In deze civiele procedure heeft [eiser], een voormalig werknemer, een vordering ingesteld tegen Stagetruck B.V. naar aanleiding van een executoriaal derdenbeslag dat hij heeft gelegd onder Stagetruck. De vordering is gebaseerd op de stelling dat zijn voormalig werkgever, [A] B.V., een vordering heeft op Stagetruck, wat Stagetruck ontkent. De kantonrechter heeft op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan. De procedure begon met een vonnis in een incident van 13 februari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 juni 2025. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stagetruck een derdenverklaring heeft afgelegd waarin zij verklaart dat er geen rechtsverhouding bestaat tussen haar en [A]. [eiser] betwist deze verklaring en stelt dat er wel degelijk een rechtsverhouding is, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Stagetruck, die zijn begroot op € 541,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.