ECLI:NL:RBOBR:2025:53

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/01/409296 / HA ZA 24-648
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv en 4:148 BW inzake inlichtingen en bescheiden in een nalatenschapskwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 8 januari 2025 een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeit uit een geschil over de afwikkeling van een nalatenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.B. den Hartog, heeft een incidentele vordering ingesteld tegen de gedaagde, die pro se optreedt als executeur van de nalatenschap van de erflaatster. De eiseres vordert inzage in verschillende documenten en inlichtingen die volgens haar noodzakelijk zijn voor de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres al over een aantal van de gevraagde stukken beschikt, waardoor haar vorderingen op dat punt zijn afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde verplicht is om een afschrift te verstrekken van een eerder gegeven antwoord van de rechtbank op een klacht over de bewindvoerder van de erflaatster. De rechtbank heeft de gedaagde ook niet veroordeeld tot het betalen van een dwangsom, omdat er geen aanwijzingen zijn dat zij niet zal voldoen aan de uitspraak. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/409296 / HA ZA 24-648
Vonnis in incident van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.B. den Hartog te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
pro se en in hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflaatster] ,
wonende te [woonplaats] ( [land] ),
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.P.G.M. Schellens -Stoks te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het in geding brengen van inlichtingen en bescheiden,
  • de incidentele conclusie van antwoord,
  • de nadere akte in incident van [eiseres] ,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[erflaatster] (hierna: moeder) en [A] (hierna: vader) zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren: [eiseres] en [gedaagde] .
2.2.
Vader heeft beschikt over zijn nalatenschap bij testament van 4 mei 2007. Dit testament bevat een tweetrapsmaking. Vader heeft tot zijn erfgenamen benoemd:
- zijn echtgenote voor een/honderdste gedeelte en,
- zijn kinderen, gezamenlijk voor het overige gedeelte, te weten negenennegentig/honderdste.
2.3.
Vader is op [overlijdensdatum] 2014 overleden. Moeder, [eiseres] en [gedaagde] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.4.
Op 22 april 2015 heeft moeder bij testament over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft daarbij bepaald dat op haar nalatenschap en de afwikkeling daarvan het Nederlands (erf)recht van toepassing is. Moeder heeft [eiseres] en [gedaagde] als erfgenaam benoemd. Daarnaast heeft zij [gedaagde] als executeur benoemd.
2.5.
Moeder woonde aan de [adres] te [woonplaats] , maar zij is om gezondheidsredenen verhuisd naar zorginstelling [B] in [plaats] . Op 11 november 2021 is moeder onder bewind gesteld. Zij is op [overlijdensdatum] 2022 overleden. Met het overlijden van moeder zijn de vorderingen van [eiseres] en [gedaagde] uit de nalatenschap van vader opeisbaar geworden. [eiseres] heeft de nalatenschap van moeder beneficiair aanvaard en [gedaagde] heeft deze zuiver aanvaard. [gedaagde] heeft de benoeming tot executeur aanvaard.
2.6.
Partijen hebben een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap(pen).
2.7.
In de hoofdzaak vordert [eiseres] – samengevat – verdeling van de nalatenschap(pen) en verklaringen voor recht dat de nalatenschap een vordering heeft op [gedaagde] en dat [gedaagde] haar aandeel daarin aan [eiseres] is verbeurd.

3.De vordering in het incident

3.1.
Primair en subsidiair – zij het op verschillende grondslagen – vordert [eiseres] [gedaagde] , zowel in haar hoedanigheid van erfgenaam als van (voormalig) executeur:
I te veroordelen tot het in het geding brengen van de hierna genoemde inlichtingen en (kopieën van) bescheiden:
a. bankafschriften vanaf 11 september 2023;
b. bijgewerkte boedelbeschrijving;
c. lijst van goederen die er nog zijn;
d. facturen van de advocaat;
e. inzage in de procedure met betrekking tot de bewindvoerder;
f. inzage in de voorgeschoten bedragen;
g. uitvaartkosten;
h. een schilderij van een vaas met bloemen overgelegd als productie 38 (opmerking van de rechtbank: ‘productie 39’ wordt beschouwd als een kennelijke verschrijving);
i. bewijs van verkoop van de sieraden,
II een en ander op straffe van een dwangsom;
III te bepalen dat - indien en voor zover [gedaagde] de gevraagde gegevens niet (meer) tot haar beschikking zou hebben - [gedaagde] die gegevens binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis dient op te vragen en ter beschikking dient te stellen, althans haar medewerking dient te verlenen aan het opvragen van de gegevens, op straffe van een dwangsom, en te bepalen dat, indien het maximum aan dwangsommen is verbeurd, [eiseres] is gemachtigd om de betreffende gegevens zelfstandig (al dan niet namens [gedaagde] ) bij de diverse instellingen op te vragen;
IV te veroordelen in de kosten van het incident.
3.2.
[eiseres] legt daaraan ten grondslag dat ten behoeve van de verdeling vereist is dat [gedaagde] inzage en afschrift verstrekt van alle bescheiden die nodig zijn voor een juiste berekening van de (omvang van de) nalatenschap en de verdeling ervan. [eiseres] heeft diverse malen verzocht om inlichtingen, alsmede om de bijgewerkte boedelbeschrijving en de afschriften. Hoewel inmiddels alle schulden van de nalatenschap zijn voldaan en de executele reeds lange tijd geleden feitelijk tot een eind is gekomen, weigert [gedaagde] tot op heden de gegevens die zij als voormalig executeur tot haar beschikking heeft met [eiseres] te delen. Om die reden heeft [eiseres] recht en belang bij het instellen van de incidentele vordering, primair op grond van de artikelen 4:146 BW, 4:148 BW en 4:151 BW en subsidiair op grond van artikel 843a Rv.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij heeft op 12 juli 2024 de eindrekening en verantwoording afgelegd als executeur. Nadat deze op 23 juli 2024 naar
mr. Den Hartog is gemaild, heeft [gedaagde] niets meer van [eiseres] gehoord. In de
rekening en verantwoording staat op pagina 1 dat onderliggende facturen
beschikbaar zijn op verzoek. Dat verzoek is nooit gekomen. [eiseres] heeft pas in haar
dagvaarding van 8 oktober 2024 om aanvullende documenten gevraagd. Zij heeft geen belang bij haar vorderingen in incident, omdat ze al over de gevraagde informatie beschikt én omdat [gedaagde] de ontbrekende documenten bij incidentele conclusie van antwoord heeft overgelegd. Er is geen enkele reden voor een dwangsom of vervangende medewerking. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Deze zaak heeft een internationaal aspect, omdat [gedaagde] in de [land] woont. De rechtbank oordeelt dat zij op grond van artikel 4 van de Europese Erfrechtverordening [1] bevoegd is, omdat moeder op het tijdstip van haar overlijden haar gewone verblijfplaats had in [plaats] .
4.2.
De rechtbank neemt het volgende tot uitgangspunt. De executeur moet met bekwame spoed een boedelbeschrijving opmaken met inbegrip van een voorlopige staat van schulden (artikel 4:146 lid 2 BW). Artikel 4:148 BW schrijft voor dat de executeur aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen omtrent de uitoefening van zijn taak moet geven. Een executeur wiens bevoegdheid tot beheer van de nalatenschap is geëindigd, is verplicht aan degene die na hem tot het beheer bevoegd is, rekening en verantwoording af te leggen, op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald (artikel 4:151 BW). Onder degene die na de executeur wiens bevoegdheid tot beheer is geëindigd, bevoegd is, zijn behalve een opvolgend executeur begrepen de erfgenamen.
Artikel 843a Rv, de subsidiaire grondslag voor de incidentele vordering, is met ingang van 1 januari 2025 vervallen, maar ingevolge overgangsrecht nog van toepassing omdat deze zaak op die datum al aanhangig was. Op grond van dit artikel kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft (artikel 843a lid 1 Rv).
Vordering I
4.3.
In het licht van het voorgaande zal de rechtbank hierna puntsgewijs ingaan op de door [eiseres] gevorderde afgifte van stukken en inlichtingen.
a. bankafschriften vanaf 11 september 2023
4.4.
[eiseres] maakt ten eerste aanspraak op afgifte van de bankafschriften vanaf 11 september 2023.
4.5.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord in incident de bankafschriften van de betaal- en spaarrekening van moeder bij de ING over de periode van 11 september 2023 tot en met 31 oktober 2024 overgelegd. Zij voert aan dat de overige rekeningen van moeder al eerder waren opgeheven en dat de bankafschriften tot en met 3 januari 2024 ook al zijn meegestuurd bij de eindrekening en verantwoording.
4.6.
[eiseres] heeft voormelde stellingen van [gedaagde] niet weersproken.
4.7.
Gelet op de overgelegde bankafschriften en de onweersproken stellingen van [gedaagde] , heeft [eiseres] geen belang meer bij haar vordering, die daarom zal worden afgewezen.
b. bijgewerkte boedelbeschrijving
4.8.
[eiseres] vraagt daarnaast om een bijgewerkte boedelbeschrijving. Zij stelt dat het van belang is om te weten wat er met de boedel tot op heden is gebeurd en dat [gedaagde] als executeur daarover inzage moet verschaffen.
4.9.
[gedaagde] overlegt een bijgewerkte boedelbeschrijving per 1 november 2024 (productie 2). Zij voert aan dat de nalatenschap nog slechts bestaat uit banksaldi, (betwiste) vorderingen op partijen en onverdeelde sieraden en met name bestek. Het is [eiseres] bekend om welke zaken het gaat, aangezien zij die zaken op 3 oktober 2023 bij mr. [D] heeft afgegeven (productie 3). [gedaagde] wijst erop dat zij [eiseres] onder meer op 1 november 2022, 22 december 2022, 17 mei 2023 en 12 juli 2024 een boedelbeschrijving met onderliggende bewijsstukken zoals bankafschriften heeft gestuurd (zie producties 24, 28, 30 en 35 bij de dagvaarding).
4.10.
Voor zover [eiseres] van mening is dat de bijgewerkte boedelbeschrijving niet voldoet omdat deze geen inzicht biedt in de opbrengsten van de veilingen, volgt de rechtbank haar niet. Uit de door haarzelf overgelegde boedelbeschrijving versie 1-1-2024 (productie 35) is namelijk af te leiden dat de veiling in september 2022 € 3.352,56 heeft opgebracht en de veiling van december 2022 € 175,00. Het onderliggende stuk met specificaties van de geveilde roerende zaken heeft [eiseres] zelf overgelegd als bijlage 1 bij productie 24. Omdat [eiseres] de door [gedaagde] overgelegde bijgewerkte boedelbeschrijving voor het overige niet heeft betwist, wordt aangenomen dat daarmee aan de gevraagde inlichtingen/afgifte is voldaan. Deze vordering zal daarom wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
c. lijst van goederen die er nog zijn
4.11.
[eiseres] vordert ook een lijst van goederen die er nog zijn, voor zover deze niet in de boedelbeschrijving zijn aangegeven. Mogelijk zijn er goederen die buiten de boedelbeschrijving vallen. [eiseres] is van mening dat zij dit stuk nodig heeft om te controleren welke goederen, voor zover nog niet verkocht, nog aanwezig zijn.
4.12.
[gedaagde] verwijst naar de bijgewerkte boedelbeschrijving per 1 november 2024 die zij als productie 2 heeft overgelegd en waarop alleen nog onverdeelde sieraden en met name
bestek staan vermeld. Volgens [gedaagde] zijn deze zaken bij [eiseres] bekend, omdat zij deze op 3 oktober 2023 bij mr. [D] heeft afgegeven (productie 3 van [gedaagde] ). [gedaagde] mist diverse antieke meubelen, zilverwerk, schilderijen, (relatief nieuwe) elektrische bedden, de sta-op-stoel van Meubelzorg, bankstellen, dubbele kledingkast, de splinternieuwe koelkast en relatief nieuwe wasmachine, Friese bel, foto's, Venus van Milo, vintage lampen, porseleinen beelden, postzegelverzameling, muntenverzameling, Menora, diverse foto's en fotoalbums, gehaakt tasje met kraaltjes inleg en tuinmeubilair. Zij heeft [eiseres] en de bewindvoerder diverse malen gevraagd waar al die roerende zaken zijn, maar [eiseres] en de bewindvoerder wijzen naar elkaar en naar [gedaagde] . [gedaagde] weet niet waar die roerende zaken zijn, omdat zij niet bij het leeghalen van het huis van moeder betrokken is geweest.
4.13.
De rechtbank oordeelt als volgt. [gedaagde] heeft in de bijgewerkte boedelbeschrijving de nog te verdelen sieraden en het bestek vermeld. Zij voert aan dat zij geen informatie heeft over andere roerende zaken, omdat zij niet betrokken was bij het leeghalen van het huis van moeder. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de woning van moeder in de zorginstelling [B] leeggehaald. Tussen partijen is dus in geschil hoe het is gegaan met het leegruimen van de woning(en) van moeder (in [plaats] en [plaats] ) en waar bepaalde goederen uit de nalatenschap van moeder zijn gebleven. In dit incident is geen ruimte om daar onderzoek naar te doen. Dit zal – voor zover nodig – in de hoofdzaak aan de orde komen. In dit stadium van de procedure staat niet vast dat er goederen aanwezig zijn die niet in de boedelbeschrijving staan vermeld. De vordering tot het afgeven van een lijst met nog aanwezige goederen is daarom niet toewijsbaar.
d. facturen van de advocaat
4.14.
[eiseres] vordert verder afgifte van kopieën van facturen van de advocaat. Zij heeft er als erfgenaam recht op en belang bij te weten welke werkzaamheden zijn verricht voor de nalatenschap en of er ook werkzaamheden zijn verricht door de advocaat waarin de belangen van [gedaagde] zijn vertegenwoordigd.
4.15.
[gedaagde] heeft als productie 4 de declaraties en specificaties van de advocaat van oktober 2022 tot en met oktober 2024 overgelegd. Zij voert aan dat de declaraties van [C] van oktober 2022 tot en met januari 2023 ook al bij de e-mail van mr. [D] van 14 februari 2023 aan [eiseres] waren verstrekt.
4.16.
Gelet op de overgelegde declaraties en specificaties van de advocaat, die door [eiseres] niet zijn betwist, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij haar vordering tot afgifte daarvan. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
e. inzage in de procedure met betrekking tot de bewindvoerder
4.17.
[eiseres] wil ook inzage in de procedure met betrekking tot de bewindvoerder. Uit een schrijven van de rechtbank van 19 september 2022 blijkt dat [gedaagde] een klacht
heeft ingediend inzake het bewind en mentorschap over moeder. De rechtbank heeft de
klacht afgewezen. [gedaagde] heeft daar, ondanks verzoeken van [eiseres] , niets over meegedeeld. Het is [eiseres] bekend dat [gedaagde] een procedure is gestart tegen de bewindvoerder. Het is [eiseres] niet bekend of die procedure nog loopt. De juridische kosten dienen volgens [eiseres] voor [gedaagde] als erfgename te komen en niet als executeur. De procedure is namelijk onnodig.
4.18.
[gedaagde] voert aan dat er geen sprake is van een procedure tegen de bewindvoerder. [gedaagde] heeft de bewindvoerder aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, maar de
beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [E] Bewindvoering heeft die aansprakelijkheid afgewezen. [gedaagde] legt de mailwisseling over tussen mr. Schellens en de verzekeringsmaatschappij van 31 oktober 2023 tot en met 10 april 2024 in productie 5. Daarna is er geen correspondentie meer geweest.
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] op grond van artikel 4:148 BW recht heeft op informatie over klachten van [gedaagde] over de bewindvoerder van moeder. Zij heeft daar onder meer belang bij omdat, zo begrijpt de rechtbank, de bewindvoerder betrokken is geweest bij het leegruimen van de woning(en) van moeder. [gedaagde] heeft als productie 5 informatie daarover overgelegd, maar daarbij bevindt zich niet het antwoord van de rechtbank van 20 januari 2023 op de ingediende klacht over de bewindvoerder, dat als bijlage bij de e-mail van 10 april 2024 van de verzekeringsmaatschappij is gevoegd. [gedaagde] zal worden veroordeeld om een afschrift van dit stuk aan [eiseres] te verstrekken. Dat er een procedure is gestart tegen de bewindvoerder is – gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] – door [eiseres] onvoldoende onderbouwd.
f. inzage in de voorgeschoten bedragen
4.20.
[eiseres] wenst inzage in de door [gedaagde] voorgeschoten bedragen, omdat het haar onduidelijk is welke bedragen [gedaagde] heeft voorgeschoten. Uit de bankafschriften blijkt duidelijk dat [gedaagde] veel geld naar haar eigen rekening heeft overgemaakt. Hiervan ontbreekt iedere factuur in de rekening en verantwoording.
4.21.
[gedaagde] voert aan dat [eiseres] inzage heeft gehad in de voorgeschoten bedragen en ook de onderliggende facturen in haar bezit heeft. Omdat [gedaagde] [land] ingezetene is, had zij na het overlijden geen toegang tot de ervenrekeningen bij ABN Amro en ING.
Zij heeft daarom tijdelijk de opbrengsten en boedelkosten van de nalatenschap via haar
eigen rekening laten lopen. Mr. [D] heeft op 22 december 2022 een brief gestuurd aan de toenmalige advocaat van [eiseres] , mr. [G] , met daarbij een lijst met bedragen die [gedaagde] vanuit privé heeft voorgeschoten voor de nalatenschap. [gedaagde] legt de mail en de lijst met bedragen over als producties 6 en 7. Een groot deel van de onderliggende facturen zijn op verzoek van [eiseres] op 3 februari 2023 en op 14 februari 2023 aan mr. [G] verstrekt. Dat schrijft [eiseres] zelf ook in onderdeel 3.51 en 3.52 van dagvaarding en dat blijkt ook uit productie 31 bij de dagvaarding. Omdat [eiseres] de facturen heeft, ziet [gedaagde] geen reden om die facturen in deze procedure over te leggen. [eiseres] heeft verder niet concreet gemaakt welke informatie of documenten ze nog meer wil ontvangen.
4.22.
De rechtbank stelt voorop dat [eiseres] er als erfgename recht op heeft om inlichtingen van [gedaagde] te krijgen over de door haar voorgeschoten bedragen. Uit de door partijen in het geding gebrachte producties en de hiervoor vermelde stellingen van [gedaagde] , die [eiseres] niet heeft weersproken, leidt de rechtbank af dat [gedaagde] deze inlichtingen al heeft verstrekt. Dat onderliggende facturen niet bij de rekening en verantwoording maar al eerder aan [eiseres] zijn verstrekt, doet daar niet aan af. Deze vordering zal vanwege gebrek aan belang worden afgewezen.
g. uitvaartkosten
4.23.
[eiseres] stelt dat uit het overzicht van Dela blijkt dat er een bedrag van € 662,00 en een bedrag van € 110,28 zijn overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde] zelf. Zij wil inlichtingen over wat er met deze bedragen is gebeurd.
4.24.
[gedaagde] voert aan dat de teruggaaf van de uitvaartkosten is verrekend met het
bedrag dat zij in de periode na het overlijden van moeder heeft voorgeschoten. Dat is af te leiden uit de lijst die zij als productie 7 heeft overgelegd.
4.25.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de lijst die [gedaagde] als productie 7 heeft overgelegd is vermeld “25-7-2022 Dela (privé ontvangen) €772,28”. [eiseres] heeft de stelling van [gedaagde] dat zij dit bedrag heeft verrekend met door haar voorgeschoten bedragen, niet betwist. Hiervoor onder 4.21 heeft [gedaagde] toegelicht waarom zij inkomsten van de nalatenschap op haar privérekening heeft ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] de gevorderde inlichtingen al heeft verstrekt. Deze vordering zal daarom wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
h. een schilderij van een vaas met bloemen overgelegd als productie 38
4.26.
[eiseres] wenst ook inlichtingen over een schilderij van een vaas met bloemen (zie productie 38).
4.27.
[gedaagde] voert aan dat zij niet weet waar het betreffende schilderij is. Volgens haar is dit mogelijk door [H] in september 2022 geveild. Zij wijst op productie 24 van [eiseres] , bijlage 1, onder kavel [nummer] . [gedaagde] is tot 16 juni 2022 niet op de kamer van moeder in [B] geweest vanwege Covid-19. De woning van moeder
in [plaats] was voor het overlijden al ontruimd door de bewindvoerder en [eiseres] .
4.28.
De rechtbank overweegt als volgt. Kavel [nummer] op de veiling van [H] betreft ‘diverse kunstwerken, w.o. bloemstilleven en twee lezende dames, olieverf op doek gesign. P.P. '81’. [gedaagde] heeft onderbouwd gesteld dat het bloemstilleven mogelijk het schilderij van productie 38 is en dat zij anders niet weet waar dat schilderij is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] de informatie die zij heeft over het schilderij met de bloemen, verstrekt. [eiseres] heeft geen belang meer bij haar vordering en deze zal daarom worden afgewezen.
i. bewijs van verkoop van de sieraden
4.29.
Tot slot vraagt [eiseres] bewijs van verkoop van de sieraden. In het verslag van de rekening en verantwoording staat vermeld dat een deel van de sieraden is toebedeeld aan [eiseres] . [eiseres] heeft echter slechts één armband ter waarde van €400,00 ontvangen uit de nalatenschap. Het is haar niet bekend wat er met de overige sieraden is gebeurd.
4.30.
[gedaagde] voert aan dat [eiseres] vraagt naar informatie die ze zelf als productie heeft overgelegd. De enige bewijsstukken die er zijn van de verkoop van sieraden zijn overgelegd
als bijlage 1 bij de brief van mr. [D] van 1 november 2022. [eiseres] heeft die brief bij dagvaarding overgelegd als productie 24.
4.31.
De rechtbank overweegt als volgt. De bewijsstukken in bijlage 1 van productie 24 bij dagvaarding, waarnaar [gedaagde] verwijst, betreffen de verkoop van sieraden aan [I] op 21 juni 2022 en de veiling van sieraden door [H] in september 2022. Uit de bijgewerkte boedelbeschrijving van 1 november 2024 met toelichting leidt de rechtbank af dat de sieraden die [eiseres] op 3 oktober 2023 heeft ingediend bij de advocaat van [gedaagde] , niet zijn verkocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] voldaan aan haar verplichting om bewijzen van verkopen van sieraden te overleggen. Deze vordering zal daarom wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
Conclusie vordering I
4.32.
Samengevat worden de vorderingen onder a, b, d, f, g, h en i wegens gebrek aan belang afgewezen. De vordering onder c, afgifte van een lijst met goederen die er nog zijn, wordt afgewezen, omdat (nog) niet vast staat dat er nog goederen in de nalatenschap van moeder zijn die niet in de boedelbeschrijving staan vermeld.
4.33.
De vordering onder e is toewijsbaar in de zin dat [gedaagde] aan [eiseres] een afschrift moet verstrekken van het antwoord van de rechtbank van 20 januari 2023 op de ingediende klacht over de bewindvoerder.
4.34.
De rechtbank acht het redelijk om aan de afgifte van voornoemd stuk een termijn van twee weken na betekening van dit vonnis te verbinden.
Dwangsom (vordering II)
4.35.
Voor het toewijzen van de gevorderde veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag aan [eiseres] voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft voornoemd stuk aan [eiseres] af te geven, ziet de rechtbank in dit stadium van de procedure geen aanleiding. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] , mede in aanmerking genomen dat zij al de nodige bescheiden heeft verstrekt, de beslissing van de rechtbank tijdig zal uitvoeren. Van onwil van haar kant is op voorhand niet gebleken.
Vordering III
4.36.
Om bovengenoemde redenen ziet de rechtbank evenmin aanleiding om afzonderlijk te bepalen dat [gedaagde] binnen twee weken na dit vonnis de benodigde gegevens moet opvragen dan wel haar medewerking moet verlenen aan het opvragen van de gegevens. Ook voor de gevraagde machtiging aan [eiseres] om de betreffende gegevens namens [gedaagde] bij diverse instellingen op te vragen, bestaat geen grond.
Proceskosten
4.37.
Gelet op de familierelatie tussen partijen en het onderwerp van het geschil zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] afschrift te verstrekken van het antwoord van de rechtbank van 20 januari 2023 op de ingediende klacht over de bewindvoerder,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.