
/ofeen
aardbei oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(- video 1 van [bestandsnaam] en
/of- foto 6, 8 en
/ofvideo 2, 4, 7 van [bestandsnaam] en
/of- video 2, 4, 5, 7 van [bestandsnaam] en
/of- foto 13, 19, 20 en
/ofvideo 1, 2, 5, 6 van [bestandsnaam] )
en
/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon
gekleed is en/of poseert in een omgeving en/of met
een
voorwerp en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij haar leeftijd past
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose
en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's
/film(s)
nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van
deze
persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus)
(telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
(- foto 1 video 2 van [bestandsnaam] en
/of- foto 1, 2, 3,
4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,
11en
/ofvideo
1, 2, 3, 4,
5, 6, 7 van [bestandsnaam] en
/of- foto
1, 2 en
/ofvideo 1 van [bestandsnaam] en/of
- foto 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en
/ofvideo 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
[bestandsnaam] en
/of- foto 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,
9, 11,12, 13, 14, 15, 16, 17, 18,
19, 20, 21, 22 en
/ofvideo 1, 2, 3, 4, 5, 6 van
[bestandsnaam] ).
2.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 9 april 2019 tot en met 6 april 2021
te Eindhoven en/of Waalre, in elk gevalin Nederland
door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
en/of misleiding,te weten door
- het geven en/of lenen en/of beloven van geld
en/of
[slachtoffer] , geboren op [2003] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen
en/of van hem, verdachte, te dulden,door
(meermalen
)
die [slachtoffer] (te beloven) geld te geven en/of lenen als zij seksueel getinte foto’s en/of filmpjes van zichzelf zou maken
(al dan niet ten behoeve van de verkoop via Twitter)en
/ofaan hem, verdachte zou sturen waarop zij seksueel getinte poses aannam en/of seksueel getinte handelingen verrichtte, waarbij hij, verdachte meerdere malen aan heeft gegeven welke
(seksuele
)handelingen zij moest verrichten, waarna die [slachtoffer] die foto’s en/of filmpjes aan hem, verdachte, stuurde.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren zal worden opgelegd. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient in mindering te worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van die straf. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een taakstraf gevorderd voor de duur van 240 uren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, mede gelet op de enorme overschrijding van de redelijke termijn, het gegeven dat verdachte in behandeling is geweest en hij sinds het tenlastegelegde niet meer met politie of justitie in aanraking is geweest, kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die qua duur niet langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Genoemde factoren brengen tevens mee dat geen plaats is voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel of voor een taakstraf van maximale duur, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft een meisje van destijds 16/17 jaar verleid tot het verrichten van ontuchtige handelingen. Het slachtoffer was 37 jaar jonger dan verdachte en hij beloofde en gaf haar geld om deze handelingen te verrichten. Deze handelingen werden door het slachtoffer op beeld vastgelegd en via instant messaging naar verdachte gestuurd, waarbij verdachte soms ook aangaf wat hij precies wilde zien. Op verschillende gegevensdragers die bij de doorzoeking van de woning van verdachte in beslag zijn genomen zijn ook foto’s en filmpjes van het slachtoffer aangetroffen. Verdachte heeft zich derhalve ook schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno.
Met het plegen van voornoemde feiten heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit en de normale (seksuele) ontwikkeling van het jonge slachtoffer. In dat verband overweegt de rechtbank dat buiten kijf staat dat (jonge) slachtoffers van seksueel misbruik nog geruime tijd worden geconfronteerd met de gevolgen. Ook op latere leeftijd kunnen slachtoffers van dergelijke feiten nog last krijgen van hetgeen hen is overkomen. De rechtbank rekent verdachte voornoemde feiten zwaar aan.
Vertrekpunt: oriëntatiepunten
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten ter zake kinderporno. Bij het bezit van kinderporno geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een taakstraf voor de duur van 240 uren. Er is geen oriëntatiepunt voor de bewezenverklaarde verleiding. Uit het dossier volgt evenwel dat verdachte instructies heeft gegeven over de inhoud van de foto’s en filmpjes die aangeefster van zichzelf maakte. Daarin ziet de rechtbank, hoewel niet tenlastegelegd, aanleiding eveneens acht te slaan op het oriëntatiepunt ter zake het vervaardigen van kinderporno waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geldt voor de duur van twee jaren. Nu de verleiding van het slachtoffer door verdachte met name ten doel had om kinderpornografische afbeeldingen in bezit te krijgen, is de rechtbank van oordeel dat dat feit een zwaardere strafmaat als uitgangspunt rechtvaardigt dan het enkele bezit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over verdachte van 18 november 2022. Verdachte is van februari 2022 tot juli 2022 in behandeling geweest bij de forensische polikliniek De Omslag. Gedurende de behandeling is er een risicotaxatie gedaan en de behandelaar schat een lage kans op recidive in. Er zijn geen aanwijzingen voor een seksuele (voorkeur) stoornis. De reclassering adviseert bij een veroordeling van verdachte aan hem een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De overige door de raadsman genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat zij effect hebben op de strafsoort of de hoogte van de op te leggen straf.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt als aanvangsdatum van de redelijke termijn 1 juni 2021, de datum waarop verdachte in verzekering is gesteld, in aanmerking.
Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling en afdoening van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden geldt, nu van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen. Aldus is de redelijke termijn met ongeveer twee jaren en drie maanden overschreden.
De beoordeling
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijk langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht in beginsel passend. Maar de rechtbank ziet in de forse overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om de aan verdachte op te leggen straf te verminderen in die zin dat zal worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 95 dagen. Dat betekent dat verdachte - conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsman - niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. Gegeven de ernst van de feiten acht de rechtbank daarnaast de oplegging van een taakstraf van maximale duur, te weten 240 uren, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen. Hij heeft gedurende vier jaar, sinds 3 september 2021, in een schorsing van de voorlopige hechtenis gelopen, waarin hij een behandeling heeft gevolgd en zich geen incidenten hebben voorgedaan. Gelet op het als laag ingeschatte recidiverisico acht de rechtbank het niet noodzakelijk om nu nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 95 dagen en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
De rechtbank zal het bevel voorlopige hechtenis, dat met ingang van 3 september 2021 is geschorst, opheffen met ingang van heden.

De vordering van de benadeelde partij.

De vordering van de benadeelde partij.
De wettelijk vertegenwoordiger (curator) van [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een bedrag gevorderd van in totaal € 3.000,-, bestaande uit geleden immateriële schade. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd en is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu die vordering niet eenvoudig is vast te stellen aangezien sprake is van eigen schuld en het causale verband tussen het bewezenverklaarde en de opgegeven schade niet duidelijk is vast te stellen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. Daarom dient de vordering bij de burgerlijke rechter te worden aangebracht.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict, te weten 9 april 2019, tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek. Verdachte heeft immers een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij. De aard en ernst van deze inbreuk brengt mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht strekt tot de bescherming van de seksuele integriteit van personen die, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Gelet op die strekking, ziet de rechtbank geen aanleiding rekening te houden met de door de verdediging gestelde eigen schuld aan de kant van aangeefster. Ook overigens is de vordering voldoende onderbouwd en komt in het licht van de schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegewezen niet als onredelijk of onbillijk voor.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict, te weten 9 april 2019, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn waarop kinderpornografisch materiaal is aangetroffen, zoals in de bewezenverklaring is vermeld. Het betreffen dus voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Niet is gebleken dat op deze gegevensdragers kinderpornografisch materiaal is aangetroffen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 240b (oud), 248a (oud) Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Bewezenverklaring
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1:
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straffen
Legt op de volgende straffen en maatregelen:
T.a.v. feit 1, feit 2:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
95 dagenmet
aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
- een
taakstrafvoor de duur van
240 urensubsidiair
120 dagen hechtenis.
Beslag
Teruggave
Teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
  • 1 STK Computer op standaard met wit snoer;
  • 1 STK Computer in zwart leren hoes,
aan verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
  • 1 STK Computer in donkergrijze hoes;
  • 1 STK Computer in grijs beschadigde hoes;
  • 1 STK Computer laptop met oplaad snoer.
Schadevergoedingsmaatregel
- Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 3.000,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 3.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Voorlopige hechtenis
Heft op het tegen verdachte verleende - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M.T. Keukens, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 11 september 2025.