Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 16 juli 2025, en de rechtbank heeft op 22 augustus 2025 de zitting gehouden. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar was en voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de schending van de redelijke termijn. Daarnaast werd een vordering tot immateriële schadevergoeding van € 10.000,- toegewezen aan het slachtoffer, die ook materiële schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor deze schade en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De uitspraak benadrukte de ernst van het gepleegde feit en de gevolgen voor het slachtoffer.