ECLI:NL:RBOBR:2025:536

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
11315959 \ EJ VERZ 24-423
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en billijke vergoeding in arbeidsgeschil tussen broer en zus

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen een broer en zus. De verzoeker, een allround schoonmaker, was op 12 augustus 2024 op staande voet ontslagen door zijn zus, de verweerster, die een schoonmaakbedrijf runt. De verzoeker stelde dat er geen rechtsgeldig ontslag was gegeven, omdat er geen dringende reden was en de ontslagprocedure niet correct was gevolgd. Hij verzocht om een billijke vergoeding, achterstallig loon, en een transitievergoeding. De verweerster voerde aan dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven vanwege verschillende redenen, waaronder werkweigering en drugsgebruik op de werkvloer.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat niet aan de voorwaarden voor een dergelijk ontslag was voldaan. Er was geen dringende reden en de verweerster had niet kunnen aantonen dat de ontslagbrief op de juiste manier was verzonden. De kantonrechter wees het verzoek om een billijke vergoeding toe, maar stelde deze op nihil, rekening houdend met de korte duur van het dienstverband en de omstandigheden van de partijen. De verweerster werd veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 4.447,50 en een transitievergoeding van € 622,65, beide te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer / rekestnummer: 11315959 \ EJ VERZ 24-423
Beschikking van 30 januari 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. D.E. Post,
tegen
[verweerster]h.o.d.n.
[handelsnaam verweerster],
te [plaats] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ en ‘ [verweerster] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 10;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 15;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2024;
- de brief van 14 november 2024 namens [verweerster] ;
- de brief van 14 november 2024 namens [verzoeker] met producties 11 en 12.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1999, is sinds 3 juni 2024 in dienst bij [verweerster] voor bepaalde tijd tot 3 januari 2025. De functie van [verzoeker] is allround schoonmaker met een loon van € 18,02 bruto per uur voor 38 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.
2.2.
[verweerster] voert een schoonmaakbedrijf. Daarbij handelt zij onder de naam van [handelsnaam verweerster] . [verzoeker] en [verweerster] zijn broer en zus.
2.3.
[verzoeker] is op maandag 12 augustus 2024 op staande voet ontslagen.
2.4.
Op vrijdag 9 augustus 2024 stuurt [verzoeker] in een whats-app bericht aan [verweerster] :
‘…Maandag ben ii er niet dus hou r rekening mee
19:36
[A] is thuis
19:36
Weet ik
19:42
En dankjewel
19:42…’.
Op maandag 12 augustus 2024 appt [verweerster] aan [verzoeker] :
‘… [verzoeker] 08:21
Waar bent u 08:22
Hoe voelt u zich 08:22
Kan je zeggen dat [B] het lekker
uitzoekt
10:14
Jullie wisten vrijdag al dag ik miet kwam
l0:14
Heb die aan zich zelf te danken
10:14
Dat zei k al.
10:14
Maar [B] draait lichtelijk door
10:14
Dan stop ik lekker met werken zit
er echt niet mee kan zo bij dir
vader van [C] aan de gang
10:59
[verzoeker]
Hoe laat ben je vrijdag op [adres]
17:40
37 wissels
17:40
Jaaa is goed
17:41
Laat [B] eerst maar een x normaal
tegen me praten en hoe die het nu
verder wilt gaan doen want me
ontslag was al de deur uit volgens hem
17:41
Dat gaat ie zeker vrijdag doen met je
17:41…’.
Op woensdag 14 augustus 2024 appt [verzoeker] aan [verweerster] :
‘…Maaar hoef dus niet meer te
werken bij jullie dan ga ik fie vader
van [C] bellen day die me op
contract ksn zetten en elke dag
aan de gang kan
14:17
Ja kdenk t. Kheb geen idee. Er
ishier van alles gezegd.
14:18
[B] zegt, jou ontslag heeft niks
met t weekend te maken want dat
wisten we maandagavond pas.
15:05
Oke
15:05
Dus heb te maken dat ik maandag
niet kwam
15:05
Terwijl Ie dat vrijdag al wist
15:05…’.
Op donderdag 15 augustus 2024 appt [verzoeker] , onder meer, aan [verweerster] :
‘…Kan je met [B] regelen dat die die
ontslag regelt met wederzijdse
goedvinden dan kan ik me dingen gaan regelen
11:27
Ga niet wachten tot einde van de maand
11:28
Ja dat is goed
11:31
Maar ga even een ww uitkering
aanvragen tot ik zeler ander werk
heb moet toch me rekeneingen betalen
12:26
Ja kweet niet of dat kan
12:27
Jaaa tuurlijk
12:27
Hij moet me op staande voet
ontslaan of met wederzeids goedvinden
12:28
Heb op de app staan dat ik heb
aangegeven dat ik niet kom dus ja
hij heb geen geldige reden
12:28
Op vrijdag 16 augustus stuurt [verweerster] een bericht van haar partner door aan [verzoeker] :
‘Doorgestuurd
Hij kan gwn verder gaan met zijn
carrière bij een ander. Einde van de
maand wordt financiële gedeelte
netjes afgehandeld en per 15
augustus is hij uit dienst. Hij zal
een volledige maand betaald
worden incl alle rechten en minus
zijn verplichtingen.
00:29
Doorgestuurd
Kan je met [B] regelen dat die die
ontslag regelt met wederzijdse
goedvinden dan kan ik me dingen
gaan regelen
00 29
Dat is t antwoord op jou bericht.
00:29
En dan is het klaar en afgesloten.00:30
Okee dankjewel
9:15…’.
2.5.
[verzoeker] heeft vanaf 12 augustus 2024 geen werkzaamheden meer verricht. Op
28 augustus 2024 heeft [verweerster] een bedrag van € 2.500,- aan [verzoeker] overgemaakt onder vermelding van ‘voorschot afhandeling loon en ontslag’.
2.6.
Per [geboortedatum] 2024 heeft [verzoeker] nieuw werk en voert hij als ZZP’er dakdekkerswerkzaamheden uit. [verzoeker] heeft zich daarvoor ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, na het primaire verzoek te hebben ingetrokken:
- werkgever te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW,
tenminste bestaande uit:
a. een bedrag gelijk aan het loon dat werknemer bij voortduring van het dienstverband tot
03 januari 2024 (hierin leest de kantonrechter: 3 januari 2025) zou hebben ontvangen, te weten een totaalbedrag van € 11.860.00 bruto;
b. een bedrag aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging, te weten een bedrag van
€ 4.447,50 bruto;
c. de transitievergoeding ad € 622,65 bruto.
Een totaalbedrag van € 16.930,15 bruto aan billijke vergoeding.
(Meer) subsidiair, voor het geval uw kantonrechter oordeelt dat de werknemer geen recht heeft op een billijke vergoeding:
- werkgever te veroordelen tot betaling van het achterstallige salaris tot aan de datum van
het rechtsgeldig eindigen van het dienstverband;
- werkgever te veroordelen tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige
opzegging ad € 4.447,50 bruto;
- werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ad € 622,65 bruto.
bovenstaande vergoedingen te vermeerderen met de wettelijke rente;
- te bepalen dat bovenstaande vergoedingen door werkgever aan werknemer zullen
worden voldaan binnen een termijn van twee weken na betekening van de in dezen te
wijzen beschikking;
- de werkgever te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten).
3.2.
Volgens [verzoeker] is er geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag (op staande voet). Er is geen dringende reden die een ontslag op staande voet zou rechtvaardigen. Volgens [verzoeker] waren partijen beiden akkoord dat [verzoeker] op 12 augustus 2024 niet zou werken, aangezien hij eerder vrij had gevraagd voor die dag. Verder is niet aan de voorwaarden van een ontslag op staande voet voldaan, aangezien er geen schriftelijk, onverwijld gegeven, ontslagbrief is ontvangen door [verzoeker] . Het geven van een ongeldig ontslag, levert een ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever op, reden waarom [verzoeker] recht heeft op een billijke vergoeding. De billijke vergoeding dient volgens [verzoeker] enerzijds te bestaan uit het salaris over de resterende duur van zijn dienstverband, te weten tot 03 januari 2025, een bedrag van in totaal € 11.860,00 bruto (4x € 2.965,- bruto), te vermeerderen met 8% vakantiegeld. Anderzijds omvat de vordering tot billijke vergoeding een bedrag aan vergoeding wegens
onregelmatige opzegging, te weten een bedrag van € 4.447,50 bruto (loon vanaf 15 augustus 2024 tot [geboortedatum] 2024). Tot slot dient in de billijke vergoeding ook de transitievergoeding van € 622,65 te worden meegenomen, resulterend in een vordering van € 16.930,15.
3.3.
[verweerster] voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. [verweerster] voert aan dat wel degelijk sprake is van een terecht gegeven ontslag op staande voet dat op 12 augustus 2024 aan [verzoeker] is aangezegd mondeling en per whats-app bericht. De ontslagbrief met de daarin opgenomen dringende redenen voor een ontslag op staande voet, is volgens [verweerster] op 15 augustus 2024 aan [verzoeker] per aangetekende post verstuurd. In deze brief zijn de volgende redenen opgenomen voor het ontslag op staande voet:
- Drugsgebruik op de werkvloer, wij hebben jou hier meerdere keren op aangesproken;
- Stelen van geld uit tassen van collega's;
- Werkweigering;
- Niet op komen dagen;
- Stelen van producten van werkgever zoals schoonmaakproducten en Rituals shampoo’s en
handwash;
- Diefstal van 3 hoge druk reinigers.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het op 12 augustus 2024 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat niet aan alle voorwaarden voor een ontslag op staande voet is voldaan. Die voorwaarden zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld meedelen van de reden (artikel 7:677 lid 1 BW). Hierna wordt dit uitgelegd.
Er is geen dringende reden
4.2.
Er is geen dringende reden voor een ontslag op staande voet. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden. Hierna wordt uitgelegd waarom hier geen sprake is van een dringende reden.
4.3.
Uit het whatsappbericht van 12 augustus 2024 van [verweerster] blijkt dat zij aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd dat [verzoeker] op 12 augustus 2024 afwezig is geweest zonder haar voorafgaande instemming.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [verweerster] gestelde gedraging, welke [verzoeker] betwist, niet van een dusdanig gewicht is dat het een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Een ontslag op staande voet is een uiterst middel met ver strekkende gevolgen. [verweerster] had eerst kunnen en moeten kiezen voor een minder zware sanctie dan een ontslag op staande voet, bijvoorbeeld door het geven van een officiële waarschuwing of een loonsanctie.
4.5.
Voor de andere dringende redenen voor het ontslag op staande voet verwijst
[verweerster] naar de brief van 15 augustus 2024. [verzoeker] betwist dat hij deze brief heeft ontvangen. De kantonrechter heeft [verweerster] in de gelegenheid gesteld om het verzendbewijs van de aangetekende verzending van de brief in het geding te brengen, maar dit heeft [verweerster] niet gedaan.
4.6.
Nu niet is komen vaststaan dat de brief van 15 augustus 2024, waar [verweerster] naar verwijst, [verzoeker] heeft bereikt, wordt aan een beoordeling van de andere in de brief benoemde dringende redenen niet toegekomen.
4.7.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat een dringende reden daarvoor ontbreekt. Omdat het ontslag hierdoor niet geldig is, hoeft niet meer te worden beoordeeld of aan de andere voorwaarden voor een ontslag op staande voet is voldaan.
Geen achterstallig loon meer
4.8.
[verzoeker] verzoekt tot betaling van het achterstallig loon tot aan het rechtsgeldig eindigen van het dienstverband. De kantonrechter is van oordeel dat het dienstverband is geëindigd met ingang van 12 augustus 2024. Op 28 augustus 2024 heeft [verzoeker] zijn loon van € 2.500,- ontvangen, gelijk aan een volledig maandsalaris. Er is daarom geen sprake van achterstallig loon. De kantonrechter wijst het verzoek daarom af.
Billijke vergoeding op nihil
4.9.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt.
4.10.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.11.
De kantonrechter ziet aanleiding de billijke vergoeding te bepalen op nihil. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. [verzoeker] was ten tijde van het ontslag 24 jaar oud en zijn dienstverband had nog geen twee en een halve maand geduurd. [verzoeker] heeft per 1 oktober 2024 ander werk. Gegeven de toenemende discussies tussen [verzoeker] en [verweerster] , respectievelijk [verzoeker] en de partner van [verweerster] én de voorafgaande aan het ontslag op staande voet herhaalde expliciet door [verzoeker] kenbaar gemaakte wens om de arbeidsovereenkomst op een zo kort mogelijke termijn met wederzijds goedvinden te beëindigen, is aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst niet veel langer had voortgeduurd, tot uiterlijk 1 september 2024. De kantonrechter heeft voorts in zijn oordeelsvorming betrokken dat het gaat om broer en zus, dat [verweerster] onweersproken heeft verklaard dat zij meerdere jaren geen contact met [verzoeker] heeft gehad, [verzoeker] een lange historie van verslavingsproblemen kent, dat [verweerster] aan [verzoeker] een kans op een nieuwe start heeft willen geven door hem een zeer flexibel dienstverband aan te bieden en hem aldus in staat te stellen naast zijn werk zijn taakstraf uit te voeren, dat [verzoeker] helaas toch weer in zijn oude gewoontes is teruggevallen. Al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden tot het oordeel dat de billijke vergoeding op nihil wordt bepaald.
Gefixeerde schadevergoeding
4.12.
De gevorderde vergoeding ten bedrage van € 4.447,50 bruto wegens onregelmatige opzegging zal als onweersproken worden toegewezen.
Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 12 augustus 2024.
Transitievergoeding
4.13.
Het verzoek om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. [verweerster] is de transitievergoeding verschuldigd en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding. Nu de hoogte van de gevorderde transitievergoeding door [verweerster] niet wordt betwist, zal de kantonrechter [verweerster] veroordelen tot het betalen van een transitievergoeding van € 622,65.
Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 13 september 2024.
Termijn van betalen
4.14.
[verweerster] moet aan [verzoeker] een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding betalen. Het verzoek van [verzoeker] om deze vergoedingen te betalen binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking zal – als onweersproken – worden toegewezen.
Proceskosten
4.15.
Omdat het een juridisch geschil tussen broer en zus betreft is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding, vastgesteld op nihil;
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van € 4.447,50 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te betalen binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 augustus 2024 tot aan de dag van de gehele betaling,
5.3.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van € 622,65 bruto aan transitievergoeding, te betalen binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 september 2024 tot aan de dag van de gehele betaling,
5.4.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.