ECLI:NL:RBOBR:2025:5436

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
01/359932-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in verkeerszaak met letsel door onoplettendheid

Op 29 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 april 2024 in Deurne betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft een fietser aangereden tijdens een inhaalmanoeuvre. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dat moment niet voldoende had gekeken naar tegemoetkomend verkeer, wat leidde tot een aanrijding met de fietser, die hierdoor ernstig gewond raakte. De officier van justitie had primair een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van aanmerkelijke schuld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, dat gevaar op de weg veroorzaakte, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een geldboete van € 1.000 op, subsidiair 20 dagen hechtenis, en besloot geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was vervolgd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.359932.24
Datum uitspraak: 29 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juli 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 april 2024 in de gemeente Deurne, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Esdonk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur te rijden en/of bij het naderen en/of inhalen van een of meer op die weg lopende voetgangers haar snelheid niet te matigen en/of op de linker weghelft te gaan rijden en/of niet voldoende te kijken of er tegemoetkomend verkeer op die weg reed en/of of de weg voor haar vrij was en/of niet voldoende rechts te houden en/of een haar tegemoetkomende fietser over het hoofd te zien en/of die fietser met (nagenoeg) onverminderde snelheid aan te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer gebroken en/of verbrijzelde botten in de heup en/of het bekken en/of het linker dijbeen en/of het linker scheenbeen en/of de linker arm en/of een sleutelbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 24 april 2024 in de gemeente Deurne, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Esdonk, met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur een of meer voetgangers heeft
ingehaald en/of niet voldoende heeft gekeken of er tegemoetkomend verkeer aan kwam en/of of de weg voor haar vrij was en/of een haar tegemoetkomende fietser over het hoofd heeft gezien en/of niet voldoende rechts heeft gehouden en/of die fietser heeft aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De bewijsmiddelen. [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 15 augustus 2025, onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Op 24 april 2024 reed ik naar huis. Ik had net een wandelaar ingehaald en heb toen een stukje verder gereden. Ik wilde vervolgens de volgende wandelaars inhalen. Ik zet de manoeuvre in en toen was er een hele harde klap.
Proces-verbaal FO Verkeer (p. 42 - 46). Voor zover inhoudende:
[p. 44] Op woensdag 24 april 2024 omstreeks 12:52 uur, had op de Esdonk, gelegen buiten de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Deurne in de gemeente Deurne een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dit ongeval was een bestuurster van een personenauto in botsing gekomen met een bestuurder van een fiets. Als gevolg van het ongeval was de fietser gewond geraakt. (...)
[p. 55] 8 Interpretatie en analyse
8.1
Vastgestelde rijrichtingen op basis van het sporenbeeld
De bestuurder van de fiets reed over de rijbaan van de Esdonk, gaande in de richting van de Vloeiweg, komende uit de richting van het Biesdeel. De bestuurster van de BMW reed over de rijbaan van de Esdonk, gaande in de richting van het Biesdeel, komende uit de richting van de Vloeiweg.
8.2
Plaats op de weg
De bestuurder van de fiets reed kort voor het moment van de botsing aan de uiterste rechterzijde van de rijbaan (positie in relatie tot de vermelde rijrichting). De bestuurster van de BMW reed kort voor het moment van de botsing aan de linkerzijde van de rijbaan (positie in relatie tot de vermelde rijrichting).
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (p. 9 - 10). Voor zover inhoudende:
Op woensdag 24 april 2024 liep ik op de Esdonk te Deurne in de richting van Roompot Park De Peel. Ik zag dat een donkerkleurige BMW mij aan de linkerzijde inhaalde. Voor mij liepen nog twee mannen op een afstand van ongeveer 100 meter voor mij.
Proces-verbaal rechter-commissaris Oost Brabant van verhoor getuige [getuige] . Voor zover inhoudende:
Ik liep zelf aan de rechterkant van de weg en de BMW haalde mij aan de linkerkant in. (…) Naar mijn idee liepen de twee voetgangers iets ervoor en was de mevrouw in de BMW alvast aan het voorsorteren om de twee voetgangers in te halen en vandaar dat zij zich alvast aan de linkerkant van de weg begaf. (…)
Ze is niet links blijven rijden nadat ze mij heeft ingehaald. Er was ook nog een afstand met
de twee voorgangers. Ik heb bedoeld te zeggen dat zij mij heeft ingehaald, weer terug is
gegaan naar de rechterhelft en dat zij daarna in mijn optiek weer is gaan voorsorteren om
mijn twee voetgangers in te halen.
Brief Radboud UMC d.d. 24 april 2024 (p. 57 - 59). Voor zover inhoudende:
[p. 57] Onderwerp
[slachtoffer] , geb. [1955]
[p. 59] Conclusie
HET fiets vs auto 60 km/h, waarna
1. Comminutieve fractuur os ileum links, (...)
2. Comminutieve supracondulaire distale femurfractuur links
3. Fractuur proximale tibia en proximale fibula links
4. Verdenking Gustillo graad 2 gecompliceerde crurisfractuur links
5. Bedreigde voet links
6. Laterale claviculafractuur rechts
7. Ulnaschacht fractuur links
Brief Radboud UMC d.d. 5 juni 2025 (p. 60 - 64). Voor zover aanvullend inhoudende:
[p. 61] Linker onderbeen:
8. Laceratie behaarde hoofhuid op 24-4 transcutaan gesloten
(...)
- Linker enkel niet belastbaar ivm aanvullende letsel.
(...)
- Ulna Oefenstabiel; 6 weken onbelast mobiliseren (tot 20-6)
Het oordeel van de rechtbank.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 24 april 2024 met haar auto reed over de rijbaan van de Esdonk in Deurne. Dit betreft een rechte weg met een totale breedte van vier meter en had kort voor de plaats van het ongeval (van links naar rechts), het navolgende profiel; groenberm,
schrikblokken, onderbroken rijbaanmarkering, rijbaan, onderbroken rijbaanmarkering,
schrikblokken, groenberm.. Het was die dag droog en er was daglicht. Verdachte reed niet harder dan de toegestane snelheid van 60 km/h. Er liepen drie voetgangers op de (vanuit haar bezien) rechter weghelft. Verdachte heeft één voetganger ingehaald en wilde de volgende twee voetgangers inhalen. Zij is toen op de linker weghelft gaan rijden om de inhaalmanoeuvre in te zetten en heeft een haar tegemoetkomende fietser niet gezien en aangereden.
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich als deelnemer aan het verkeer zo heeft gedragen, dat het ongeval aan haar schuld te wijten is. Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Schuld in de zin van artikel 6 WVW kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijke onvoorzichtigheid tot roekeloosheid als de zwaarste vorm van schuld.
Verdachte heeft op het moment dat zij de tweede keer een inhaalmanoeuvre maakte onvoldoende gekeken of er tegemoetkomend verkeer aan kwam en de tegemoetkomende fietser over het hoofd gezien, terwijl zij op dat moment deze fietser wel had kunnen zien. Verdachte had de fietser moeten opmerken en haar rijgedrag op de haar tegemoetkomende fietser moeten afstemmen. De rechtbank ziet deze enkele fout echter als een tijdelijk, kort moment, van onoplettendheid. Er zijn geen aanvullende omstandigheden waaruit blijkt dat verdachte onverantwoord reed of dat zij in deze verkeerssituatie extra voorzichtig had moeten zijn. Haar handelen is daarom niet aan te merken als een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. De ondergrens voor schuld in de zin van artikel 6 WVW wordt dus niet bereikt.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 5 WVW te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zo heeft gedragen dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer wordt of kan worden gehinderd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met haar handelen gevaar op de weg veroorzaakt. Door het moment van onoplettendheid heeft verdachte onvoldoende aandacht gehad voor het tegemoetkomend verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Daardoor is zij een inhaalmanoeuvre gaan inzetten, terwijl de verkeerssituatie dat niet toestond. Zij heeft daardoor een gevaarlijke situatie veroorzaakt en is in botsing gekomen met een haar tegemoetkomende fietser.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. subsidiair:
op 24 april 2024 in de gemeente Deurne, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Esdonk, voetgangers heeft ingehaald en niet voldoende heeft gekeken of er tegemoetkomend verkeer aan kwam en of de weg voor haar vrij was en een haar tegemoetkomende fietser over het hoofd heeft gezien en niet voldoende rechts heeft gehouden en die fietser heeft aangereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een taakstraf van 140 uur op te leggen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar voor het primair tenlastegelegde feit.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Meer subsidiair wijst de verdediging op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en verzoekt de rechtbank een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen in geval van een veroordeling. Daarnaast verzoekt de verdediging een ontzegging van de rijbevoegdheid slechts geheel voorwaardelijk op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aan het feit gerelateerde factoren.
Verdachte heeft niet goed gekeken naar het tegemoetkomend verkeer alvorens zij een inhaalactie inzet en heeft hierdoor een verkeersongeval veroorzaakt waardoor een frontale botsing met een tegemoetkomende fietser is ontstaan. Door deze botsing is de fietser ernstig gewond geraakt en de revalidatie van het slachtoffer duurt nog steeds voort, zo blijkt uit het dossier. De verwondingen van het slachtoffer hebben mogelijk tot gevolg dat hij niet terug kan keren naar zijn ouderlijk huis en dat zijn voet mogelijk dient te worden geamputeerd. Het handelen van verdachte, dat heeft bestaan uit een enkel moment van onoplettendheid, heeft dan ook grote gevolgen gehad.
Bij bestraffing van dit soort verkeersfouten speelt de ernst van de fout een grote rol. In zaken zoals deze, waarbij niet te hard is gereden en geen drank of drugs in het spel waren, maar de verkeersfout bestaat uit het zich onvoldoende ervan vergewissen dat de weg voldoende vrij was, wordt doorgaans een geldboete opgelegd, ook als de gevolgen voor andere weggebruikers, zoals ook in onderhavige zaak, aanzienlijk zijn geweest.
Aan verdachte gerelateerde factoren.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat zij er blijk van heeft gegeven dat zij de ernst van het door haar aan het slachtoffer aangedane leed inziet en kampt met een groot schuldgevoel. Verdachte is erg geschrokken van het ongeluk en is ongeveer anderhalf jaar later nog zeer ontdaan. Zij heeft geprobeerd in contact te komen met het slachtoffer, maar dit is niet gelukt. De onzekerheid over de gevolgen voor het slachtoffer heeft een grote impact op haar gehad.
De op te leggen straf.
De rechtbank acht ook in dit geval een geldboete passend en zal deze dan ook opleggen. Voor de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij geldboetes die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van € 1.000,--, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden.
De rechtbank zal geen ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank acht een dergelijke ontzegging niet nodig, aangezien verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is vervolgd en sinds het incident heeft plaatsgehad er geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de straf die door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5, 177 van de WVW.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
T.a.v. subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.

T.a.v. subsidiair:een geldboete van € 1.000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Rinzema, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 29 augustus 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, proces-verbaalnummer PL2100-2024087433, afgesloten op 25 september 2024, aantal pagina’s: 1 tot en met 64. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.