ECLI:NL:RBOBR:2025:5635

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
C/01/417814 / HA ZA 25-479
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voorlopige voorziening in civiele zaak met betrekking tot onroerende zaken en terugbetaling van lening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 10 september 2025 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eisers, bestaande uit vier partijen, hebben een vordering ingediend tegen de gedaagden, die ook uit meerdere partijen bestaan. De hoofdzaak betreft een geschil over onroerende zaken en een overeenkomst die in november 2023 is gesloten, waarbij gedaagde sub 3 verantwoordelijk was voor de herontwikkeling van deze onroerende zaken. Eisers sub 2 en 4 hebben daarnaast een lening van € 50.000,00 verstrekt aan gedaagde sub 2 en zijn echtgenote, die bedoeld was voor mogelijke planschade. De eisers hebben de overeenkomst ontbonden omdat er geen onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend binnen de afgesproken termijn. Hierdoor willen de eisers niet langer in een onverdeelde boedel zitten met de gedaagden en eisen zij de verkoop van de onroerende zaken.

In het incident vorderen eisers sub 2 en 4 een voorlopige voorziening tot betaling van het geleende bedrag door gedaagde sub 2. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen voldoende belang is voor de toewijzing van deze voorlopige voorziening, aangezien de eisers niet hebben aangetoond dat zij de afloop van de hoofdzaak niet kunnen afwachten. De rechtbank heeft de vordering van eisers sub 2 en 4 afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 792,00. De proceskostenveroordeling is hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat iedere veroordeelde het volledige bedrag kan worden aangesproken. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 10 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/417814 / HA ZA 25-479
Vonnis in incident van 10 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J.S. Bezemer,
eisende partijen in de hoofdzaak,
eisers sub 2 en 4 zijn eisende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: eisers,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W.P.G. Verstappen,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R. Janssen,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. R. Janssen,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
gedaagde sub 2 is verwerende partij in het incident,
hierna samen te noemen: gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende een incidentele vordering
  • de incidentele conclusie van antwoord van gedaagde sub 2.
1.2.
Het incident is gericht tegen gedaagde sub 2. Ten onrechte is ook gedaagde sub 1 door de rechtbank in de gelegenheid gesteld te reageren op de incidentele vordering en heeft dat ook gedaan. De rechtbank zal bij de beoordeling van dit incident daaraan voorbij gaan. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat volgens de dagvaarding kort gezegd om het volgende. Eisers sub 1, 2 en 3 en gedaagden sub 1 en 2 zijn eigenaar van een aantal onroerende zaken. Partijen, behalve eiser sub 4, hebben in november 2023 een overeenkomst gesloten waarin onder andere is afgesproken dat gedaagde sub 3 de onroerende zaken zou herontwikkelen en daar een appartementengebouw en parkeergarage zou bouwen (hierna: de Overeenkomst). Daarnaast hebben eisers sub 2 en 4 een bedrag van € 50.000,00 geleend aan gedaagde sub 2 en zijn echtgenote voor de dekking van mogelijke planschade. Dit bedrag is overgemaakt aan gedaagde sub 3. Volgens eisers hebben eisers sub 1, 2 en 3 geen vertrouwen meer in een normale uitvoering van de Overeenkomst. Eisers sub 1, 2 en 3 willen daarom niet langer in een onverdeelde boedel zitten met gedaagden sub 1 en 2 en willen dat de onroerende zaken worden verkocht. Eisers sub 1, 2 en 3 hebben ook de Overeenkomst ontbonden, omdat niet binnen de termijn van artikel 3 van de Overeenkomst een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend. Omdat er daarom geen planschade meer kan ontstaan, is het doel van de geldlening vervallen. Eisers sub 2 en 4 willen daarom dat het geleende bedrag wordt terugbetaald.
2.2.
Gelet op het voorgaande, vorderen eisers – samengevat – in de hoofdzaak dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat de Overeenkomst is ontbonden door de brief van 24 juni 2025;
gedaagden sub 1 en 2 veroordeelt om mee te werken aan de verkoop van de onroerende zaken en de eigendom aan kopers over te dragen voor een koopprijs van tenminste € 1.762.616,00 k.k., met bepaling dat het vonnis in de plaats komt van de medewerking van gedaagden sub 1 en 2 indien zij gedurende vier weken na overlegging van de koopovereenkomst weigerachtig blijven hun medewerking te verlenen, en onder de verplichting van eisers sub 1, 2 en 3 om de notaris opdracht te verstrekken om de koopsom te verdelen zoals in de dagvaarding staat;
gedaagden sub 2 en 3 hoofdelijk veroordeelt om aan eisers sub 2 en 4 € 50.000,00 te betalen, te verhogen met de wettelijke rente,
gedaagden veroordeelt in de proceskosten.
2.3.
Eisers sub 2 en 4 vorderen daarnaast in het incident dat de rechtbank, zoals de rechtbank begrijpt bij wijze van voorlopige voorziening, gedaagde sub 2 veroordeelt om aan eisers sub 2 en 4 te betalen een bedrag van € 50.000,00 en gedaagde sub 2 veroordeelt in de kosten van het incident. Gedaagde sub 2 voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.4.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer eisers daarbij voldoende belang hebben. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat eisers de afloop van de hoofdzaak niet kunnen afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. De rechtbank zal de provisionele vordering afwijzen, omdat geen van deze omstandigheden zich voordoet en er ook geen sprake is van een andere grond die voldoende belang bij de toewijzing oplevert.
2.5.
Eisers sub 2 en 4 vorderen alvast betaling van de hierboven onder 3 genoemde vordering in de hoofdzaak, maar dan alleen van gedaagde sub 2. Gedaagde sub 2 heeft in de incidentele conclusie van antwoord gemotiveerd betwist dat eisers sub 2 en 4 een vordering op gedaagde sub 2 hebben. Tussen partijen is dus nog in geschil of gedaagde sub 2 gehouden is een bedrag aan eisers sub 2 en 4 te betalen. Het is aan de rechter in de hoofdzaak om daarover te oordelen. Daarnaast hebben eisers sub 2 en 4 niets gesteld waaruit blijkt dat zij de afloop van de hoofdzaak niet kunnen afwachten, zoals gedaagde sub 2 ook als verweer heeft aangevoerd. Eisers sub 2 en 4 stellen dat eiser sub 2 bijna 80 jaar is en het bedrag deels wil gebruiken om samen met de kinderen een mooie reis te maken. Los van de vraag of dit ‘voldoende belang’ is zoals hiervoor bedoeld, blijkt niet dat eiser sub 2 deze kosten vanwege zijn financiële situatie niet zelf zou kunnen dragen.
2.6.
Eisers sub 2 en 4 zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten van het incident (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gedaagde sub 2 worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00
2.7.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt eisers sub 2 en 4 hoofdelijk in de proceskosten van het incident van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.